Dit artikel betreft het tweede deel van de eerdere recensie over het Wachttoren-artikel dat gaat over het geestelijke paradijs. (Klik hier om deel één te lezen)
Er was ooit een tijd waarin er daadwerkelijk sprake was van een ‘geestelijk paradijs’, althans gedurende een korte tijd. Dat geestelijke paradijs bestond in het letterlijke paradijs genaamd de Hof van Eden. Er woonden toen maar twee mensen in het paradijselijke park. Het was een geestelijk paradijs omdat de twee mensen die daar woonden directe toegang hadden tot God. Er werd gezegd dat Jehovah op het winderige deel van de dag door de tuin wandelde en dat Hij en Adam toen samen een praatje maakten. Er was toen geen sprake van welk kwaad dan ook. Ook was er toen geen enkel gevaar te bekennen, tenminste niet totdat een zekere engel besloot om Adams vrouw te misleiden om ongehoorzaam te worden aan God.
De keer dat God daarna door de tuin wandelde, verstopte Adam zichzelf in de struiken. Hij durfde God toen niet onder ogen te zien. En van het ene op het andere moment kwam er zomaar abrupt een einde aan het toenmalige geestelijke paradijs. Het laatste wat Jehovah toen tegen de man zei, staat opgetekend in Genesis 3:17-19: “En tegen Adam zei hij: ‘Omdat je naar de stem van je vrouw hebt geluisterd en van de boom hebt gegeten waarvan ik had gezegd: “Daar mag je niet van eten”, is de grond vanwege jou vervloekt. Je zult zwoegen om ervan te kunnen eten, je hele leven lang. Doorns en distels zullen er groeien, en je moet de gewassen van het land eten. Je zult je in het zweet werken om brood te eten, totdat je terugkeert naar de grond, want daaruit ben je genomen. Stof ben je en tot stof zul je terugkeren.”
Jehovah’s voornemen voor de lange termijn is om de mensheid te herstellen tot de geestelijke relatie die toen kortstondig bestond tussen de oorspronkelijke mens en Hemzelf. Het loskoopoffer en de opstanding van Christus hebben de wettige basis gelegd voor de verlossing van ons zondige, stervende ras. Het herstelproject zal echter pas gaan beginnen zodra Christus terugkomt. Jezus sprak over het herstel in Mattheüs 19:28, waar hij tegen zijn apostelen zei: “Ik verzeker jullie: in de herschepping, als de Mensenzoon op zijn verheven troon gaat zitten, zullen jullie, mijn volgelingen, op 12 tronen zitten en de 12 stammen van Israël oordelen.”
Sommige bijbelvertalingen gebruiken de term ‘regeneratie’ in plaats van ‘herschepping’. Beide termen zijn echter acceptabel. Omdat Adam en Eva pas uit Eden werden verdreven nadat de geestelijke relatie met God was verwoest, moet ook de re-generatie beginnen met de geestelijke. Nogmaals, wanneer zal dit herstel dan gaan plaatsvinden? Dit zal gebeuren zodra de Mensenzoon op zijn glorieuze troon zal plaatsnemen. Dit gegeven levert echter wel een probleem op in de vorm van een tegenstrijdigheid in de eschatologie van het Wachttorengenootschap, aangezien het Wachttorengenootschap op dit moment beweert dat de Mensenzoon nog steeds niet op zijn glorieuze troon heeft plaatsgenomen.
Maar waarom beweert het Wachttorengenootschap dan dat het geestelijke paradijs op dit moment al is hersteld? Dit heeft alles te maken met de invloed van Satan, de oorspronkelijke ontwrichter van het geestelijke paradijs. Net zoals Jehovah toen niet ingreep om te voorkomen dat de slang een leugenachtige verkeerde voorstelling van God zou geven, zo laat Jehovah God ook in deze tijd toe dat een zogenoemd ‘werk van Satan’ invloed uitoefent op christenen in de periode die onmiddellijk voorafgaat aan de terugkomst van de Mensenzoon die op zijn glorieuze troon plaats zal gaan nemen. Dit zogenoemde werk van Satan omvat “allerlei krachtige werken, leugenachtige tekenen, wonderen en allerlei onrechtvaardig bedrog, bedoeld voor degenen die vernietigd worden. Dat verdienen ze, want ze hebben de liefde voor de waarheid niet aanvaard, wat ze had kunnen redden.” (2 Thessalonicenzen 2:9-10)
Laten we nu eens gaan kijken naar enkele kenmerken van Satans leugenachtige tekenen en wonderen die Jehovah’s Getuigen als zuivere waarheid hebben omarmd. Wanneer we nu weer even terugkeren naar het betreffende Wachttoren studieartikel #17 dan zien we dat in de derde alinea opnieuw de profetie van Jesaja wordt geciteerd als een beschrijving van het geestelijk paradijs. Daarnaast wordt hier ook nog correct uitgelegd dat de gerepatrieerde Joden de herstelprofetie op een illustratieve manier zouden hebben vervuld. In de volgende alinea staat:
4 Een tweede vervulling van Jesaja’s profetie begon in 1919, toen Jehovah’s aanbidders uit Babylon de Grote werden bevrijd. Vanaf dat moment begon het geestelijke paradijs over de hele aarde vorm te krijgen. IJverige predikers richtten veel gemeenten op en droegen in geestelijk opzicht vrucht. Mannen en vrouwen met gewelddadige, dierlijke neigingen deden ‘de nieuwe persoonlijkheid’ aan, ‘die naar Gods wil werd geschapen’ (Ef. 4:24). Natuurlijk gaan veel van de zegeningen die Jesaja beschreef pas in de nieuwe wereld letterlijk in vervulling. Toch ervaren we nu al veel voordelen. Laten we eens kijken wat het geestelijke paradijs met ons doet en waarom we het nooit moeten verlaten.
Ten eerste bestaat er geen enkele goede reden om aan te nemen dat de profetie in het jaar 1919 in vervulling was gegaan. Toen de Babylonische legers Juda veroverden en daarna Jeruzalem verwoestten en de overlevenden naar het verre Babylon afvoerden, trad Nebukadnezar op als Jehovah’s bestraffingsmiddel. De zeventig jaar durende ballingschap van de Joden in Babylon diende als straf voor al hun zonden en overtredingen die ze hadden begaan tegen de God met wie zij op een eerder moment nog een bindend verbond hadden gesloten.
Volgens het Wachttorengenootschap werden christenen enkele eeuwen na Christus gevangengenomen door Babylon de Grote, toen Constantijn het christendom als staatsreligie van het heidense Romeinse Rijk aannam. Hoewel het ongetwijfeld waar is dat de briljante truc van Constantijn het christendom en de Bijbel zelf onder de directe controle van Satans beestachtige rijk bracht, is er geen enkele reden om aan te nemen dat dit ook meteen betekende dat dit een straf was die van God afkomstig was. Bovendien leefden sommigen die naar Babylon gevangen werden genomen nog toen Cyrus de Joden bevrijdde en hen vervolgens toestond om naar Jeruzalem terug te keren om de stad en zijn tempel te herbouwen. Dat valt dan ook nauwelijks te vergelijken met de zeventien lange eeuwen van dominante overheersing onder de heidense christenheid.
Maar waarom 1919, vraagt u zich wellicht af? Werden de Internationale Bijbelonderzoekers dan niet al vóór het jaar 1919 erkend als zijnde een losse en afgescheiden sekte, waarbij ze niet verbonden waren aan de diverse kerkgenootschappen waartoe de meesten van hen daarvoor nog wel deel van uitmaakten? Waarom zouden wij, aangezien het Wachttorengenootschap tegenwoordig niet langer meer leert dat de Bijbelonderzoekers tijdens de Eerste Wereldoorlog in gevangenschap naar Babylon de Grote waren gegaan, nu moeten geloven dat Jehovah’s hedendaagse aanbidders in het jaar 1919 uit hun geestelijke gevangenschap werden bevrijd?
De waarheid is dat het uitbreken van de oorlog in 1914, samen met de vervolging van enkele Wachttoren-functionarissen, gevolgd door de wereldwijde pandemie die bekend staat als de Spaanse Griep, allemaal aspecten waren van de leugenachtige tekenen en wonderen die Satan orkestreerde om zodoende een bedrieglijke invloed te forceren die bedoeld was om een vals koninkrijk en een valse parousia mee te creëren – met inbegrip van een vals geestelijk paradijs.
Simpelweg het zijn van een ijverige Koninkrijksverkondiger, betekent daarmee nog niet dat dit ook meteen hét bewijs is voor het bestaan van een geestelijk paradijs. Stonden de christenen uit de eerste eeuw trouwens ook niet bekend als ijverige predikers en onderwijzers? Dat waren ze namelijk zeker wel. Toch vermeldt geen enkele apostel dat die toenmalige gemeente een geestelijk paradijs was.
Op dezelfde manier hebben sommige van die oorspronkelijke christenen ook drastische veranderingen aangebracht in hun gedrag en persoonlijkheid, en dat gold dan met name voor de niet-joodse bekeerlingen. Toch gold dit niet voor hen allemaal. Sommigen onder hen vertoonden namelijk nog steeds ‘dierlijke neigingen’. Houd er rekening mee dat veel dieren verschillende vormen van camouflage en bedrog gebruiken om zo hun prooi te misleiden of te vangen. Sommige van de opzieners uit de toenmalige gemeente in Korinthe waren bijvoorbeeld in werkelijkheid niet eens echte christenen. Het waren namelijk sluwe bedriegers die zich naar buiten toe slechts voordeden als ijverige Koninkrijksverkondigers. De geïnspireerde apostel onthulde dat degenen die hij op sarcastische wijze de ‘superapostelen’ noemde, in werkelijkheid juist handlangers van Satan waren die op sluwe wijze deden alsof ze dienaren van rechtvaardigheid waren om zo het vertrouwen te kunnen winnen van de naïeve christenen om hen heen.
De apostel Paulus uitte zijn diepe bezorgdheid over het geestelijke welzijn van de broeders en zusters uit Korinthe die onder de invloed van deze goddeloze mannen stonden.
Het is dan ook zeer interessant om op te merken dat Paulus het verslag in Genesis aanhaalde waarin de Duivel Eva in het geestelijke paradijs misleidde, toen Paulus aan de Korinthiërs schreef over het geestelijke gevaar dat werd veroorzaakt door de bedriegers in hun midden: “Maar ik ben bang dat, zoals Eva op een sluwe manier door de slang werd verleid, jullie denken op de een of andere manier verdorven zou kunnen worden en jullie de oprechtheid en de eerbaarheid zouden verliezen waar de Christus recht op heeft. Want als er iemand komt die een andere Jezus predikt dan wij hebben gepredikt, of als jullie een andere geest krijgen dan jullie hebben gekregen of ander goed nieuws dan jullie hebben aanvaard, dan nemen jullie dat klakkeloos aan. Toch denk ik dat ik in geen enkel opzicht onderdoe voor die superapostelen van jullie.” (2 Korintiërs 11:3-5)
We zouden dan ook zeker niet moeten veronderstellen dat Satan de Duivel zichzelf tegenwoordig niet langer meer vermomt als een engel van het licht. Ook moeten we niet veronderstellen dat de moderne dienaren van Satan niet in staat zouden zijn om zichzelf naar buiten toe te vermommen als ijverige Koninkrijksverkondigers. Integendeel zelfs. De brief van Judas waarschuwt ons zelfs dat vóór de komst van Christus, mensen op soortgelijke wijze Gods volk zullen infiltreren, net zoals de superapostelen dit hadden gedaan in de tijd van Paulus. Daarnaast waarschuwde Judas ons ook nog voor het feit dat deze slechte mannen ouderlingen zijn. Hij beschrijft ze zelf als herders die zichzelf voeden. Ook zei hij dat deze herders / ouderlingen aan dezelfde tafel een feestmaal nuttigen samen met nietsvermoedende christenen, terwijl ze op de loer liggen als onder water verborgen rotsen. Over hen schreef Judas: “Zij zijn het die verdeeldheid zaaien, dierlijke mensen, die niet geestelijk ingesteld zijn.” (Judas 1:19)
Aangezien deze dierlijke mannen zonder een geestelijke instelling als ouderlingen zijn aangesteld die schouder aan schouder staan met degenen die erover opscheppen dat ze zuivere aanbidders zijn, hoe is het dan mogelijk dat het Wachttorengenootschap beweert dat de inwoners van het geestelijke paradijs geen dierlijke neigingen zouden hebben? Is het dan misschien een list van deze sluwe mannen om dierlijke kenmerken louter als gewelddadig te karakteriseren, net alsof geweld de enige vorm van dierlijk gedrag zou zijn?
Is het niet eerder zo dat al het bewijsmateriaal er juist op wijst dat Jehovah’s Getuigen zichzelf bevinden onder de bedrieglijke invloed van mannen die zichzelf slechts hebben vermomd als geestelijke joden en apostelen? Zijn de Jehovah’s Getuigen dan niet juist misleid doordat hen is wijsgemaakt dat de Duivel geen enkele invloed op hen kan uitoefenen zolang ze zichzelf maar bevinden in het zogenaamde geestelijke paradijs van het Wachttorengenootschap? Wat ontzettend sluw en doortrapt van de Bedrieger!
EINDE DEEL TWEE
Deel 1: (EN OP DIE DAG ZULLEN ZEVEN VROUWEN ÉÉN MAN VASTGRIJPEN)
Deel 3: (EEN GEESTELIJK PARADIJS OF GEESTELIJKE HONGERSNOOD?)
Deel 4: (HET BEDROG TEN AANZIEN VAN HET ‘GEESTELIJKE PARADIJS’ VAN HET WACHTTORENGENOOTSCHAP)
Leave A Comment