Dagtekst zondag 30 juli

God houdt van mensen die met vreugde geven. — 2 Kor. 9:7.

Je aanbidt Jehovah als je het Koninkrijkswerk met je donaties ondersteunt. De Israëlieten mochten niet met lege handen voor Jehovah verschijnen (Deut. 16:16). Ze moesten een materiële gave meenemen naargelang van hun mogelijkheden. Zo konden ze waardering tonen voor alles wat Jehovah voor ze deed. Hoe kunnen wij uiting geven aan onze liefde voor Jehovah en onze waardering voor alle geestelijke voorzieningen? Onder andere door naargelang van je mogelijkheden de plaatselijke gemeente en het wereldwijde werk financieel te ondersteunen. Paulus zei het zo: ‘Als de bereidheid er is, wordt het graag aanvaard — maar naar wat je hebt, niet naar wat je niet hebt’ (2 Kor. 8:4, 12). Jehovah waardeert alles wat je vanuit je hart geeft, al is het nog zo weinig (Mark. 12:42-44). w22.03 24 ¶13

Dan nu even een paar opmerkingen over de context waarin God een vreugdevolle gever liefheeft: De apostel Paulus deed zijn werk namens een hulpbediening ten behoeve van de heiligen en dan in het bijzonder degenen die getroffen waren door de hongersnood in Judea. Paulus zelf, die de meest vooraanstaande apostel en schrijver was en die ongeveer de helft van het zogenaamde Nieuwe Testament voor zijn rekening nam, bezat net zoals Christus geen vaste thuisplek. Hij reisde constant rond en hij woonde her en der op verschillende locaties bij diverse broeders. Hij werkte zodra hij geld nodig had door bij te verdienen als tentenmaker, die hij blijkbaar verkocht. Hij droeg zijn eigen lasten, zelfs tijdens zijn volletijd-dienst, zoals Jehovah’s Getuigen dat heel mooi noemen.

Vóórdat er sprake was van de ontwikkeling van computers en het internet was het ook absoluut begrijpelijk dat er faciliteiten van het hoofdkantoor nodig waren om het werk te kunnen organiseren en om ervoor te zorgen dat er onderling dienovereenkomstig kon worden gecommuniceerd e.d.

Tegenwoordig is dat echter steeds minder nodig. Zelfs grote bedrijven hebben vandaag de dag externe werknemers in dienst die veelal vanuit huis werkzaam zijn en blijkbaar komt het werk ook nog steeds gewoon af. Maar wat is dan de rechtvaardiging voor de bruisende en grootschalige faciliteiten zoals die in Warwick en in andere Bethel-campussen over de hele wereld bestaan? Ik weet bijvoorbeeld dat het Wachttorengenootschap gebruik maakt van vele externe medewerkers, en dan met name op het gebied van vertalingen. Waarom zou men dan miljoenen Jehovah’s Getuigen een extra zware last op hun schouders leggen door een Besturend Lichaam te financieren en te onderhouden die zelf als koningen leven? Het doet eerlijk gezegd een beetje denken aan de berisping van de apostel Paulus richting de Korinthiërs: Zijn jullie al verzadigd? Zijn jullie al rijk? Zijn jullie al als koningen gaan regeren zonder ons? (1 Korinthiërs 4:8)