Dagtekst vrijdag 22 maart 2024

Jullie verkondigen de dood van de Heer, totdat hij komt. — 1 Kor. 11:26.

We nodigen mensen onder andere voor het Avondmaal uit omdat we willen dat ze, zeker als ze er voor het eerst zijn, te weten komen wat Jehovah en Jezus voor ons hebben gedaan (Joh. 3:16). We hopen dat ze door wat ze zien en horen meer willen leren en Jehovah gaan aanbidden. We nodigen ook personen uit die Jehovah niet meer dienen. Dat doen we om ze eraan te herinneren dat hij nog steeds van ze houdt. Velen reageren positief op onze uitnodiging en we zijn heel blij als ze komen. Op de Gedachtenisviering worden ze eraan herinnerd hoeveel vreugde het ze gaf Jehovah te dienen (Ps. 103:1-4). Wat de reactie van mensen ook is, we doen ons uiterste best ze voor het Avondmaal uit te nodigen, want we weten dat Jehovah geïnteresseerd is in individuen (Luk. 15:7; 1 Tim. 2:3, 4). w23.01 20 ¶1; 22-23 ¶9-11

Als een nieuwsgierige, geïndoctrineerde Jehovah’s Getuige met de apostel Paulus zou kunnen spreken, dan zou die persoon aan hem kunnen vragen naar welke ‘komst’ de apostel hier eigenlijk verwijst. Paulus zou in dat geval natuurlijk geen enkel idee hebben waar deze broeder of zuster het over heeft. Echter is dit voor de Jehovah’s Getuigen wel degelijk een volkomen redelijke vraag om te overwegen, aangezien het Wachttorengenootschap onderwijst dat er sprake zou zijn van ‘meerdere komsten’ van de Heer. Het Wachttorengenootschap beweert bijvoorbeeld dat de boodschapper van het verbond al in het jaar 1914 was gekomen. De boodschapper betreft uiteraard niemand minder dan Jezus zelf. Merk bijvoorbeeld op hoe vaak er verschillende tijdsvormen van het werkwoord “komen” worden gebruikt in het volgende stuk uit de Bijbel: Let op! Ik stuur mijn boodschapper, en hij zal een weg voor mij banen. Plotseling zal de ware Heer, die jullie zoeken, naar zijn tempel komen. En de boodschapper van het verbond zal komen, naar wie jullie verlangen. Hij zal beslist komen’, zegt Jehovah van de legermachten. ‘Maar wie zal de dag van zijn komst doorstaan? Wie zal standhouden als hij verschijnt? Want hij zal zijn als het vuur van een louteraar en als het loog van de wassers. (Maleachi 3:1-2)

Indien het waar zou zijn dat de ware Heer, naar wie de christenen zoeken, al in het jaar 1914 naar zijn tempel zou zijn gekomen, waarom moeten we tot op de dag van vandaag dan nog steeds blijven wachten totdat hij opnieuw terugkomt? Dit is ook een hele eenvoudige en terechte vraag. Het betreft ook zeker geen strikvraag. Toch kan geen enkele Jehovah’s Getuige hier antwoord op geven. Ook geen enkel lid van het Besturende Lichaam is in staat om dit op een redelijke en logische wijze uit te leggen.

Het is opmerkelijk dat Jezus ook over zijn komst sprak in verband met de slaven die hij over zijn huisgezin aanstelde. Merk nogmaals op hoe vaak Jezus sprak over zijn komst: Blijf dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag jullie Heer komt. Maar weet dit: als de huiseigenaar had geweten hoe laat de dief zou komen, zou hij wakker zijn gebleven en niet hebben toegelaten dat er in zijn huis werd ingebroken. Zorg daarom dat je er klaar voor bent, want de Mensenzoon komt op een uur waarop je het niet verwacht. Wie is echt de getrouwe en beleidvolle slaaf, die door zijn meester over zijn huisknechten is aangesteld om hun op het juiste moment hun voedsel te geven? Gelukkig is die slaaf als hij daarmee bezig is wanneer zijn meester komt! Ik verzeker jullie: hij zal hem aanstellen over al zijn bezittingen. (Mattheüs 24:42-47)

Sommige Jehovah’s Getuigen realiseren zich misschien niet dat het Wachttorengenootschap nog niet zo heel erg lang geleden nog leerde dat Jezus in het jaar 1914 als een dief in de nacht zou zijn gekomen en dat dat vermoedelijk ook het moment was waarop de getrouwe slaaf werd beloond en werd aangesteld over alle bezittingen van de meester. In 2013 scheen er echter ineens een nieuw licht en werd de komst van de Mensenzoon verplaatst van het jaar 1914 naar een nog onbekend toekomstig moment. Daarvoor werd de komst van de Mensenzoon ook al een keer eerder door het Wachttorengenootschap gewijzigd van 1874 naar 1914. Maar hoe redelijk is het eigenlijk om te veronderstellen dat de ware Heer en boodschapper van het verbond op dit moment al naar zijn tempel zou zijn gekomen terwijl ons tegelijkertijd ook door het genootschap wordt geleerd dat Christus op dit moment nog steeds niet is gekomen om zijn aangestelde slaven te oordelen? Dit is dan ook niet redelijk om te veronderstellen en daarnaast is het ook niet verstandig. Het is zelfs absurd. En toch wordt dit door de Jehovah’s Getuigen beschouwd als de zuivere waarheid van God. Iedereen die de 1914-doctrine in twijfel trekt, wordt beschouwd als een afvallige.

Voor wat betreft het commentaar van het Wachttorengenootschap op de bovenstaande dagtekst: Het genootschap moedigt actief de Jehovah’s Getuigen aan om uitnodigingen voor de Gedachtenisviering uit te zenden richting degenen die ooit op een eerder moment nog actieve getuigen waren, maar die dat nu niet meer zijn. Dat is natuurlijk fijn. Maar indien het Besturende Lichaam zich echt oprecht zorgen zou maken over het geestelijke welzijn van de groeiende menigte Jehovah’s Getuigen die de organisatie hebben verlaten of die mentaal al uit de organisatie zijn vertrokken, lijkt het passend om eens enkele van de factoren aan te pakken die hebben bijgedragen aan de voortdurende exodus uit de organisatie. Tegelijkertijd weten we ook allemaal dat dit nooit zal gaan gebeuren. De leiders van het Wachttorengenootschap lijken tevreden te zijn met het doormodderen op de ingeslagen weg, in de hoop dat Jehovah hen op het laatste moment zal gaan redden door ervoor te zorgen dat de grote verdrukking teweeg zal worden gebracht. Spoiler: dat zal niet gaan gebeuren. De ware Heer zal namelijk eerst komen om het huis op te schonen. Het is daarom ook geen wonder dat Maleachi de enigszins verontrustende vraag opwierp: Maar wie zal de dag van zijn komst doorstaan? Wie zal standhouden als hij verschijnt?