Opmerking vertaler:  Het eerste deel van dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd op 26 februari 2015. Het artikel is daarnaast ook nog voorzien van meer recent aanvullend commentaar op de dagtekst van het Wachttorengenootschap van maandag 20 mei 2024.


VRAAG VAN EEN LEZER: Aangezien het oordeel begint bij het huis van God (1 Petrus 4:17), en aangezien er op een gegeven moment daarna de oproep uitgaat aan Gods volk om uit Babylon de Grote te komen (Jeremia 51:45; Openbaring 18:4), indien zij geen deel van haar plagen wensen te ontvangen (Openbaring 18:21), op welke manier zouden we dan kunnen verwachten dat Jehovah’s Getuigen in gevangenschap zullen gaan/zijn onder Babylon de Grote?

ANTWOORD:

In het zeventiende en achttiende hoofdstuk van Openbaring maken we kennis met de hoer die Babylon de Grote wordt genoemd. Een aanzienlijk deel van deze twee hoofdstukken concentreert zich echter vooral op het scharlakengekleurde beest waarop de hoer zit. Dat betreft dan ook een belangrijk detail dat hier opgemerkt moet worden.

In het 51ste hoofdstuk van Jeremia (aangehaald in de vraag van de lezer) en ook in het 47ste en 48ste hoofdstuk van Jesaja vinden we Gods oordeel tegen Babylon en haar valse goden. Interessant is dat bepaalde zinsneden die in deze Hebreeuwse profetieën voorkomen, later ook door Johannes werden gebruikt bij het schrijven van Openbaring. Door middel van zowel Jeremia als Jesaja krijgt Gods volk bijvoorbeeld de opdracht om Babylon te verlaten.

Wat opmerkelijk is, is dat de Joden fysiek gevangen zaten in Babylon. Jeruzalem werd verwoest door Nebukadnezar en al zijn inwoners gingen vervolgens in ballingschap naar het land Babylonië. Maar de overlevenden en hun nakomelingen waren alleen gevangen onder de religie van Babylon in de zin dat het er toen op leek dat Marduk en Nebo en de andere Babylonische godheden sterker leken dan Jehovah God, aangezien Hij schijnbaar niet in staat was om Jeruzalem te beschermen. En uiteraard waren ze toen ook niet in staat om hun eigen religie te praktiseren, omdat daarvoor een tempel nodig was en alles wat daarmee samenhangt. Het bevel om uit haar weg te vluchten kwam tot stand toen Cyrus het Chaldeeuwse koninkrijk omver wierp. De Israëlieten vertrokken toen als groep, net als bij de uittocht uit Egypte duizend jaar daarvoor.

Het belangrijke punt om hier in gedachten te houden is dus dat Babylon de Grote, het symbolische figuur, nauw verbonden is met de achtste koning – tenminste totdat het beest haar vernietigt.

Helaas is echter gebleken dat het Wachttorengenootschap de profetieën heeft verminkt en hun betekenis heeft verdoezeld, waardoor het belang ervan tot iets nietigs is gemaakt.

Om dit punt aan te tonen wordt gezegd dat het zevenkoppige, scharlakengekleurde beest waarop de hoer rijdt, een geheel ander beest zou zijn dan het zevenkoppige beest dat elders in Openbaring wordt afgebeeld. Het is echter duidelijk dat het alleen anders is omdat het de achtste koning vertegenwoordigt, die voortkomt uit de eerdere zeven. Het Wachttorengenootschap veronderstelt echter dat er twee symbolische zevenkoppige beesten naast elkaar zouden bestaan.

Terwijl Jehovah’s Getuigen geloven dat het scharlakengekleurde beest dat uit de afgrond tevoorschijn komt de Verenigde Naties zou symboliseren, die zogenaamd zou zijn voortgekomen uit een met de dood te vergelijken toestand, toen destijds de Volkenbond werd ontbonden, zou het zevenkoppige beest uit de afgrond dat oorlog voert tegen Gods dienaren het door Anglo-Amerikanen geleide beest zijn dat uit de afgrond van de zee oprijst. Omdat de Hebreeuwse Geschriften de zee een “afgrond” noemen, heeft het Wachttorengenootschap twee totaal verschillende betekenissen verzonnen voor precies dezelfde term die in Openbaring wordt gebruikt in verband met het symbolische zevenkoppige beest.

Daarnaast heeft het Wachttorengenootschap ook nog een uitgebreide mythe verzonnen die verband houdt met de periode 1914-1918. Dat zou volgens hen ook vermoedelijk het moment zijn geweest waarop deze woorden in vervulling zouden zijn gegaan: Als ze klaar zijn met hun getuigenis, zal het wilde beest dat uit de afgrond opstijgt, oorlog tegen ze voeren en ze overwinnen en doden. Hun lijken zullen op de brede straat liggen van de grote stad die in figuurlijke zin Sodom en Egypte wordt genoemd, waar ook hun Heer aan een paal werd gehangen. (Openbaring 11:7-8)

Het is voor mij niet nodig om hier nogmaals te wijzen op de voor de hand liggende absurditeit van deze interpretatie van het Wachttorengenootschap, aangezien de gehele 1914-doctrine al vele malen uitgebreid door mij is ontmanteld. De eenvoudige opmerking is voldoende wanneer we opmerken dat er staat geschreven dat het beest dat uit de afgrond opstijgt, oorlog voert tegen de twee gezalfde getuigen, hen overwint en hen doodt. Dit beest uit de afgrond betreft niemand minder dan de achtste koning. Het opstijgen uit de afgrond betekent dat het beest zich herstelt van de schijnbaar fatale zwaardslag tegen een van zijn koppen. Dit betreft een toekomstige gebeurtenis die de ineenstorting van het Anglo-Amerikaanse samenstel uitbeeldt, evenals het opleggen van een zogenaamde tirannieke nieuwe wereldorde.

Openbaring onthult geleidelijk nog meer details, wat de reden is dat het elfde hoofdstuk het beest niet afbeeldt als scharlakenrood van kleur, noch dat er een hoer op zit. Maar zodra de foute redenering van het Wachttorengenootschap omtrent 1914 en alle daaraan verbonden nonsens opzij worden gezet, zullen de toekomstige gebeurtenissen pas duidelijker in beeld komen.

Wat betreft het gebod om ‘uit haar weg te gaan, mijn volk’, zal blijken dat Gods volk net zoals het geval was in het oude Babylon, onderdrukt zal worden en meedogenloos zal worden vervolgd door Satans koninkrijk. Daarnaast zal ook blijken dat het samenstel van valse religie deel zal uitmaken van die onderdrukking. En de Wachttoren-organisatie zal dan eveneens deel gaan uitmaken van dat systeem.

Het moment waarop Gods volk uit haar weg dient te gaan zal samenvallen met het walgelijke ding dat op de plek staat waar het niet hoort te staan. Gods volk zal uit haar weggaan door het merkteken van het beest te weigeren en door te vluchten van wat er op dat moment nog over zal zijn van het Wachttorengenootschap en door het dan regerende Koninkrijk van Christus te aanvaarden.


RECENT AANVULLEND COMMENTAAR N.A.V. DE DAGTEKST:

Dagtekst maandag 20 mei 2024

Op jou zal Jehovah schijnen. — Jes. 60:2.

Is de profetie over het herstel van de zuivere aanbidding ook op ons van toepassing? Absoluut! Sinds 1919 zijn miljoenen mensen bevrijd uit hun gevangenschap in Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie. Ze zijn geleid naar een plek die veel beter is dan het beloofde land van Israël. Ze zijn geleid naar een geestelijk paradijs (Jes. 51:3; 66:8). Sinds 1919 leven de gezalfden in een geestelijk paradijs. Na verloop van tijd zijn ook personen met een aardse hoop, de ‘andere schapen’, dit geestelijke land binnengegaan. Daar genieten ze van Jehovah’s overvloedige zegeningen (Joh. 10:16; Jes. 25:6; 65:13). Het geestelijke paradijs waarin ze wonen bestaat overal ter wereld. Waar je ook op aarde woont, je bevindt je in het geestelijke paradijs zolang je de ware aanbidding actief ondersteunt. w22.11 11-12 ¶12-15

De waanvoorstelling die Jehovah’s Getuigen momenteel in haar greep heeft, is bijzonder krachtig. Deze hypnose wordt voortdurend door het Wachttorengenootschap bekrachtigd met commentaren zoals die in de bovenstaande dagtekst staan.

Jehovah’s Getuigen vertoeven op dit moment nog helemaal niet in een geestelijk paradijs. Die leer is ook geheel ontkracht, maar het Wachttorengenootschap kiest er desondanks toch voor om leugens te blijven onderwijzen. Ze veranderen de definitie van wat zij ‘geestelijk paradijs’ noemen. Terwijl de profetieën een toestand uitbeelden waarin er in dit geestelijke paradijs geen enkele sprake zal zijn van de aanwezigheid van roofdieren en goddeloze mensen, leert het Wachttorengenootschap daarentegen dat het ‘geestelijke paradijs’ enkel zou betekenen dat het zou gaan om een religie waarin iedereen hetzelfde gelooft.

Wat betreft het fragment van het vers dat door het Wachttorengenootschap in de bovenstaande dagtekst wordt gebruikt, zegt Jesaja 60:2 in de context: Want kijk, duisternis zal de aarde bedekken en dikke donkerheid de volken. Maar op jou zal Jehovah schijnen en op jou zal zijn pracht te zien zijn.

Visualiseer hier eens het contrast: duisternis en donkerheid omhullen de natiën, terwijl de pracht van Jehovah slechts op bepaalde mensen te zien zal zijn. Een dergelijke toestand deed zich ook voor tijdens de tien plagen die over Egypte kwamen. De negende plaag bracht drie dagen lang duisternis over het land. Jehovah zei dat de duisternis zo groot was dat het kon worden gevoeld. Maar de huizen van de Hebreeën hadden echter wel licht. Jehovah maakte hiermee duidelijk dat Hij in staat is om een Egyptenaar van een Israëliet te onderscheiden. Die negende plaag bracht letterlijke duisternis over Egypte, echter spreken de profetieën over een symbolische duisternis die de wereld zal omhullen. Zijn dit dan de duistere dagen waarover door middel van de profeten werd gesproken? Nee, nauwelijks.

Het is interessant om op te merken dat Jehovah lang na de exodus uit Egypte opnieuw duisternis over Egypte bracht, maar dan op symbolische wijze. Ezechiël 32:7-10 zegt: “Als jij wordt uitgedoofd, zal ik de hemel bedekken en de sterren verduisteren. De zon zal ik met wolken bedekken en de maan zal geen licht geven. Ik zal alle stralende hemellichten verduisteren vanwege jou en ik zal je land bedekken met duisternis”, verklaart de Soevereine Heer Jehovah. “Ik zal het hart van veel volken verontrusten als ik gevangenen uit jou naar andere volken breng, naar landen die je niet kent. Ik zal veel volken met ontzag vervullen. Hun koningen zullen vanwege jou sidderen van angst als ik mijn zwaard voor hun ogen heen en weer zwaai. Ze zullen voortdurend beven en vrezen voor hun leven op de dag van jouw val.”

Jezus gebruikte eveneens dezelfde symboliek in verband met de grote verdrukking toen hij zei dat de zon duister zou worden en de maan geen licht meer zou geven. Zelfs het Wachttorengenootschap erkent dat deze profetie in Ezechiël van toepassing is op Gods oordeel over Satans samenstel in de tijd van het einde. De profeten van Bethel begrijpen echter niet dat Egypte Amerika symboliseert. Ze leggen geen verband met het ‘Egypte’ dat in de tijd van het einde door de koning van het noorden wordt onderworpen. Ze begrijpen niet dat de dodelijke wond tegen de zevende kop van het beest tot op heden nog steeds niet heeft plaatsgevonden. Het Wachttorengenootschap heeft met hun eigen interpretatie ervoor gezorgd dat Gods oordelen zijn geneutraliseerd en tot iets onbelangrijks zijn gemaakt. Maar helaas voor hen zullen ze absoluut zeker moeten weten dat Gods woord uiteindelijk zal zegevieren. Het zal hun aandacht zeker niet ontgaan wanneer de grootste natie op aarde een plotselinge, catastrofale ineenstorting ondergaat. Zodra alles waar we tot op heden van hebben kunnen genieten en wat dit leven mogelijk heeft gemaakt, plotsklaps tot stilstand komt, zullen jullie pas weten waar Jehovah het over had toen Hij voorzei dat duisternis en dikke donkerheid de natiën der aarde zouden bedekken.

Tot die tijd zullen de Jehovah’s Getuigen doorgaan met het veronderstellen dat ze op dit moment al vertoeven in hun fantasielandparadijs. Maar Jehovah’s dag nadert snel. Die dag is dichtbij en haast zich!