Gedurende 23 jaar lang sprak de profeet Jeremia het woord van Jehovah tot de leiders van de Joodse natie. Keer op keer spraken Jeremia, en andere profeten zoals Zefanja en Habakuk Gods waarschuwende woorden uit. De Joden weigerden echter te luisteren. Ze wierpen Jeremia zelfs in een put in de hoop dat hij zou sterven. Dit alles leidde er uiteindelijk toe dat het geduld van Jehovah op een bepaald moment opraakte. Dit is hoe het in Gods eigen woorden werd opgetekend: “Maar jullie wilden niet naar me luisteren”, verklaart Jehovah. “Jullie hebben me juist beledigd met het werk van je handen, waarmee jullie je alleen maar ellende op de hals halen.” (Jeremia 25:7)

Jeremia bracht vervolgens Gods huiveringwekkende en onheilspellende boodschap over: Omdat jullie mijn woorden niet hebben gehoorzaamd, laat ik alle families van het noorden komen,’ verklaart Jehovah, ‘samen met koning Nebukadne̱zar van Babylon, mijn dienaar, en ik zal ze op dit land, op de inwoners en op al deze omliggende volken af sturen. Ik zal die voor de vernietiging bestemmen en veranderen in een schrikbeeld, een aanfluiting en een puinhoop voor altijd.” (Jeremia 25:8-9)

Het lijkt op het eerste gezicht misschien vreemd dat Jehovah Nebukadnezar, de koning van Babylon, ‘mijn dienaar’ noemde. De reden hiervoor is dat de koning van Babylon tijdens meerdere gelegenheden werd gedwongen om Jehovah’s heerschappij te erkennen. En omdat Nebukadnezar Gods vernietigende werk uitvoerde — alsof hij was ingehuurd om een specifieke taak uit te voeren — noemde Jehovah hem „mijn dienaar”.

Maar heeft de vernietiging door koning Nebukadnezar dan ook nog enige betekenis voor de mensen die in de huidige moderne wereld leven? Dat blijkt inderdaad wel degelijk het geval te zijn. Jehovah vervolgde zijn woorden: Een rumoer zal tot de einden van de aarde weerklinken, want Jehovah heeft een geschil met de volken. Hij zal persoonlijk oordelen over alle mensen. En hij zal slechte mensen aan het zwaard overgeven”, verklaart Jehovah. Dit zegt Jehovah van de legermachten: “Kijk! Een ramp verspreidt zich van volk tot volk en een zware storm zal opsteken vanuit de uithoeken van de aarde. En degenen die door Jehovah zijn geveld, zullen op die dag van het ene einde van de aarde helemaal tot het andere einde van de aarde liggen. Er zal niet over hen gerouwd worden, en ze zullen niet verzameld of begraven worden. Ze zullen als mest op de aardbodem worden.” (Jeremia 25:31-33)

Net zoals het feit dat de profetie van Jezus over de verwoesting van Jeruzalem verstrekkende gevolgen heeft, aangezien Christus deze in verband bracht met een grote verdrukking die over de gehele bewoonde aarde zal komen, zo beperkt ook de profetie van Jeremia zich niet slechts tot de oude natiën uit de regio die tegenwoordig bekend staat als het Midden-Oosten.

Jeremia kreeg de opdracht om de beker van Jehovah’s oordelen door te geven onder alle natiën, te beginnen met Jeruzalem. Dit betrof heel duidelijk iets symbolisch en duidde erop dat er niets is dat de voltrekking van de oordelen van Jehovah tegen kan houden. Het is echter wel heel erg belangrijk om op te merken dat het oordeel door Babylon zou beginnen bij Jeruzalem. Jehovah zei vervolgens tegen Jeremia: En als ze de beker in je hand niet willen drinken, moet je tegen ze zeggen: “Dit zegt Jehovah van de legermachten: ‘Jullie moeten hem drinken! Want luister! Als ik als eerste ellende breng over de stad die mijn naam draagt, zouden jullie dan ongestraft moeten blijven? (Jeremia 25:28-29)

Jehovah’s Getuigen, en dan met name hun eigen leiders, dienen er nota van te nemen dat Jehovah’s ongunstige oordeel als eerste kwam over de stad die zijn heilige naam droeg. Jeruzalem was de plaats waar Jehovah Zijn naam had laten wonen, want daar stond ook de tempel. De tempel in Jeruzalem was dan ook de enige plaats op aarde waar God figuurlijk woonde. Natuurlijk is Gods tempel in het tegenwoordige christelijke tijdperk geestelijk van aard. Niettemin is dit beginsel dan ook stevig verankerd, zoals de apostel openbaarde: Want dit is de vastgestelde tijd voor het oordeel en het begint bij het huis van God. Als het dus bij ons begint, hoe zal het dan aflopen met degenen die het goede nieuws van God niet gehoorzamen? (1 Petrus 4:17)

Onder de natiën die uit Jehovah’s beker van woede moesten drinken, bevond zich Egypte, samen met Moab, Edom en Amon. Die vier natiën worden specifiek genoemd in Daniëls langlopende profetie over de koningen van het noorden en het zuiden. Het betreft de tijd van het einde waarin de koning van het noorden het Sieraadland binnentrekt, en veel landen zullen tot struikelen worden gebracht. Maar aan zijn hand zullen ontkomen: Edom, Moab en het belangrijkste deel van de Ammonieten. Hij zal zijn hand blijven uitsteken tegen de landen, en ook Egypte zal niet ontkomen. Hij zal heersen over de verborgen schatten van goud en zilver en over alle kostbare dingen van Egypte. De Libiërs en de Ethiopiërs zullen hem op de voet volgen.” (Daniël 11:41-43)

Een van de eerste dingen die Jehovah in 1996 onder mijn aandacht bracht, is het feit dat Egypte in de profetieën van Ezechiël, Jesaja, en in het geval van de veroveringstocht van de koning van het noorden, de Verenigde Staten van Amerika vertegenwoordigt. Onder de entiteiten die worden vereist om te drinken uit de beker uit Jehovah’s hand, bevond zich ook de beroemde stad Tyrus. Hoewel Tyrus en Egypte in de oudheid niet met elkaar waren geallieerd, zien we wel in de 3D-patronen van de profetie dat ze de moderne Anglo-Amerikaanse duale wereldmacht vertegenwoordigen.

De plotselinge en catastrofale ondergang van het momenteel wankelende Anglo-imperium wordt in het 13de hoofdstuk van Openbaring gesymboliseerd als één van de koppen van het zevenkoppige wilde beest dat een dodelijke verwonding oploopt. In tegenstelling tot de onhoudbare mythe van het Wachttorengenootschap, namelijk dat de zegevierende geallieerden deze profetie uit Openbaring zouden hebben vervuld toen ze zogenaamd een dodelijke kopwond opliepen als gevolg van de Eerste Wereldoorlog, zal de daadwerkelijke en authentieke doodsklap pas in de nabije toekomst gaan plaatsvinden. Deze zaken zijn al eerder in talloze essays uitvoerig beschreven en onderbouwd, evenals in het boek ‘Jehovah Zelf is Koning Geworden’.

En het Sieraadland betreft natuurlijk een verwijzing naar de gemeente van Christus die was gegrondvest op de verbonden die God destijds had gesloten met Abraham en Israël, het oorspronkelijke Sierraadland. Babylon, wiens legers vanuit het noorden richting het zuiden raasden en figuurlijk alle natiën veroverden, vertegenwoordigt dus de koning van het noorden tijdens zijn wereldveroverende veldtocht, wat dus weer parallel loopt met de opkomst van de achtste koning in de wereld van ná de ineenstorting.

Het is dan ook zeer ontnuchterend om te vernemen dat ook Babylon (koning van het noorden) zelf tenslotte ook de opdracht kreeg om te drinken uit de beker der vernietiging uit Jehovah’s hand: en alle koningen van het noorden, dichtbij en ver weg, de een na de ander, en alle andere koninkrijken van de aarde die op de aardbodem zijn; en na hen zal de koning van Se̱sach drinken.” (Jeremia 25:26)

Volgens de ‘Inzicht-encyclopedie’ betreft Se̱sach een cryptografische term waarmee Babylon wordt aangeduid. Het oordeel dat begint bij de stad waar Jehovah’s naam was gevestigd, culmineert dus in een wereldwijde vernietiging – ook wel bekend als de oorlog van Armageddon.

Stelt u zichzelf eens voor hoe beledigd Jehovah zich wel niet moet voelen vanwege de lucifer brandenarrogantie vanuit degenen die zijn naam dragen. Zij die over zichzelf denken en claimen dat ze getrouw en beleidvol zijn. Ze passen precies binnen het profetische profiel van die Joodse leiders die er zo zelfverzekerd van waren dat hen geen enkele rampspoed zou overkomen. Per slot van rekening had Jehovah het machtige Assyrische leger al vernietigd toen ze Judea binnenvielen. Jeruzalem was de vestingstad. Daarom zei Jehovah God ook het volgende tegen de herders: Huil maar, herders, schreeuw maar! Wentel je in het stof, machtigen van de kudde, want de tijd voor je slachting en je verstrooiing is aangebroken en jullie zullen vallen als een kostbare kruik! Er is voor de herders geen schuilplaats, er is voor de machtigen van de kudde geen uitweg. Hoor het geschreeuw van de herders en het gehuil van de machtigen van de kudde, want Jehovah verwoest hun weidegrond. (Jeremia 25:34-36)