Opmerking van de Nederlandse vertaler: Dit artikel werd oorspronkelijk gepost in 2012. Deze her-post is lichtelijk bijgewerkt. Dit is ook het eerste artikel waar een Nederlandse audio stream beschikbaar voor zal zijn. Om te luisteren naar dit artikel, kunt u op de bovenstaande afspeelknop klikken.
Jeruzalem is een van de oudste steden op aarde. De eerste vermelding van de stad Jeruzalem in de Bijbel staat in het boek Genesis, in verband met Melchizedek – een type van Christus, een priester, die ook de koning van Salem was. In de 76ste Psalm lezen we: “God is bekend in Juda. In Israël is zijn naam groot. Zijn schuilplaats is in Sa̱lem en zijn woning in Sion.”– We zien hier duidelijk dat Salem Jeruzalem betekent.
(Salem betekent “tweevoudige vrede”. Ironisch genoeg is Jeruzalem gedurende haar legendarische geschiedenis volgens Wikipedia “twee keer verwoest, 23 keer belegerd, 52 keer aangevallen en 44 keer ingenomen en heroverd.”)
Jeruzalem kent echter vele namen – de stad van Jehovah, de heilige stad, Sion enzovoort. Jesaja 29: 1-2 verwijst naar Jeruzalem als “Ariël”, en zegt daarover: “Wee A̱riël, A̱riël, de stad waar David zijn kamp opsloeg! Laat jaar na jaar voorbijgaan, laat de kringloop van feesten doorgaan. Maar ik zal ellende brengen over A̱riël, er zal gerouwd en gejammerd worden. Ze zal voor mij worden als de vuurhaard van Gods altaar.“
Toen de Israëlieten het land Kanaän veroverden, hebben ze de Jebusieten niet onteigend van hun vesting. Pas toen David vele eeuwen later koning werd, toen David er zijn kamp opsloeg, toen werd Jeruzalem pas echt ingenomen en werd het uiteindelijk de hoofdstad van Jehovah’s aardse koninkrijk. En Davids zoon, Salomo, bouwde er vervolgens een prachtige tempel op de hoogste berg van de stad, genaamd Sion. Alle Israëlitische mannen werden verplicht om daar de jaarlijkse feesten bij te wonen.
Jeruzalem was niet alleen het officiële centrum voor de aanbidding van Jehovah. Jeruzalem was ook de plek waar Jezus tijdens zijn laatste bezoek aan deze heilige stad door grote scharen werd verwelkomd als de Messiaanse Koning, de zoon van David – de verlosser. En buiten de muren van Jeruzalem was ook de plaats waar Christus werd geofferd. Daarnaast zijn er zondermeer ook nog andere gezalfde christenen geweest die in Jeruzalem ter dood werden gebracht, onder wie bijvoorbeeld vooraanstaande mannen zoals Stefanus en de apostel Jakobus. Doordat zij getrouw waren gestorven was het alsof ze werden geofferd op de vuurhaard van Gods altaar, wat blijkbaar ook de betekenis is van ‘Ariël’.
Het is wellicht overbodig om te vermelden dat Jeruzalem en Sion ook een prominente rol hebben gespeeld in de vervulling van Jehovah’s grootse voornemen, wat de reden is waarom deze termen ook een belangrijke symbolische betekenis hebben. De apostel Paulus refereerde bijvoorbeeld naar christenen als diegenen die de hemelse berg Sion naderen. Evenzo maakt Openbaring melding van een Nieuw Jeruzalem dat uit de hemel neerdaalt. Daaruit blijkt duidelijk dat er hier sprake is van twee Jeruzalems: een aards Jeruzalem en een symbolisch, hemels Jeruzalem.
Jeruzalem vormt ook het brandpunt van vele profetieën. Profetieën die verband houden met de komst van Christus. Christus zelf voorzei heel toepasselijk de meest prominente profetie over Jeruzalem. Jezus voorzei dat er tijdens het einde van het wereldwijde samenstel van dingen, vijandige machten zouden zijn die Jeruzalem zouden omsingelen, en dat de heilige plaats binnen de heilige muren uiteindelijk zal worden verwoest. Het gevolg hiervan zal zijn dat Christenen in reactie daarop zullen moeten vluchten voor hun leven.
Jehovah’s Getuigen realiseren zich dat tijdens de grootsere vervulling die zal plaatsvinden tijdens een grote verdrukking, er een enorme rampspoed over de hele wereld zal komen, en dat Jezus, toen hij deze profetie voorspelde veel meer bedoelde dan enkel de letterlijke stad Jeruzalem in het Midden-Oosten. We kunnen dit onderscheiden vanwege het feit dat Jezus in zijn uitleg van de aankomende gebeurtenissen de lezer verwees naar de profetie van Daniël, waarin staat voorzegd dat de heilige plaats en het heiligdom van God in de eindtijd door een vijand zal worden vertrapt.
Maar aangezien er al sinds de eerste eeuw geen Joodse tempel meer in Jeruzalem bestaat, nadat deze door de Romeinse legioenen volledig werd verwoest, moge het ook duidelijk zijn dat er met de profetische heilige plaats en de stad Jeruzalem iets heel anders wordt bedoeld. Maar wat dan precies?
“JE WOORDEN ZULLEN FLUISTEREND KLINKEN VANUIT HET STOF”
Ten eerste moet worden erkend dat Ariël Gods eigendom betreft. Hoewel God vastbesloten was om de zaken moeilijk te maken voor de stad waar David ooit zijn leger had opgeslagen, treedt Jehovah God ook in het oordeel met de aardse machten die tegen Ariël zullen strijden. Beschouw nu eens de volgende reeks verzen waarin staat geschreven: “Je zult ten val worden gebracht. Vanaf de grond zul je spreken en wat je zegt zal in het stof gedempt worden. Je stem zal uit de grond komen zoals de stem van een medium, en je woorden zullen fluisterend klinken vanuit het stof. Je horden vijanden zullen als fijn stof worden, de horden tirannen als kaf dat wegwaait. Het zal plotseling gebeuren, onverwacht. Jehovah van de legermachten zal je te hulp komen met donder, aardbevingen en veel lawaai, met stormwind, orkanen en de vlammen van een verterend vuur.“ (Jesaja 29:4-6)
De Assyrische en Babylonische legers die Jeruzalem tijdens verschillende gelegenheden teisterden, waren ook absoluut tiranniek te noemen. God voerde echter geen oorlog tegen hen met donder, aardbevingen, stormwind, orkanen en vlammen van vuur. In het voorbeeld van de Assyriërs stuurde God slechts een enkele engel die Sanheribs leger doodde terwijl ze lagen te slapen. En Nebukadnezar kreeg van Jehovah de vrije hand om Jeruzalem met de grond gelijk te maken en om de Joden geketend af te voeren. God greep hier ook expres niet in. Het moge duidelijk zijn dat Gods reactie op de “horden van tirannen” feitelijk een beschrijving vormt van de oorlog van Armageddon.
De profetie van Zacharia, die pas werd opgetekend nadat Nebukadnezar Jeruzalem had verwoest, voorzegt eveneens dat Jehovah ten strijde zal trekken tegen alle natiën die oorlog voeren tegen Jeruzalem. Om dit punt te benadrukken zegt Zacharia in hoofdstuk 14 vers 12: “Dit is de plaag waarmee Jehovah alle volken zal geselen die oorlog voeren tegen Jeruzalem: hun vlees zal wegrotten terwijl ze op hun voeten staan, hun ogen zullen wegrotten in hun kassen en hun tong zal wegrotten in hun mond.”
Er zijn nog tal van andere profetieën die naar Sion en Jeruzalem verwijzen als een symbool van Gods eigendom. Nog een ander voorbeeld is Joël: “En ik zal wonderen tonen in de hemel en op aarde: bloed, vuur en rookzuilen. De zon zal in duisternis veranderen en de maan in bloed vóór de komst van de grote en ontzagwekkende dag van Jehovah. En iedereen die de naam van Jehovah aanroept, zal worden gered. Want op de berg Sion en in Jeruzalem zullen degenen zijn die ontkomen, zoals Jehovah heeft gezegd, de overlevenden die Jehovah roept; Let op! In die dagen en in die tijd, wanneer ik de gevangenen van Juda en Jeruzalem terugbreng, zal ik ook alle volken bijeenbrengen en laten afdalen naar het Dal van Josafat. Daar zal ik een oordeel over hen vellen ter wille van mijn volk en mijn erfdeel Israël, want ze hebben hen onder de volken verstrooid en ze hebben mijn land onder elkaar verdeeld.“ (Joël 2: 30-32) (Joël 3: 1-2)
Interessant genoeg citeerde Petrus uit het stuk van Joël hierboven op de dag van Pentecost toen hij de mensenmenigte toesprak die zich bijeen hadden verzameld als gevolg van de wonderbaarlijke wind die door Jeruzalem waaide. Het is ook geen toeval dat de geboorte van het christendom in de heilige stad plaatsvond omdat Jezus de apostelen expliciet had opgedragen om in Jeruzalem te blijven totdat de geest van zalving over hen zou worden uitgestort. In dat opzicht waren deze pas gezalfde christenen letterlijk in de fysieke stad Jeruzalem bijeenverzameld. Maar uiteraard weten we ook dat die gebeurtenissen natuurlijk niet resulteerden in de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah, zoals in Joël was voorzegd. Er is hier dus ook duidelijk sprake van een grootsere vervulling.
Toch blijft ondanks dat de volgende vraag nog steeds onbeantwoord: “Wat typeert Jeruzalem precies in de profetie van Jesaja in verband met het mysterieuze Ariël?”
Ariël vertegenwoordigt volgens het Wachttorengenootschap de gezalfde Jehovah’s Getuigen! Dat is tenminste wat het Genootschap meer dan een halve eeuw geleden heeft gepubliceerd in een obscure rubriek genaamd “vragen van lezers”, welke hieronder nogmaals wordt geciteerd:
Deze profetie zou derhalve op het geestelijke Jeruzalem, zoals dit op aarde door het overblijfsel wordt vertegenwoordigd, van toepassing zijn. Deze woorden tonen aan dat Gods aardse organisatie door de vijanden van Gods koninkrijk aangevallen en tot een zeer lage staat vernederd zou worden. Ten tijde dat Gog de leden van Gods volk aanvalt, zouden zij als het ware terneergedrukt tot de aarde zijn zodat hetgeen zij zouden spreken en het stemgeluid dat zij zouden voortbrengen, vanuit de diepte in hun vernederde toestand zou komen. Het geluid zou als het ware uit het stof of zand der aarde komen. Het zou zijn alsof een geestenmedium sprak met een stemgeluid dat uit het stof der aarde kwam. In de volgende verzen wordt echter aangetoond dat God zijn aandacht tot zijn getrouwe volk — dat in zo’n vernederde toestand was gebracht — zou richten en dat hij wonderen ten behoeve van hen zou verrichten om hen van de macht van de vijand te bevrijden zodat hun vijanden en onderdrukkers als stof en kaf zouden worden, dat snel door een hevige storm wordt weggeblazen.
Schijnbaar was dat antwoord op de vraag van een lezer een abnormaliteit – een zeldzame vlaag van interpretatieve helderheid. Sindsdien heeft het Wachttorengenootschap deze nuchtere interpretatie ook nooit meer herhaald. Zelfs in hun veronderstelde diepgaande commentaar op Jesaja, verdoezelde de redactie van het Genootschap op behendige wijze het 29ste hoofdstuk van Jesaja. Maar waarom zouden ze dat dan doen? Welnu, gezien het feit dat de rest van het hoofdstuk verwijst naar een strenge en keiharde bestraffing van degenen die worden belegerd, blijkt hier overduidelijk dat het bestuur van het Wachttorengenootschap niet in dat negatieve daglicht wenst te worden gezet.
Het hoeft niet persé te betekenen dat de leden van het Besturende Lichaam en de vooraanstaande mannen binnen het Wachttorengenootschap noodzakelijkerwijs slechte mannen zijn. Ik wil hen ook absoluut niet oordelen. Maar vergeet daarnaast ook niet dat God zich tot “Ariël” richt en dat Hij natiën en instituties oordeelt.
Hoewel er aan de ene kant individuen zijn binnen het bestuur die wellicht nederig hun eigen persoonlijke onvolmaaktheden en tekortkomingen zullen erkennen, blijkt dat er aan de andere kant ten aanzien van het imago van het Wachttorengenootschap zelf wel degelijk een gezamenlijke inspanning wordt geleverd om de organisatie, en in het bijzonder het instituut van het Besturende Lichaam, te portretteren als praktisch onfeilbaar; zelfs wanneer dit zou betekenen dat ze hun toevlucht moeten nemen tot een valse voorstelling van de feitelijke geschiedenis van het Genootschap en het verdraaien van interpretaties omtrent Bijbelse profetieën en het bewust omarmen van verschillende bekende onwaarheden om zo hun geloofwaardigheid niet te verliezen wanneer ze hun fouten openlijk zouden toegeven – Alles is er werkelijk op gericht om de Organisatie dusdanig te presenteren als iets dat mag worden verheerlijkt.
Deze harde realiteit wordt al snel duidelijk zodra één van Jehovah’s Getuigen het waagt om het Wachttorengenootschap op wat voor manier dan ook openlijk in twijfel te trekken. Dit wordt beschouwd als een daad van deloyaliteit aan God wat op gelijke voet wordt gezet met het lasteren van Jehovah God zelf!
Het heeft er inderdaad alle schijn van, dat de Duivel op sluwe wijze Jehovah’s Getuigen heeft verleid tot een vorm van valse aanbidding. We zouden dit ook wel kunnen aanduiden als organisatorische afgoderij. Bethels eigen gouden kalf. En als afgodsbeeld kan de organisatie in de ogen van haar bewonderaars ook absoluut helemaal niets verkeerds doen. Op deze manier is de mens van wetteloosheid op schaamteloze wijze gaan zitten in de geestelijke tempel van Jehovah God, terwijl hij zichzelf heeft verheven boven elk voorwerp van aanbidding, net zoals dit binnen de heidense christenheid gebruikelijk is. Ook heeft deze mens van wetteloosheid “zich in het openbaar als een god gepresenteerd”, precies zoals de apostel Paulus dit in 2 Thessalonicenzen 2:4 had geprofeteerd.
Dat is ook de reden waarom Jehovah God vastbesloten is om datgene wat als woordvoerder voor hem heeft gediend, regelrecht het zwijgen op te leggen. Dat is ook de betekenis van de profetie in het 29ste hoofdstuk van Jesaja. God voorspelt hier dat zijn aardse spreekbuis monddood zal worden gemaakt, alsof het slechts een fluisterstem zal zijn die uit het stof komt, als vanuit het graf zelf.
Andere profetieën bevestigen dit oordeel ook. In het stuk van Hosea 4: 4-6 lezen we bijvoorbeeld: “En ik zal je moeder het zwijgen opleggen. Mijn volk zal het zwijgen worden opgelegd, omdat er geen kennis is.“ Jehovah’s Getuigen beweren Gods volk te zijn, niet waar? En noemen Jehovah’s Getuigen de organisatie overigens ook niet liefkozend hun moeder-organisatie?
“WEES VERBIJSTERD EN VERBAASD”
Wanneer we nu weer terugkeren naar de profetie van Jesaja, dan lezen we dat God zich daar richt tot de leiders van zijn volk. Jehovah benadrukt hier opnieuw net zoals in het voorgaande 28ste hoofdstuk van Jesaja, dat zij geestelijk blind zijn en dat ze verkeren in een geestelijk dronken toestand. Jehovah zegt hier tot hen: “Wees verbijsterd en verbaasd, wees blind zodat je niets kunt zien. Ze zijn dronken, maar niet van de wijn, ze zwalken, maar niet door de drank. Want Jehovah heeft een geest van diepe slaap over jullie uitgestort. Hij heeft jullie ogen, de profeten, gesloten en hij heeft jullie hoofden, de visionairs, bedekt. Elk visioen wordt voor jullie als de woorden van een verzegeld boek. Wanneer men het aan iemand geeft die kan lezen en zegt: ‘Lees dit alsjeblieft voor’, zal hij zeggen: ‘Dat kan ik niet, want het is verzegeld.’ En als men het boek aan iemand geeft die niet kan lezen en zegt: ‘Lees dit alsjeblieft’, zal hij zeggen: ‘Maar ik kan niet lezen.” (Jesaja 29:9-12)
Het Wachttorengenootschap beweert dat zij de (zogenaamde) “profeet-klasse” is. Dit omdat het zichzelf aanprijst als de enige ware vertegenwoordigers die als enigen in staat zijn om de vele profetische visioenen van de Bijbel, zoals Openbaring, op een juiste wijze te kunnen interpreteren. Hierdoor mag het leiderschap ook terecht worden aangemerkt als zijnde ‘visionairs’. Wanneer blijkt dat dit ook daadwerkelijk het geval is, dan moeten we hiermee ook concluderen dat het oordeel dat in Jesaja wordt uitgedrukt absoluut op hen van toepassing moet zijn. Jehovah God heeft “hun hoofden bedekt” – waardoor ze effectief blind worden gemaakt ten aanzien van de betekenis van de profetieën. Terwijl er bevestigend blijkt uit het bovengenoemde antwoord van het Wachttorengenootschap op de vraag die 50 jaar geleden door een lezer werd gesteld, dan zien we hier dus dat “zij bedwelmd zijn geraakt”, precies zoals de profetie had voorzegd. Ze blijken niet langer in staat te zijn om tot een nuchter geestelijk begrip te kunnen komen. Sterker nog, Jehovah’s oordeel roept hen zelfs op om ‘blind te zijn zodat ze niets kunnen zien’, wat zij ook effectief zelf hebben gedaan doordat ze eigenhandig de dingen hebben verdraaid!
Om hier zeker van te kunnen zijn hoeven we enkel maar een blik te werpen op de vele profetische tegenstrijdigheden die het Wachttorengenootschap leert, welke in de loop der jaren uitvoerig zijn blootgelegd op deze website. Dit bewijs dient als een onuitwisbare getuigenis van het feit dat Jehovah daadwerkelijk hun ogen heeft gesloten en dat Hij de visioenen daadwerkelijk voor hen heeft verzegeld. Het is voor iedere gewone sterveling absoluut onmogelijk om een helder licht te kunnen werpen op de ondoordringbare mist van hun profetische interpretaties.
Jehovah’s Getuigen beschouwen het Wachttorengenootschap als de belichaming van de ‘getrouwe en beleidvolle slaaf’. Feitelijk is het zo dat het Besturende Lichaam in 2012 tijdens de speciale jaarvergadering van het Genootschap ook daadwerkelijk heeft verklaard dat zij “de slaaf” zijn. In dat geval moeten de volgende woorden uit Jesaja 29:14 dus ook specifiek op hen van toepassing zijn;
In de nieuwe uitgave van 2013 van de Nieuwe Wereldvertaling lezen we: “De wijsheid van hun wijzen zal vergaan en het verstand van hun verstandige mannen zal verborgen worden.”
In de oudere uitgave van 2004 van de Nieuwe Wereldvertaling lezen we: “en de wijsheid van hun wijze mannen moet vergaan, en zelfs het verstand van hun beleidvolle mannen zal schuilgaan.”
In dezelfde context zegt de profetie daarnaast ook nog: “Jehovah zegt: ‘Dit volk nadert mij met hun mond en ze eren mij met hun lippen, maar hun hart is ver van mij. Hun ontzag voor mij is gebaseerd op de voorschriften van mensen, die hun zijn aangeleerd. Daarom ben ik degene die opnieuw wonderbaarlijke dingen zal doen met dit volk, het ene wonder na het andere. De wijsheid van hun wijzen zal vergaan en het verstand van hun verstandige mannen zal verborgen worden.” (Jesaja 29:13-14)
Jehovah’s Getuigen naderen God met hun mond en Jehovah’s Getuigen eren God ook beslist met hun lippen. Zij doen dit tijdens openbare vergaderingen en tijdens kringvergaderingen en congressen, op straathoeken en van deur tot deur. Zij loven Jehovah continu door middel van de woorden uit hun mond – althans dat was tot voor kort nog wel het geval. Wanneer we echter kijken naar Jehovah’s eigen oordeel, dan blijkt hier dat zijn volk huichelachtig is, want hoewel ze God dan mogen verheerlijken tijdens hun openbare bediening, blijkt dat hun hart volgens Gods beoordeling toch echt heel ver van hem verwijderd is. En volgens Jehovah God komt dit doordat hen de voorschriften van mensen zijn aangeleerd.
Op welke manieren worden Jehovah’s Getuigen dan precies de voorschriften van mensen aangeleerd?
Welnu, het Wachttorengenootschap reguleert vrijwel alle aspecten van het leven van Jehovah’s Getuigen. Er wordt Getuigen verteld hoe ze zich moeten kleden, hoe ze zich moeten verzorgen, hoe ze zich moeten gedragen in restaurants en hotels of wanneer ze Wachttoren-congressen bijwonen. Vrouwen wordt verteld hoe lang hun rok moet zijn. Mannen wordt verteld hoe kort hun haar moet zijn en in veel landen wordt het aan mannen zelfs verboden om een baard te dragen – althans, als ze als ouderling zouden willen dienen. Er wordt Jehovah’s Getuigen verteld wat voor soort amusement acceptabel is en er wordt verteld welke omgang er wel en welke omgang er niet wordt goedgekeurd. En wanneer het gaat om het prediken, worden Jehovah’s Getuigen geïnstrueerd wat ze dienen te zeggen, hoe ze het moeten zeggen, en zo gaat het maar door en door.
Het eindresultaat van deze enorme hoeveelheid voorschriften, is dat Jehovah’s Getuigen elkaar en zichzelf beoordelen op basis van hun trouw aan God waarbij ze als maatstaf kijken naar hoe plichtsgetrouw ze wel of niet de instructies en voorschriften naleven die worden verstrekt door het Besturende Lichaam, die zichzelf beschouwen als ‘de glorieuzen’.
Uiteraard blijft het Besturende Lichaam volhouden dat Jesaja’s aanklacht van toepassing is op de kerkgangers van de heidense christenheid. Echter, wanneer dit waar zou zijn, waarom is God dan volgens de profetie van plan om “opnieuw wonderbaarlijke dingen te doen met dit volk, het ene wonder na het andere”? Op welke manier zouden we dan mogen verwachten dat Jehovah wonderbaarlijk zal gaan handelen jegens de heidense christenheid?
“WIE ZIET ONS? WIE WEET WAT WE DOEN?”
Vervolgens wijst Jehovah de leiders van zijn volk terecht omdat ze opzettelijk hun plannen voor Hem verbergen. Jehovah zegt tot hen: “Wee hun die er alles aan doen om hun plannen verborgen te houden voor Jehovah. Hun daden vinden plaats in het donker, terwijl ze zeggen: ‘Wie ziet ons? Wie weet wat we doen?’ Jullie verdraaien dingen! Moet de pottenbakker gelijkgesteld worden aan de klei? Moet het maaksel over zijn maker zeggen: ‘Hij heeft me niet gemaakt’? En moet wat gevormd is zeggen over degene die het gevormd heeft: ‘Hij heeft er geen verstand van’?” (Jesaja 29:15-16)
In welke zin doet het leiderschap van Jehovah’s Getuigen er dan precies “alles aan om hun plannen verborgen te houden voor Jehovah.”?
Eén aspect hiervan moet absoluut verband houden met de 1914-doctrine. Jezus legde er bij zijn discipelen dringend de nadruk op dat het heel belangrijk is dat ze waakzaam zouden moeten blijven uitkijken naar zijn terugkomst. Jezus waarschuwde ons ook dat zijn terugkeer net zo onverwachts zou plaatsvinden als een dief in de nacht. Enkel die discipelen die getrouw zullen worden bevonden, zullen over alle bezittingen van de meester worden aangesteld.
Maar volgens het Wachttorengenootschap zou Jezus dus al in het jaar 1914 zijn teruggekeerd en zou hij zijn slaven al meer dan 100 jaar geleden al hebben beloond. Gelijktijdig daarmee vervulde Jezus vermoedelijk ook de profetie van Maleachi – waarbij hij de louteraar werd evenals de wasser van zijn onreine volk. Jehovah’s Getuigen hebben hierdoor dus geen enkele verwachting meer en zijn zich dus ook helemaal niet bewust van het feit dat ze in de nabije toekomst onder Gods oordeel zullen komen. In dat opzicht heeft Bethel er dus alles aan gedaan om Gods wijze raad te verdraaien! Ze zijn heel ver gegaan om hun plannen verborgen te houden.
Echter blijkt ook dat in volledige tegenspraak met hun eigen leer, de visionairs van Bethel de Jehovah’s Getuigen aansporen om wel waakzaam te blijven. Het Besturende Lichaam omarmt op dwaze wijze de absurde gedachte dat Jezus meerdere keren zal komen – alsof zijn terugkeer iets heel banaals is. Wetende dat Jehovah’s Getuigen niet beschikken over de geestelijke onderlegdheid om de moedwillige misleiding te kunnen onderscheiden die hen is aangepraat, kunnen de woorden uit het bovenstaande vers absoluut met recht worden toegeschreven aan het Besturende Lichaam: “Wie ziet ons, en wie weet wat we doen?”
Het Wachttorengenootschap beweert dat Jehovah God een geestelijk paradijs heeft gecreëerd binnen de organisatie van Jehovah’s Getuigen. Het Genootschap definieert een geestelijk paradijs als een plek waar iedereen hetzelfde gelooft en waar iedereen met elkaar overweg kan.
Volgens de beschrijving die we in Jesaja en in Ezechiël kunnen terugvinden, zal het geestelijke paradijs gekenmerkt kunnen worden door de totale afwezigheid van beestachtige personen. Maar hoe zou die toestand dan mogelijkerwijs kunnen bestaan onder Jehovah’s Getuigen wanneer ze tegelijkertijd worden geteisterd door duizenden pedofielen en door allerlei andere goddeloze zaken die onnoemlijk veel lijden veroorzaken binnen de muren van de vele gemeenten?
De straf die Jehovah in de nabije toekomst zal geven aan de leiders van zijn volk zal absoluut welverdiend blijken te zijn. De oudere versie van de Engelse Nieuwe Wereldvertaling duidt Jesaja 29:16 het meest treffend aan door middel van de volgende zin: “The perversity of YOU men!”
Vertaald naar het Nederlands betekent dit: “De perversiteit van JULLIE mannen!”
Het Wachttorengenootschap beweert dat God al in het jaar 1918 de ogen en de oren van de blinden en doven zou hebben geopend; of liever gezegd, het Wachttorengenootschap beweert dat hun eigen publicaties verantwoordelijk zijn geweest voor het bereiken van die prestatie. Echter laten de volgende verzen duidelijk zien dat dit idee keihard van tafel wordt geveegd. Er staat namelijk geschreven: “Nog maar even en de Libanon zal in een boomgaard veranderd worden en de boomgaard zal worden bezien als een woud. Op die dag zullen de doven de woorden van het boek horen, en bevrijd uit het donker en de duisternis zullen de ogen van de blinden zien. Zachtmoedige mensen zullen veel vreugde vinden in Jehovah, en arme mensen zullen blij zijn over de Heilige van Israël. Want de tiran zal verdwijnen, de opschepper komt aan zijn eind. Iedereen die eropuit is kwaad te doen, wordt vernietigd: wie anderen vals beschuldigt, wie de verdediger in de poort in de val wil laten lopen en wie de rechtvaardige met loze argumenten het recht ontzegt.“ (Jesaja 29:17-21)
“Op die dag” verwijst naar de aanval op Ariël. Dat zal het moment zijn wanneer God ervoor zorgt dat de doven werkelijk “de woorden van het boek zullen horen” en het moment waarop degenen die geestelijk blind zijn het licht van de waarheid zullen gaan zien. Op die dag zal de onzichtbare 1914- parousia doctrine van het Wachttorengenootschap worden gezien voor wat het werkelijk is – een keiharde hoax, een slim bedacht verzinsel. De zachtmoedigen zullen zich verheugen om het feit dat ze de ware komst van Christus zullen aanvaarden en degenen die tot op dit moment nog steeds opscheppen over hun veronderstelde grootse inzichten en profetische bekwaamheid zullen keihard aan hun einde komen. Nimmer zal er meer een Besturend Lichaam zijn die over het volk van Christus zal heersen. Precies zoals het bovenstaande vers ook zegt: “Want de tiran zal verdwijnen en aan zijn einde komen”.
“IK ZAL JE INSLUITEN MET EEN PALISSADE”
Beschouw nu eens Jesaja 29: 3: “Ik zal je aan alle kanten belegeren, ik zal je insluiten met een palissade en belegeringswerktuigen tegen je opstellen.“
Een palissade is een omheining van puntige palen. Dit is ook precies wat Christus in Lukas 19: 41-44 had voorzegd in verband met Jeruzalem. Daar staat opgetekend: “Toen hij dichterbij kwam en naar de stad keek, begon hij te huilen en zei: ‘Had jij vandaag maar ingezien wat vrede brengt — maar nu is dat voor je ogen verborgen. Want er komt een tijd dat je vijanden een belegeringswal van puntige palen om je heen zullen bouwen. Ze zullen je omsingelen en je van alle kanten belegeren. Ze zullen je met de grond gelijkmaken en je kinderen verpletteren. Ze zullen in jou geen steen op de andere laten, omdat je de tijd waarin je werd geïnspecteerd, niet hebt herkend.”
De opmerking van Jezus is de aanzet geweest waarom zijn discipelen er later toe werden bewogen om bij Jezus navraag te doen over wanneer deze dingen zouden gaan gebeuren. Hierop antwoordde Jezus en legde hij hen uit wat er tijdens het besluit allemaal zou gaan gebeuren.
Gezien de gelijkenis van de profetie van Jesaja betreffende de belegering van Ariël, is het duidelijk dat de heilige plaats die voorbestemd is om te worden verwoest, niet de heidense christenheid is – zoals Jehovah’s Getuigen dit momenteel nog wel geloven. De heilige plaats die bestemd is om te worden verlaten en verwoest betreft de gemeente van Christus. Deze gemeente heeft tot dusver onder het toezicht gestaan van het Wachttorengenootschap, welke tot nu toe door Christus is gebruikt, maar die uiteindelijk achterhaald zal raken, net zoals dat Jeruzalem en het oude Joodse religieuze systeem in de eerste eeuw ook achterhaald waren geraakt.
Tijdens de authentieke aanwezigheid van Christus zullen Jehovah’s Getuigen als geen ander worden geconfronteerd met de ultieme beproeving van hun geloof. Ze zullen op een bepaald moment voor de onvermijdelijke keuze komen te staan waarbij ze het Wachttorengenootschap zullen moeten verlaten waarbij ze veel van wat hen momenteel ontzettend dierbaar is, zullen moeten verwerpen. Daarna zullen degenen die tot de getrouwe zonen van het Koninkrijk worden verklaard, deel gaan uitmaken van het Nieuwe Jeruzalem. Het zal daarom ook om deze stad gaan, de stad die gebouwd is op werkelijk stevige fundamenten, waarvoor Jehovah bereid zal zijn om te vechten.
Leave A Comment