Dagtekst donderdag 10 februari 2022

De Duivel is naar jullie neergedaald. Hij is woedend, omdat hij weet dat hij nog maar weinig tijd heeft. — Openb. 12:12.

Als een christen zijn eigen geloof heeft versterkt, kunnen Satan en degenen die onder zijn invloed staan niets doen om hem te destabiliseren (2 Joh. 8, 9). We kunnen verwachten dat de wereld ons haat (1 Joh. 3:13). Johannes zegt: ‘De hele wereld ligt in de macht van de goddeloze’ (1 Joh. 5:19). Terwijl het einde van deze wereld dichterbij komt, wordt Satan steeds woedender. Hij gebruikt subtiele methoden om ons aan te vallen, zoals de verlokking van immoraliteit of de leugens van afvalligen. Maar hij zal ook grof geweld gebruiken. Satan weet dat hij nog maar weinig tijd heeft om te proberen onze prediking te stoppen of ons geloof te breken. Het is dus niet zo vreemd dat ons werk in een aantal landen verboden of aan beperkingen onderworpen is. Maar onze broeders en zusters in die landen volharden. Ze bewijzen dat we kunnen overwinnen, wat de goddeloze ook op ons afvuurt! w20.07 24 ¶12-13

De Chinese filosoof Sun Tzu legde in zijn boek “Art of War” (vertaald: de kunst van oorlog) uit dat alle oorlogvoering gebaseerd is op misleiding en hij beschreef in zijn boek de beste misleidende strategieën. Eén van de beschreven tactieken luidt: Wanneer je je dicht bij je vijand bevindt, probeer dan om het te laten lijken alsof je juist ver weg bent. En als je ver weg bent, laat het dan lijken alsof je juist dichtbij bent. Dit principe blijkt ook door Satan heel succesvol te zijn toegepast. Het Wachttorengenootschap beweert dat Satan al in het jaar 1914 uit de hemel is neergeworpen; het lijkt hierdoor dus alsof Satan heel dichtbij is. In werkelijkheid zijn de demonen echter nog helemaal niet uit de hemel neergeworpen. Hun brandende woede zal zijn als een wereldwijde vloed van tirannie en vervolging. Wat een schokkende en verbijsterende verrassing staat de Jehovah’s Getuigen nog te wachten!

Aan de andere kant leert het Wachttorengenootschap ook dat Jehovah’s Getuigen op dit moment al het voorzegde geestelijke paradijs ervaren waarin goddeloosheid niet zou bestaan. Met andere woorden: Hiermee wordt dus de indruk gewekt dat Satan ver van de Jehovah’s Getuigen is verwijderd en dat Satan niet in staat zou zijn om enige invloed uit te oefenen op de organisatie. In werkelijkheid heeft Jehovah het werk van Satan slechts toegestaan om iedereen ertoe te brengen de leugen te geloven dat het Koninkrijk op dit moment al aan de macht zou zijn en ook dat de zuivere aanbidding op dit moment al (eindelijk) zou zijn hersteld.

In de eerste eeuw wist Satan met succes zijn handlangers te positioneren binnen de gemeente in Korinthe. Deze handlangers van Satan vermomden zich als dienaren van rechtvaardigheid. Deze zogenaamde dienaren van rechtvaardigheid waren destijds ongetwijfeld zeer ervaren en behendige Griekse sprekers. Klaarblijkelijk bekleedden deze handlangers van Satan ook een leidende rol binnen de toenmalige Korintische gemeente, vandaar dat de apostel Paulus hen ook op sarcastische wijze de “superapostelen” noemde.

In de periode die onmiddellijk vooraf zal gaan aan de epische verdrijving van Satan en zijn demonen uit de hemel, zal de duivel op dat moment succesvol blijken te opereren binnen de geestelijke tempel van God, door middel van een mens van wetteloosheid. De apostel Paulus verwees naar deze mens van wetteloosheid als “de zoon van vernietiging”. Jezus verwees ook door middel van deze exacte term naar zijn eigen verrader, Judas Iskariot in Johannes 17:12. De mens van wetteloosheid is dus iemand die zichzelf heeft vermomd als een getrouwe en beleidvolle slaaf. Wanneer de Mensenzoon zal komen om te oordelen, dan zal hij op dat moment ook het ware van het valse gaan onderscheiden, oftewel de tarwe van het onkruid.

(Ongetwijfeld betreft de mens van wetteloosheid niet slechts één enkel individu, maar een kleine groep agenten uit de vrijmetselarij.)

Wat betreft de volgende zin uit de bovenstaande dagtekst van het Wachttorengenootschap:

Satan weet dat hij nog maar weinig tijd heeft om te proberen onze prediking te stoppen of ons geloof te breken.”

Hebben de leiders van het Wachttorengenootschap het predikingswerk dan op dit moment al niet eigenhandig gestopt?