Dagtekst zaterdag 11 november 2023
Vergeet niet om goed te doen en met anderen te delen wat je hebt, want God is blij met zulke slachtoffers. — Hebr. 13:16.
Niet lang nadat de christenen in Judea Paulus’ brief hadden gekregen, moesten ze huis en haard verlaten en hun ongelovige familieleden achterlaten om ‘naar de bergen te vluchten’ (Matth. 24:16). Op dat moment was er duidelijk behoefte aan steun. Als ze zich al eerder hadden gehouden aan Paulus’ advies om met anderen te delen wat ze hadden, zouden ze het makkelijker vinden zich aan hun nieuwe leven aan te passen. Broeders en zusters zeggen het niet altijd als ze hulp nodig hebben. Wees dus benaderbaar. Zitten er in jouw gemeente ook broeders en zusters die altijd bereid zijn anderen te helpen? Ze geven je nooit het gevoel dat je lastig bent. Je weet gewoon dat je op ze kunt rekenen als het nodig is. Wat geven ze een goed voorbeeld! w22.02 23-24 ¶13-15
Het is waar dat de oorspronkelijke christenen die in Jeruzalem en Judea woonden alles moesten achterlaten; hun huizen, hun bedrijven en wellicht ook nog enkele van hun familieleden die er toen voor kozen om achter te blijven. Behalve dat is er echter nog iets anders dat ze ook moesten achterlaten. Iets wat het Wachttorengenootschap constant weglaat. Ze moesten namelijk ook hun religie achter zich laten, en dat gold met name voor de christenen die toen al op leeftijd waren. Dat komt omdat we vrij zeker kunnen aannemen dat de meerderheid van de christenen die toen in Jeruzalem woonden joods waren. De ouderen beoefenden namelijk al het jodendom voordat zij überhaupt christenen werden. Wellicht waren er ook nog een aantal van hen die geboren waren uit christelijke ouders die het jodendom niet praktiseerden, echter zou deze groep wel een kleine minderheid zijn geweest. Voor de duidelijkheid: de joden hielden niet ineens op met joods te zijn toen ze christenen werden. Hun leider, Jezus, was tenslotte ook een Jood. Jezus volgde ook getrouw de wet van Mozes. Ook woonde Jezus de bijeenkomsten bij in de synagogen. Ook vierde hij de sabbat. Voor de Joodse feesten reisde Jezus eveneens naar Jeruzalem. Ongetwijfeld hebben vele joden Jezus ook leren kennen door zijn aanwezigheid op de binnenplaats van Jehovah’s tempel. Degenen die toen besloten om christen te worden hielden dat ook allemaal niet tegen. Het verslag in Handelingen vermeldt dat de discipelen na hun zalving elke dag zonder ophouden in de tempel bleven prediken. De apostel Paulus predikte bijvoorbeeld elke sabbat in de synagoge. Toen Paulus tijdens een bepaalde gelegenheid in Jeruzalem verbleef, kreeg hij van de andere apostelen het advies om naar de tempel te gaan om daar in het openbaar een offer te gaan brengen om zo de hardnekkige geruchten de kop in te drukken dat Paulus een afvallige leer van Mozes zou prediken.
Waarom verwijs ik eigenlijk naar deze duidelijke historische feiten? Ik doe dit om het punt te maken dat het Wachttorengenootschap ongelijk heeft als het beweert dat Jeruzalem en de tempel een voorbode symboliseren van de heidense christenheid. De reden dat het uiterst relevant is, is omdat de verwoesting van Jeruzalem het centrale kenmerk betrof van de profetie van Jezus over het besluit van het samenstel en de parousia (Tweede Komst van Christus). De stad en de tempel die in 70 G.T. door de Romeinse legioenen werden verwoest, betreffen een voorbode van iets veel groters. Dit is ook vanzelfsprekend omdat Jezus de verwoesting van de heilige plaats in dezelfde context plaatste als de grote verdrukking die over de gehele bewoonde aarde zal komen.
Maar er is echter ook nog een probleem: als de verwoesting van Jeruzalem in de eerste eeuw het einde van het christendom voorafschaduwt, waarom zouden ware christenen zich dan zorgen moeten maken over de waarschuwing van Jezus om zonder aarzeling te vluchten uit dat bepaalde gebied? Is het dan niet zo dat Jehovah’s Getuigen op dit moment al lang geleden uit Babylon de Grote zijn gevlucht? Waarom zouden christenen zich dan überhaupt zorgen moeten maken over een walgelijk ding dat op een heilige plaats staat als deze heilige plaats (volgens het Wachttorengenootschap) de onheilige christenheid vertegenwoordigt?
Jezus was een profeet. Ook wist Jezus heel goed wat de Hebreeuwse profeten hadden geschreven. Dat is ook de reden waarom zijn opmerkingen in Mattheüs 24:15 ontzettend belangrijk zijn. “Wanneer jullie daarom het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt, waarover de profeet Daniël sprak, in een heilige plaats zien staan (lezer, gebruik inzicht)…”
In de 2004-uitgave van de Nieuwe Wereldvertaling wordt het net iets anders verwoord: “Wanneer GIJ daarom het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt, waarover door bemiddeling van de profeet Da̱niël gesproken is, in een heilige plaats ziet staan (de lezer gebruike onderscheidingsvermogen)…”
Maar welk deel van Daniël dienen we dan te onderscheiden? Het Wachttorengenootschap citeert het negende hoofdstuk, dat te maken heeft met de komst van de Messias in de eerste eeuw. Het laatste vers van dat hoofdstuk luidt: “Op de vleugel van walgelijke dingen zal degene komen die verwoesting veroorzaakt, en tot aan de vernietiging zal wat besloten is ook worden uitgestort over degene die woest ligt.” (Daniël 9:27)
Aha, wordt dat er dan misschien mee bedoeld? Nou nee, niet echt. Zoals we eerder al hadden vastgesteld weten we dat de profetische verwoesting van Jeruzalem door een walgelijk ding zowel een kleine als een grotere vervulling kent. Aangezien dat feit als een paal boven water staat, weten we daarom ook dat christenen die vóór de grote vervulling van deze profetie in leven waren, er niet echt baat bij hebben wanneer ze onderscheidingsvermogen gebruiken om zo het gedeelte uit de profetie van Daniël te begrijpen, die bijna 2000 jaar geleden in vervulling was gegaan.
Beschouw vervolgens eens het achtste hoofdstuk van Daniël, en dan in het bijzonder de verzen 11-13 over de verschijning van de laatste koning die ook wel bekend staat als de achtste koning. Het Wachttorengenootschap heeft deze achtste koning al geïdentificeerd als zijnde de Verenigde Naties, oftewel de toekomstige verwoester van de heilige plaats: “Hij verhief zich zelfs tegen de Vorst van het leger. Hem werd het vaste kenmerk ontnomen en de vaste plaats van zijn heiligdom werd omvergehaald. Het leger werd samen met het vaste kenmerk overgeleverd vanwege overtreding. Hij bleef waarheid ter aarde werpen en hij slaagde in wat hij ondernam. Ik hoorde een heilige spreken, en een andere heilige zei tegen degene die sprak: ‘Hoelang zal het visioen duren over het vaste kenmerk en de overtreding die verwoesting veroorzaakt en over het vertrappen van de heilige plaats en het leger?’” (Daniël 8:11-13)
Het Wachttorengenootschap heeft onderscheiden dat de verschillende kenmerken van de Joodse tempelaanbidding, zoals het vaste kenmerk en de heilige plaats en het heiligdom, feitelijk zaken symboliseren die te maken hebben met de gemeente van Christus. Trouwens, in tegenstelling tot wat Jehovah’s Getuigen altijd hebben geleerd, betreft de ‘Vorst van het leger’ in werkelijkheid Jezus Christus, en dus niet Jehovah God zoals het Wachttorengenootschap beweert. Jezus is namelijk de Vorst der vorsten, de Koning der koningen en de Heer der heren; terwijl Jehovah de God der goden is.
Omdat Jezus dezelfde terminologie gebruikte toen hij sprak over de heilige plaats die door de natiën vertrapt zou worden totdat de bestemde tijden van de natiën vervuld zouden zijn, zo weten we ook dat het achtste hoofdstuk van Daniël datgene was waar Jezus op zinspeelde toen hij de lezer adviseerde om onderscheidingsvermogen te gebruiken. Maar aangezien het Wachttorengenootschap dit gedeelte van Daniël heeft weggestopt in het theocratische rariteiten-archief, oftewel bij het oude papier, moeten we onszelf afvragen: hadden de bewaarders van de geestelijke tempel, oftewel het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen, dan nog minder onderscheidingsvermogen aan de dag kunnen leggen dan ze feitelijk hebben gedaan?
Leave A Comment