Dagtekst zondag 5 november

Dit volk nadert mij met hun mond en ze eren mij met hun lippen, maar hun hart is ver van mij. — Jes. 29:13.

De discipelen van Johannes de Doper waren verbaasd dat Jezus’ discipelen niet vastten. Jezus legde uit dat ze geen reden hadden om te vasten zolang hij nog leefde (Matth. 9:14-17). Toch werd Jezus door de farizeeën en andere tegenstanders veroordeeld omdat hij hun gebruiken en tradities niet overnam. Ze werden kwaad toen hij op de sabbat zieken genas (Mark. 3:1-6; Joh. 9:16). Aan de ene kant beweerden ze vol trots dat ze de sabbat eerden. Aan de andere kant vonden ze het geen probleem dat er zaken werden gedaan in de tempel. Toen Jezus dat veroordeelde, waren ze woest (Matth. 21:12, 13, 15). En de aanwezigen in de synagoge van Nazareth werden woedend toen Jezus met voorbeelden uit hun geschiedenis hun egoïsme en gebrek aan geloof aan de kaak stelde (Luk. 4:16, 25-30). Velen namen aanstoot aan wat Jezus deed omdat het afweek van wat ze hadden verwacht (Matth. 11:16-19). w21.05 5-6 ¶13-14

Geestelijke blindheid is iets dat absoluut bestaat. De Joodse religieuze leiders in de tijd van Jezus werden er dusdanig door getroffen dat ze werden ontmaskerd als vijanden van de God die zij beweerden te vereren. Ironisch genoeg was de religie van de joden ook de ware religie, althans in die tijd. Jezus was ook een Jood. Hij volgde getrouw de wet. Jezus was zelf aanwezig bij de verschillende festivals in Jeruzalem en hij woonde ook de bijeenkomsten bij in de plaatselijke synagoge. Maar Jezus wist daarnaast ook heel goed dat het de ware plicht van een Jood was om God lief te hebben met geheel zijn geest, hart en ziel. Dat was dan ook precies datgene waarin de Farizeeën tekortschoten. Ze hielden zich eenvoudigweg alleen maar bezig met de formaliteiten rondom de religie zelf en niet met het geestelijke aspect ervan.

De profetie van Jesaja waaruit de bovenstaande dagtekst van het Wachttorengenootschap citeert, is niet gericht tegen de Farizeeën en zelfs niet tegen de Joden. Het heeft namelijk te maken met christenen; en dan met name de christenen die tijdens de periode van het besluit in leven zullen zijn op het moment dat Christus naar de aarde terugkeert. Dat blijkt ook heel duidelijk uit de openingswoorden van het 29ste hoofdstuk. In cryptische vorm verklaart Jehovah het volgende: Wee A̱riël, A̱riël, de stad waar David zijn kamp opsloeg! Laat jaar na jaar voorbijgaan, laat de kringloop van feesten doorgaan. Maar ik zal ellende brengen over A̱riël, er zal gerouwd en gejammerd worden. Ze zal voor mij worden als de vuurhaard van Gods altaar. Ik zal je aan alle kanten belegeren, ik zal je insluiten met een palissade en belegeringswerktuigen tegen je opstellen.” (Jesaja 29:1-3)

De stad waar David zijn kamp had opgeslagen was Jeruzalem. Koning David veroverde deze stad op de Jebusieten en maakte het tot de hoofdstad van het Israëlitische koninkrijk. Jezus kwam eveneens naar Jeruzalem en hij werd toen geprezen als de Koning van Israël. Vervolgens werd Jezus buiten de muren van Jeruzalem vermoord en het christendom werd geboren in een bovenkamer in Jeruzalem en werd daarna het hoofdkwartier van de apostelen van Christus. Zoals ik al vele malen heb benadrukt, betreft Jeruzalem daarom het perfecte symbool voor ‘de gemeente van Christus’.

Jezus voorzei ook dat Jeruzalem belegerd zou worden en omringd zou worden door een omheining van puntige houten palen, zoals in Jesaja werd beschreven. Precies zoals in de profetie van Jezus werd voorzegd, omsingelden de Romeinen in 70G.T. de stad Jeruzalem door middel van een palissade waarna de Romeinen vervolgens de complete heilige stad hadden verwoest. Echter moet wel worden gezegd dat de profetie van Jesaja niet ging over ‘dat’ Jeruzalem. Het gaat namelijk over het geestelijke Jeruzalem dat tijdens de grote verdrukking een verwoesting zal meemaken. En het zijn ook de inwoners van dat ‘Jeruzalem’ over wie God in het volgende vers spreekt: Dit volk nadert mij met hun mond en ze eren mij met hun lippen, maar hun hart is ver van mij. Hun ontzag voor mij is gebaseerd op de voorschriften van mensen, die hun zijn aangeleerd. (Jesaja 29:13)

God heeft zich voorgenomen om die betreffende situatie te verhelpen. Mensen zijn namelijk niet in staat om dit zelf te bewerkstelligen. God illustreert het als volgt: Jullie verdraaien dingen! Moet de pottenbakker gelijkgesteld worden aan de klei? Moet het maaksel over zijn maker zeggen: ‘Hij heeft me niet gemaakt’? En moet wat gevormd is zeggen over degene die het gevormd heeft: ‘Hij heeft er geen verstand van’?” (Jesaja 29:16)

Jehovah’s getuigen eren Jehovah beslist met hun lippen. Wie zou iets anders kunnen beweren? Echter is het wel zo dat de Wachttoren-organisatie de centrale focus vormt van het geloof van de Jehovah’s Getuigen en dus niet Jehovah God of Jezus zelf. De enige remedie voor deze situatie is dan ook de complete vernietiging van datgene wat zo’n buitensporige positie inneemt in de harten van Jehovah’s volk. Inderdaad. Wee Ariël! De geliefde organisatie zal worden opgeofferd op het vurige altaar van God!

Uiteraard is het ook zo dat de leiders van de Wachttoren-organisatie zich op dit moment niet kunnen voorstellen dat God ooit zoiets zou doen. In wezen zullen deze leiders op dat moment beweren: “Hij heeft er geen verstand van”. Maar op het moment dat de Pottenbakker de pot kapot slaat, zullen ze Jehovah gaan vrezen. Dat zal dan ook een ervaring voor ze zijn die hun ogen zal laten openen. Een geestelijk ontwaken zoals ze die nog nooit hebben meegemaakt. Dat is ook de reden waarom er in de verzen 18-19 staat geschreven: Op die dag zullen de doven de woorden van het boek horen, en bevrijd uit het donker en de duisternis zullen de ogen van de blinden zien. Zachtmoedige mensen zullen veel vreugde vinden in Jehovah, en arme mensen zullen blij zijn over de Heilige van Israël. (Jesaja 29:18-19)

Maar hoe zit het dan met de leiders, de bewaarders van de geestelijke tempel, de opzieners van het zogenaamde “geestelijke paradijs” en de sprekers van de zogenaamde zuivere taal der waarheid? Hoe zit het dan met degenen die er trots over opscheppen dat ze de bewakers zijn van de enige echte zuivere aanbidding en die tegelijkertijd de hemelse zegen hebben uitgesproken over de dodelijke vaccinaties? De profetie gaat verder met te zeggen: Want de tiran zal verdwijnen, de opschepper komt aan zijn eind. Iedereen die eropuit is kwaad te doen, wordt vernietigd: wie anderen vals beschuldigt, wie de verdediger in de poort in de val wil laten lopen en wie de rechtvaardige met loze argumenten het recht ontzegt. (Jesaja 29:20-21)