Dagtekst dinsdag 12 september

Wees nederig en bezie anderen als superieur aan jezelf. — Fil. 2:3.

Nederige personen beseffen dat als ze ouder worden, ze niet meer zo veel kunnen doen als voorheen. Neem de kringopzieners, die een andere toewijzing krijgen zodra ze 70 worden. Dat kan best moeilijk zijn. Ze vonden het altijd fijn hun broeders en zusters te mogen dienen. Maar ze begrijpen dat jongere handen het werk moeten overnemen. Ze laten zien dat ze net zo’n houding hebben als de Levieten in Israël, die op 50-jarige leeftijd met hun dienst bij de tabernakel moesten stoppen. De vreugde van die oudere Levieten was niet afhankelijk van een specifiek voorrecht. Ze deden ijverig wat ze nog konden en hielpen de jongere Levieten (Num. 8:25, 26). Hoewel een voormalige kringopziener niet meer alle gemeenten in een kring van dienst kan zijn, is hij echt een zegen voor zijn gemeente. w21.09 8-9 ¶3-4

Ik ben onlangs de leeftijd van 70 jaar gepasseerd en ik kan getuigen van het feit dat ik merk dat ik langzamerhand steeds minder energie heb. Ik zou echt willen dat er iemand van mijn aard was die mij zou kunnen vervangen. Ik zou de spreekwoordelijke mantel graag aan hen willen doorgeven, zoals ook Elia dit deed met Elisa. Ongetwijfeld zou het Wachttorengenootschap graag willen dat ze mij konden uitnodigen om een andere opdracht te aanvaarden, echter neem ik niet langer meer leiding van hen aan en ik zal dat ook in de toekomst nooit meer gaan doen.

Bovendien ben ik ook niet van plan om te gaan stoppen, aangezien deze maand het 22ste jaar van e-watchman.com markeert. Ik doe dit werk met het oog op de lange termijn, die overigens niet nog heel veel langer lijkt te gaan duren. Wanneer ik Jehovah zou vragen hoe lang ik nog op mijn wachtpost moet blijven zitten, verwacht ik dat het antwoord op die vraag zou komen in de vorm van een schriftplaats: Totdat de steden vervallen tot puinhopen zonder inwoners, de huizen zonder bewoners zijn en het land woest en verlaten is. Totdat Jehovah de mensen ver weg voert en er overal in het land verlatenheid heerst. Maar er zal nog een tiende in overblijven, en het zal opnieuw verbrand worden, net zoals bij een grote boom of een eik, waarvan na het omhakken een stronk overblijft. Zijn stronk zal een heilig zaad zijn. (Jesaja 6:11-13)

Vanaf het begin heb ik altijd al verwezen naar de Derde Wereldoorlog als het werkelijke begin van de profetische barensweeën. Een aantal jaren geleden leek het misschien nog alsof ik een losgeslagen gek was die alleen maar wat riep. Tegenwoordig begint het echter steeds stiller te worden aan de overkant. Sommige analisten beweren zelfs dat de volgende wereldoorlog op dit moment al zou zijn begonnen. Inderdaad. Op dit moment horen we al over oorlogen en berichten over oorlogen, of ‘geruchten over oorlogen’ zoals sommige Bijbelvertalingen het uitdrukken.

Wat betreft het Bijbelvers uit het thema van de bovenstaande dagtekst moet worden opgemerkt dat Paulus zeker niet iedereen als superieur aan zichzelf beschouwde. Schrijvend aan de Korinthiërs deed Paulus zijn uiterste best om aan te tonen dat hij niet inferieur was aan degenen die hij ‘de superapostelen’ noemde. Paulus ging zelfs zo ver dat hij op een onbescheiden wijze zijn brieven ondertekende als zijnde ‘de apostel van Jezus Christus’. Hij moest wel. Ze zetten hem namelijk voor het blok en dwongen hem om als een krankzinnige te moeten reageren. Toch denk ik dat ik in geen enkel opzicht onderdoe voor die superapostelen van jullie. Maar ook al ben ik geen goede spreker, kennis heb ik wel. Dat hebben we op elke manier en in alles aan jullie duidelijk gemaakt.” (2 Korinthiërs 11:5-6)

Ook ik heb mijn tekortkomingen en ook ik heb mijn eigen persoonlijke doorn in het vlees. Ook ik heb last van een engel van Satan die mij onophoudelijk blijft slaan, net zoals dit ook het geval was bij de apostel Paulus; toch beschouw ik mezelf qua kennis niet als inferieur aan degenen die zichzelf op de borst slaan en die zichzelf verheffen en verheerlijken als zijnde de wijze, getrouwe en beleidvolle slaven van Jehovah. Maar waarom doe ik dit eigenlijk? Wat motiveert mij om kritisch te zijn ten aanzien van het Wachttorengenootschap en waarom uit ik deze kritiek openlijk richting hen? Doe ik dit om mezelf een superieur gevoel te geven? Ik laat het antwoord op deze vraag maar over aan het Wachttorengenootschap zelf. Hier volgt een citaat uit het tijdschrift de Wachttoren van 1 mei 1974. Het artikel heet: ‘Kunt u trouw zijn aan God en toch de feiten verbergen?’

WAT is het gevolg wanneer men een leugen zonder protest laat passeren? Draagt zwijgen er niet toe bij de leugen voor waar te laten doorgaan, waardoor ze vrijer baan heeft om velen, misschien tot grote schade van hen, te beïnvloeden? Wat gebeurt er als men wangedrag en immoraliteit niet aan de kaak stelt en veroordeelt? Is dit niet hetzelfde als een infectie verbergen zonder één poging in het werk te stellen haar te genezen en te voorkomen dat ze zich uitbreidt? Wanneer mensen in groot gevaar verkeren afkomstig uit een bron waarvan zij geen kwaad vermoeden, of als zij door degenen die zij als hun vrienden beschouwen worden misleid, is het dan onvriendelijk hen te waarschuwen? Zij verkiezen het misschien geen geloof aan de waarschuwing te hechten. Zij zijn er misschien zelfs wel gebelgd over. Ontheft dat iemand echter van de morele verantwoordelijkheid die waarschuwing te geven?

Ik heb de leugens van het Wachttorengenootschap niet onbetwist gelaten. Hoe handen onder het bloedhad ik dat dan überhaupt kunnen doen? Ik heb hun slechte beleid, hun geheime politieke partnerschappen en hun bloedschuld blootgelegd. Ik heb Jehovah’s woord tegen hen laten gelden door hun diefstallen en hun huichelarij openlijk te veroordelen. Ik heb geprobeerd om aan de hand van de Bijbel te verklaren welk geestelijk gevaar de organisatie met zich meebrengt vanwege de aanwezigheid van een profetische mens van wetteloosheid en de 1914-misleiding. Ik heb geprobeerd om de waarschuwing van Jezus te laten weerklinken, namelijk dat de velen die tot struikelen zullen worden gebracht vooral Jehovah’s Getuigen zullen zijn. Maar bovenal heb ik de feiten niet verborgen gehouden. Ik heb zo duidelijk mogelijk uiteengezet dat er niet zoiets bestaat als een ‘onzichtbare parousia’; De aanwezigheid van Christus zal voor de uitverkorenen iets zichtbaars gaan worden in de tijd van het einde. En terwijl ze op dat moment nog in het vlees zullen zijn, met de glorieuze Heer van de hele aarde die naast hen staat, zullen de uitverkorenen dan zo helder schijnen als de zon in het Koninkrijk van Jehovah. We hebben het hier over de diepste waarheid die er is, maar toch is het Besturende Lichaam hierin totaal niet geïnteresseerd. Ze hebben namelijk hun eigen religie.

Trouw aan het Wachttoren-artikel uit 1974 geloven de meeste Jehovah’s Getuigen deze waarschuwing maar liever niet. Velen van hen zijn er verontwaardigd over dat ik zomaar het verheven Besturende Lichaam durf te beschuldigen van hun misleiding en bedrog. Echter bevrijden die gekwetste gevoelens en die wrok mij niet van de verantwoordelijkheid om toch de noodklok te moeten luiden. Met de hulp van Jehovah zal ik doorgaan met mijn missie totdat de raketten worden gelanceerd en door de lucht zullen gaan vliegen en de steden daadwerkelijk in puinhopen zullen gaan veranderen.