Opmerking van de Nederlandse vertaler: Dit artikel betreft een vervolg op de eerdere reeks artikelen die in het teken staan van het Bijbelboek Jeremia.


In het 18de hoofdstuk van Jeremia gebood Jehovah zijn profeet om naar de werkplaats van een zekere pottenbakker te gaan die druk bezig was met het werken aan een klomp klei op de pottenbakkersschijf. Het stuk aardewerk dat de pottenbakker aan het vormen was, werd geruïneerd en dus herwerkte hij het stuk tot een andere vorm. Jehovah maakte vervolgens een vergelijking en Hij zei toen het volgende tegen Jeremia: Kan ik met jullie niet hetzelfde doen als deze pottenbakker, huis van Israël?”, verklaart Jehovah. “Kijk, huis van Israël! Zoals de klei in de hand van de pottenbakker, zo zijn jullie in mijn hand. (Jeremia 18:6)

Jehovah God paste de metafoor toe. “Maar als ik spreek over het opbouwen en planten van een volk of een koninkrijk en het doet wat slecht is in mijn ogen en het gehoorzaamt mijn stem niet, dan zal ik van gedachten veranderen als het gaat om het goede dat ik ervoor wilde doen.” Zeg nu alsjeblieft tegen de mannen van Juda en tegen de inwoners van Jeruzalem: “Dit zegt Jehovah: ‘Ik bereid ellende voor jullie en smeed een plan tegen jullie. Keer je alsjeblieft af van je slechte weg, en verander je wegen en je daden.’” (Jeremia 18:9-11)

Als de Pottenbakker ruïneerde Jehovah het project waaraan hij eerder had gewerkt en vervolgens bewerkte Hij de klei tot iets anders. In werkelijkheid liet God Jeruzalem en de tempel volledig verwoesten waarop Hij vervolgens een gelouterd overblijfsel uit Babylon liet terugkeren om de stad en de tempel te herbouwen. De gerepatrieerde Joden zijn daarna ook niet meer verder gegaan met hun eerdere Baäl-aanbidding. Dat was dan ook Gods beoogde doel ter voorbereiding op de komst van de Messias.

De geboorte, het leven, de dood en de opstanding van Jezus veranderden de loop van de geschiedenis. Het vormde het begin van het christelijke tijdperk. Sinds de eerste eeuw van het christelijke tijdperk is God al aan het bouwen aan een geestelijke tempel die is samengesteld uit gezalfde bouwstenen. De volgende epische fase van Gods eeuwige voornemen zal worden ingeluid zodra Christus zal gaan beginnen met regeren als zijnde Jehovah’s aangestelde Koning.

Net zoals Christus ook in de loop van zijn korte bediening op aarde tot tweemaal toe het huis van zijn Vader had geïnspecteerd, zo zal Jezus in de nabije toekomst ook de geestelijke tempel komen inspecteren. We weten nu al dat Jezus de tempel op dat moment niet zal aantreffen zoals het zou moeten zijn. Zo zal de geestelijke natie of het geestelijke koninkrijk dus een vurige zuivering moeten ondergaan. Jehovah bereidt dan ook precies zo’n soort ramp voor. Hij smeedt een plan tegen Zijn eigen volk.

Oorspronkelijk gaf Jehovah Babylon de opdracht om te dienen als Zijn smeedhamer om daarmee de volken te verpletteren. Babylon vormt een voorafschaduwing van de achtste koning die binnenkort zal opstaan. Hoe kunnen wij hier zeker van zijn? Het Bijbelboek Habakuk bevestigt dat de Chaldeeër het laatste koninkrijk vertegenwoordigt. Habakuk kreeg een visioen gepresenteerd: Want het visioen wacht nog op de vastgestelde tijd, het haast zich naar zijn einde en het zal niet liegen. Ook al zou het op zich laten wachten, blijf ernaar uitkijken! Want het zal beslist uitkomen. Het zal niet te laat komen! (Habakuk 2:3)

Het visioen had betrekking op de Chaldeeër die volkeren onteigent en uitroeit. De razernij van de Chaldeeër zal God uitlokken om hierop te reageren. Uit de wijze waarop dit in het 3de hoofdstuk van Habakuk staat opgetekend blijkt duidelijk dat het zal worden vervuld door middel van de manifestatie van Christus. Zijn majesteit bedekte de hemel, de aarde was vervuld met zijn lof. Zijn glans was als het licht. Twee stralen schoten uit zijn hand, waarin zijn kracht verborgen was. De pest ging voor hem uit, brandende koorts volgde hem op de voet. Hij stond stil en schudde de aarde. Met één blik liet hij volken opspringen. De eeuwige bergen werden verbrijzeld, de oeroude heuvels bogen zich neer. De paden van lang geleden zijn van hem. (Habakuk 3:3-6)

God verklaarde met betrekking tot de genocidale samenzwering dat zelfs wanneer men ervan zou horen, dat ze het dan nog steeds niet zouden geloven. Het betreft dan ook iets ongelofelijks. Dat is dan ook de aard van het plan dat Jehovah tegen de goddeloze natie smeedt.

Habakuk zei het volgende over de Chaldeeën: Ze zijn allemaal uit op geweld. Hun verzamelde gezichten zijn als de oostenwind en ze rapen gevangenen bijeen als zand. (Habakuk 1:9) In Jeremia 18:17 spreekt Jehovah God op vergelijkbare wijze: Ik zal ze als een oostenwind verstrooien voor de vijand. Op de dag van hun ellende zal ik ze de rug toekeren en mijn gezicht niet laten zien.

Jeremia’s boodschap werd afgeleverd. De Joodse leiders reageerden hierop: Toen zeiden ze: ‘Kom, laten we een complot smeden tegen Jeremia, want onze priesters zullen altijd beschikken over de wet, de wijze mannen over de raad en de profeten over het woord. Kom, laten we ons tegen hem uitspreken en niet luisteren naar wat hij zegt. (Jeremia 18:18)

Het was absoluut een strijd tussen Jeremia, die namens Jehovah sprak, en het Joodse establishment dat veronderstelde dat ze de bewaarders waren van de waarheid terwijl ze tegelijkertijd pretendeerden dat ze de beoefenaars waren van zuivere aanbidding. Vanwege het complot dat tegen Jeremia werd gesmeed, teneinde hem te doden, capituleerde Jeremia en verzocht hij God om zijn oordeel te voltrekken jegens zijn tegenstanders: Heb toch aandacht voor mij, o Jehovah, en luister naar wat mijn tegenstanders zeggen. Mag je goed met kwaad vergelden? Want ze hebben een kuil voor me gegraven. Maar bedenk dat ik voor u stond om een goed woord voor ze te doen, om uw woede van ze af te keren. Tref hun zonen daarom met hongersnood, lever ze over aan de macht van het zwaard. Laat hun vrouwen van kinderen beroofd worden en weduwen worden. Laat hun mannen sterven aan dodelijke ziekten en hun jonge mannen in de strijd sneuvelen door het zwaard.” (Jeremia 18:19-21)

Net zoals het oude Joodse establishment van weleer, is ook het Wachttorengenootschap gewaarschuwd. Zo presenteerde ik al vanaf het jaar 1997 diverse essays aan verschillende leden van het Besturende Lichaam evenals aan diverse afdelingshoofden binnen de Wachttoren-organisatie. Deze essays gingen over het onderwerp omtrent de profetie van Joel. Nadat ik gedurende een aantal jaar daarna alsmaar geen reactie kreeg, begon ik vervolgens ook artikelen te publiceren op het internet die eveneens dieper ingingen op deze profetie van Joel. Na inmiddels meer dan 20 jaar blijkt nu eindelijk dat mijn boodschap is aangekomen bij het Wachttorengenootschap. Hun reactie werd in het jaar 2020 gepubliceerd in een Wachttoren-studieartikel dat was getiteld “Een aanval uit het noorden!”

Eindelijk! Het heeft lang geduurd maar uiteindelijk heeft het Wachttorengenootschap toch hun absurde interpretatie overboord gegooid waarbij het Genootschap altijd heeft onderwezen dat het vernietigende sprinkhanenleger de vredelievende Jehovah’s Getuigen zou symboliseren. Op het eerste oog zou dit kunnen lijken op een dageraad van nieuw licht. Echter, schijn bedriegt. Ondanks het feit dat de aanval van de noorderling een voorbode betreft van de vrees-inboezemende dag van Jehovah en daarnaast ook nog het feit dat de titel van het betreffende artikel aangeeft dat er in de toekomst een aanval zal plaatsvinden, hebben de profeten van Bethel, ondanks dit alles toch nog verklaard dat het Bijbelboek Joël geen enkele toepassing heeft op onze moderne tijd. Ondanks het feit dat Babylon in de gehele profetie van Joël helemaal niet eens wordt genoemd, geeft het Wachttorengenootschap in paragraaf 17 toch nog de volgende verklaring:

“Wat is er veranderd? We hebben nu een beter begrip van de profetie in Joël 2:7-9. Eenvoudig gezegd gaan die verzen niet over onze ijverige prediking maar over de aanval op Jeruzalem door het leger van Babylon in 607 v.Chr.”

Zoals destijds bleek uit de reactie van de Joden op Jeremia’s boodschap, zo hebben ook de priesters en profeten van Bethel er geen aandacht aan besteed. Ze houden zichzelf voor de gek door zich wijs te maken dat ze zullen zegevieren door de profetie betekenisloos te maken door deze op zo’n manier te interpreteren dat deze profetie wordt weggeredeneerd tot loutere irrelevantie. Echter zal binnenkort duidelijk gaan worden dat ze hierin niet zullen slagen. Jehovah heeft namelijk een plan tegen hen gesmeed. En zéér binnenkort zullen ook het zwaard, de hongersnood en de pestilentiën komen die de markering zullen vormen van het feit dat het besluit eindelijk is genaderd en dat het oordeel eindelijk zal zijn begonnen.

Ik ben het dan ook ten zeerste eens met de slotwoorden van Jeremia: Maar u, o Jehovah, kent al hun plannen om mij te doden heel goed. Bedek hun fouten niet en wis hun zonde die voor u is niet uit. Laat ze voor u struikelen als u in uw woede tegen hen in actie komt. (Jeremia 18:23)