God liet toe dat David destijds vele beproevingen en ontberingen moest ondergaan. Men zou kunnen veronderstellen dat indien David gewoon een eenvoudige herdersjongen was gebleven, dat zijn leven in dat geval ook veel gemakkelijker voor hem zou zijn geweest. Echter werd hij door Jehovah gezalfd, althans op een symbolische manier. Zijn zalving vond plaats toen de toenmalige rechter van Israël, Samuël, geurige olie op het hoofd van de herdersjongen goot, wat betekende dat hij door God was uitverkoren. Gods geest begon toen op David in te werken, en binnen korte tijd daarna werd hij met een slinger en een steen het slagveld op gedreven, waarna hij oog in oog kwam te staan met de kolossale reus Goliath.

De bron van Davids kracht was dan ook geen geheim. Vlak voordat hij namelijk een steen tegen Goliaths enorme schedel slingerde, maakte hij aan de Filistijn kenbaar dat hij naar hem toe was gekomen in de naam van Jehovah. En daarmee was feitelijk ook alles gezegd.

David werd toen van de ene op de andere dag een nationale held. Vrouwen zongen liederen ter ere van hem. Het ontvangen van Gods gunst luidde eveneens het begin in van een leven onder vele beproevingen en moeilijkheden. Koning Saul werd moorddadig jaloers op David en hij dwong hem om de wildernis in te vluchten en om te leven als een opgejaagde voortvluchtige. Veel van Davids liederen werden gecomponeerd terwijl hij op de vlucht was voor zijn leven.

Door zijn vele bijna-doodervaringen leerde hij steeds meer op Jehovah te vertrouwen. Toen David uiteindelijk zijn troon had veiliggesteld en hij terugkeek op een periode vol met moeilijkheden, componeerde David de dertigste Psalm. In de openingsverzen zong de dichter/koning: Ik zal u prijzen, Jehovah, want u hebt mij omhooggehaald. U gunde mijn vijanden geen plezier om mij. O Jehovah, mijn God, ik riep tot u om hulp en u genas mij. Jehovah, u hebt mij omhooggehaald uit het Graf. U hield me in leven, voorkwam dat ik wegzonk in de kuil. Zing lofzangen voor Jehovah, al zijn loyalen, loof zijn heilige naam, want zijn woede duurt maar een ogenblik, maar in zijn gunst zijn, is voor het leven. ’s Avonds kunnen er tranen komen, maar ’s morgens is er gejuich. (Psalmen 30:1-5)

Ironisch genoeg wekte David pas Jehovah’s woede op nádat hij koning was geworden. Als koning heeft hij meer dan eens misbruik gemaakt van zijn macht en autoriteit. Hoewel God David zijn ernstige zonde vergaf, gaf Hij de koning tegelijkertijd geen vrijstelling van straf. Jehovah had David namelijk ook ter dood kunnen laten brengen vanwege zijn zonde met Batseba en vanwege het feit dat hij haar man in de strijd had laten doden. In plaats van David ter dood te laten brengen spaarde Jehovah hem echter en hield Hij hem in leven, net zoals Hij al vele malen eerder had gedaan toen David op de vlucht was. En zo kon David dus oprecht lofzangen zingen voor zijn God vanwege zijn grote barmhartigheid richting hem.

David ervoer zowel Jehovah’s toorn als zijn barmhartigheid, en daarom schreef de psalmist ook daadwerkelijk vanuit zijn eigen persoonlijke ervaring: Zing lofzangen voor Jehovah, al zijn loyalen, loof zijn heilige naam, want zijn woede duurt maar een ogenblik, maar in zijn gunst zijn, is voor het leven. ’s Avonds kunnen er tranen komen, maar ’s morgens is er gejuich.”

Wat betreft de straf van David: God liet de intriges binnen het paleis van David toe. Deze intriges ontsierden het latere deel van Davids regering. Zijn eigen zoon, Absalom, eigende zich de troon toe en probeerde om David ter dood te brengen. Opnieuw waren Davids vijanden personen die afkomstig waren uit zijn eigen huisgezin, en hij werd daarop gedwongen om het comfort van zijn koninklijke paleis te verlaten en op de vlucht te slaan. Als koning oefende David enorme macht uit, maar toch kon hij niet voorkomen dat zijn eigen zoon hem van de troon wierp. Dezelfde troon die Jehovah aan hem had gegeven.

David had wellicht ook die specifieke ervaring in gedachten toen hij de volgende tekst componeerde: Toen ik nog onbezorgd was, zei ik: ‘Mij zal niets overkomen.’ Jehovah, toen ik uw gunst nog had, maakte u me zo sterk als een berg. Maar toen u uw gezicht verborg, werd ik radeloos.” (Psalmen 30:6-7)

Toen de apostel Paulus eeuwen later aan de Romeinen schreef, herinnerde hij hen evenals ons eraan: Alles wat vroeger is geschreven, is geschreven om ons iets te leren, zodat we door onze volharding en door de troost uit de Schrift hoop krijgen.(Romeinen 15:4)

Jezus waarschuwde christenen nog van tevoren dat ze niet bang moesten zijn zodra ze de beginnende barensweeën zouden ervaren die het begin zullen markeren van het einde van Satans wereld. Uiteindelijk zal de anti-typische stad Jeruzalem verwoest en verlaten worden. Het zal een uitdrukking zijn van Gods oordeel. Daarentegen kan de hemelse stad echter op geen enkele manier worden geschokt door het tumult op aarde. Toch zullen angstaanjagende gebeurtenissen op dat moment de boventoon gaan voeren. Ieders geloof zal op dat moment worden geschud. God zal zijn gezicht gedurende die periode verbergen, wat betekent dat hij gedurende een korte periode niet zal ingrijpen. Degenen naar wie men al die tijd heeft opgekeken als zijnde de woordvoerders van de Hemel zullen op dat moment niet in staat zijn om antwoorden te kunnen bieden. Dat zal het moment zijn waarop Davids gebedspsalm een bijzondere betekenis voor ons zal krijgen: Ik bleef tot u roepen, Jehovah, en ik bleef u om gunst smeken, Jehovah. Wat voor zin heeft het als ik sterf, als ik afdaal in de kuil? Zal het stof u loven? Zal dat vertellen over uw trouw? Luister, Jehovah, en toon mij gunst. O Jehovah, kom mij te hulp. (Psalmen 30:8-10)

Ook schreef David de Messiaanse psalm waarin werd voorzegd dat God de ziel van zijn gezalfde niet in het Graf zou achterlaten. Sterker nog: in Psalm 16:10 staat zelfs geschreven: U zult niet toelaten dat wie loyaal is aan u, de kuil ziet.”

Uiteraard heeft Jezus ‘de kuil’ wel degelijk gezien’. Jezus overleed en hij werd in een grafdoek gewikkeld en in een tombe gelegd. Jehovah stond echter niet toe dat Jezus in het Graf zou worden achtergelaten. Zoals we weten werd Jezus op de derde dag opgewekt tot het eeuwige leven. De overgeblevenen die in eendracht met Christus zullen zijn zodra Hij komt, zullen echter degenen zijn die deze profetische psalm zullen gaan vervullen. Ook al zullen ze door hun vijanden worden gedood, toch zullen ze de ‘kuil’ niet zien. Nee! Zelfs niet voor een nanoseconde. Dat komt omdat ze dan in een oogwenk van vlees zullen veranderen in geest. Daarna zullen zij Jehovah voor eeuwig loven in zijn aanwezigheid.

U wijst me de weg naar het leven. In uw aanwezigheid is uitbundige vreugde, aan uw rechterhand is eeuwig geluk. (Psalmen 30:11)