In de april-uitgave van het tijdschrift de Wachttoren staat een artikel met de titel: ‘Verlaat nooit het geestelijke paradijs’. Het betreft wederom een onderwerp dat ik al eerder heb besproken. In het boek “Jehovah Zelf is Koning Geworden” zit ook een hoofdstuk opgenomen dat luidt Geestelijk Paradijs. Daarnaast staan er ook nog meerdere artikelen op de e-Watchman website die over dit onderwerp gaan. Laten we dus, in plaats van telkens opnieuw hetzelfde onderwerp te behandelen, zoals het Wachttorengenootschap doet, de Schriftteksten en de bijbehorende context eens nader onderzoeken die door het Wachttorengenootschap worden aangehaald als bewijsteksten die zouden moeten aantonen dat Jehovah’s Getuigen zich op dit moment al in een geestelijk paradijs zouden bevinden. We dienen immers zeker te zijn van alle dingen, zoals de apostolische vermaning luidt. We moeten alle geïnspireerde uitspraken beproeven om zo te kunnen zien of ze daadwerkelijk van God afkomstig zijn.

Ten eerste: hoewel de uitdrukking ‘geestelijk paradijs’ niet in de Bijbel voorkomt, geldt dit niet voor het concept als zodanig. Maar wat betekent dit dan volgens het Boek der Waarheid? Het betreft een toestand die wordt gekenmerkt door de volledige afwezigheid van slechte en goddeloze mensen. Vormt dit dan een accurate omschrijving van de huidige toestand onder de Jehovah’s Getuigen? U mag daarop zelf het antwoord geven.

De tweede alinea citeert Jesaja 4:6 en Jesaja 58:11 en impliceert dat deze profetieën in vervulling gaan binnen de Wachttoren-organisatie, aangezien er wordt aangenomen dat de organisatie zowel een “veilige schuilplaats” als een “waterrijke tuin” zou zijn. Laten we om te beginnen eerst eens het gehele vierde hoofdstuk van Jesaja in beschouwing nemen. Het is een van de kortste hoofdstukken in de Bijbel maar tegelijkertijd ook een van de meest diepzinnige hoofdstukken. Het openingsvers luidt: En op die dag zullen zeven vrouwen één man vastgrijpen en zeggen: ‘We zullen ons eigen brood eten en voor onze eigen kleding zorgen, als we uw naam maar mogen dragen zodat onze schande wordt weggenomen.”

Als los en op zichzelf staand vers is het bovenstaande vers ondoorgrondelijk. Wanneer we dit vers echter in de bijbehorende context beschouwen aan de hand van alles wat in de Bijbel wordt geopenbaard, dan weten we dat de “zeven vrouwen” het gezalfde overblijfsel vertegenwoordigen dat verloofd is om met Jezus te trouwen. Zeven staat symbool voor hemelse volmaaktheid, zoals het Wachttorengenootschap dit ook heeft onderwezen. De man aan wie de zeven vrouwen zich vastgrijpen is niemand minder dan Jezus Christus zelf zodra hij terugkeert. Maar waarom bevinden deze zeven vrouwen zich eigenlijk in een schandelijke toestand? Is de bruiloft van het Lam dan niet de meest vreugdevolle en glorieuze bruiloft ooit? Dat is inderdaad waar. Echter is er hier wel sprake van een ‘maar’.

In Bijbelse tijden werd het krijgen van kinderen als de voornaamste doelstelling van vrouwen beschouwd. Het werd toen zelfs als een schande gezien wanneer vrouwen kinderloos waren. Sterker nog: het werd destijds zelfs beschouwd als een straf van God wanneer vrouwen geen kinderen hadden. Dit was ook het geval met betrekking tot Davids vrouw Michal. De terugkeer van Christus zal resulteren in de implosie van het zogenaamde ‘geestelijke paradijs’ van het Wachttorengenootschap. Iedereen die zichzelf associeert met dit veronderstelde ‘geestelijke paradijs’ zal dan worden vernederd.

Zoals de apostel Paulus openbaarde, zullen de doden die in eendracht met Christus zijn gestorven éérst worden opgewekt wanneer de Heer neerdaalt met de bevelende stem van een aartsengel. Maar hoe zit het dan met degenen die in eendracht met Christus zijn en die op dat moment nog op aarde in leven zullen zijn? Ze zullen dan door het vuur moeten gaan lopen. Het zal dan net lijken alsof ze dan op aarde in de steek zullen zijn gelaten, alsof hun verloving met Christus teniet is gedaan. Hun schande zal op dat moment net zo zijn alsof ze kinderloos zijn. De zeven vrouwen zullen dan bij Jezus moeten gaan smeken om hen gewoon Zijn naam te mogen laten gebruiken om zo hun schande weg te nemen. De hemel zal voor hen niet gemakkelijk te bereiken zijn. Ze zullen dan hun eigen brood gaan eten omdat ze hun meester verder niets willen opdringen.

Op die dag zal wat Jehovah laat groeien prachtig en schitterend zijn, en de opbrengst van het land zal de trots en schoonheid zijn van de overlevenden van Israël. Wie overblijft in Sion en is achtergebleven in Jeruzalem zal heilig worden genoemd, iedereen in Jeruzalem die is opgeschreven om te blijven leven.” (Jesaja 4:2-3)

Toen de Chaldeeën Jeruzalem verwoestten, werden bijna alle overlevenden geketend naar het verre Babylon gesleept. De weinigen die toen achterbleven waren zeker niet heilig en maakten zich daarnaast ook niet geliefd bij God. Jeremia was iemand die achterbleef en hij gaf Jehovah’s bevel door aan degenen die achterbleven. Het ging om Jehovah’s bevel om vooral geen toevlucht te gaan zoeken in Egypte. In overeenstemming met Jehovah’s karakterisering van de joden als zijnde een halsstarrig en koppig volk, weigerden de in Jeruzalem achtergebleven mensen om Jehovah’s bevel te gehoorzamen en ze vluchtten vervolgens toch naar Egypte. Als gevolg daarvan stuurde Jehovah zijn bestraffer achter hen aan. Nogmaals, deze betreffende profetie van Jesaja kon in die tijd onmogelijk in vervulling zijn gegaan.

Jehovah’s Getuigen weten, of wisten dat vroeger in ieder geval wel, dat veel van de Bijbelse profetieën zijn geschreven met behulp van analogieën en symbolen. Het boek Openbaring voorspelt bijvoorbeeld de dood van de symbolische twee getuigen, zeggende: Hun lijken zullen op de brede straat liggen van de grote stad die in figuurlijke zin Sodom en Egypte wordt genoemd, waar ook hun Heer aan een paal werd gehangen. (Openbaring 11:8)

Jezus werd buiten de stadsmuren van Jeruzalem geëxecuteerd en dus niet in Sodom of in Egypte. Sterker nog: Sodom en Gomorra bestonden niet eens in de dagen van Jezus. Het betreft slechts een voorbeeld van hoe steden en plaatsen op een cryptische wijze in de Bijbel worden gebruikt. Het behoeft dan verder ook geen betoog dat de stad Jeruzalem, dat in de oudheid de belangrijkste stad was vanwege het feit dat Jehovah daar op representatieve wijze woonde, ook in geestelijke zin wordt gebruikt. Sprak de apostel Paulus dan ook niet over “het Jeruzalem dat boven is”?

Sion en Jeruzalem worden door elkaar gebruikt, aangezien Sion het hoogst gelegen punt was binnen de heuvelachtige stad Jeruzalem. Zoals reeds werd aangehaald werden de Joden die in Jeruzalem achterbleven op geen enkele wijze beschouwd als zijnde ‘heilig’. De heiligen zijn degenen die door God zijn gezalfd en die zijn uitgekozen om in eendracht met Christus Jezus te zijn. Ze zijn heilig gemaakt door hun geloof. Maar wat vertegenwoordigt Jeruzalem dan? Het symboliseert de gemeente van Christus. Het christendom ontstond in een bovenkamer in Jeruzalem tijdens Pentecost in het jaar 33 G.T.

De verwoesting van Jeruzalem betreft een voorbode van de vurige loutering van de gemeente van Christus, die tot aan de terugkeer van de Heer niet is zoals het zou moeten zijn. Om te beginnen bevinden zich binnen in de gemeente van Christus slechte en goddeloze mensen die als onder water verborgen rotsen op de loer liggen terwijl ze gezamenlijk aan dezelfde tafel een feestmaal nuttigen met degenen die denken dat ze zich in een geestelijk paradijs bevinden.

In het derde hoofdstuk van Maleachi wordt Christus de boodschapper van het verbond genoemd – het nieuwe verbond uiteraard. Met betrekking tot zijn Tweede Komst stelt het tweede vers de volgende vraag: Maar wie zal de dag van zijn komst doorstaan? Wie zal standhouden als hij verschijnt? Want hij zal zijn als het vuur van een louteraar en als het loog van de wassers.

Heeft Jezus er bij zijn volgelingen dan niet op aangedrongen om vooral nuchter en waakzaam te blijven in afwachting van zijn komst, zodat zij vervolgens ook in staat zullen blijken te zijn om stand te houden en overeind te blijven staan voor de Mensenzoon wanneer de dag van zijn komst aanbreekt? De onuitgesproken waarheid in deze kwestie is echter dat velen dan helaas niet in staat zullen blijken te zijn om stand te houden wanneer hij verschijnt. Zij zullen het vurige louteringsproces dan ook niet gaan overleven. Echter, degenen die dat wel zullen doen, zullen daarna heilig worden verklaard en ze zullen voor hun leven worden ingeschreven in het hemelse Koninkrijk en ze zullen in een oogwenk weer worden opgewekt nadat ze zullen sterven. Hun schande zal dan worden weggenomen zodra zij zich in de lucht bij Christus zullen voegen.

Beschouw nu eens het slotstuk dat de onmiddellijke context vormt van het vers dat in het Wachttoren-artikel wordt aangehaald: Wanneer Jehovah de vuiligheid van de dochters van Sion wegwast en de bloedschuld van Jeruzalem uit haar midden wegspoelt door de geest van oordeel en door een geest van verbranding, dan zal Jehovah over het hele domein van de berg Sion en over de plaats waar men bijeenkomt, overdag een wolk en rook scheppen en ’s nachts een helder brandend vuur. Over alles wat glorieus is, zal een beschutting zijn. Er zal een hut zijn die overdag schaduw biedt tegen de hitte en die een bescherming en schuilplaats is tegen storm en regen. (Jesaja 4:4-6)

Toen Jehovah de Israëlieten en het gemengde gezelschap uit Egypte wegleidde, leidden de engelen hen overdag door middel van een wonderbaarlijke wolk en ‘s nachts door middel van een vuurkolom. Het volk uit Exodus voelde zich destijds ongetwijfeld heel erg veilig onder de manifestatie van Jehovah’s aanwezigheid. Op dezelfde wijze zal Jezus zich na de loutering ook gaan manifesteren onder de uitverkorenen. Dat is ook precies wat de parousia inhoudt. Christus zal een heilig volk gaan scheppen door middel van de geest van oordeel en de geest van verbranding. Nadat al het vuil en het bloedvergieten zijn weggewassen, zullen de heiligen van de Allerhoogste tevoorschijn komen.

Heeft Christus op dit moment al het vuil en het bloedvergieten dan al weggewassen uit de Wachttoren-organisatie en van degenen die met het Wachttorengenootschap zijn verbonden? Nee, nauwelijks.

EINDE DEEL 1

Deel 2: (DIERLIJKE MENSEN IN HET GEESTELIJKE PARADIJS?)

Deel 3: (EEN GEESTELIJK PARADIJS OF GEESTELIJKE HONGERSNOOD?)

Deel 4: (HET BEDROG TEN AANZIEN VAN HET ‘GEESTELIJKE PARADIJS’ VAN HET WACHTTORENGENOOTSCHAP)