Opmerking van de Nederlandse vertaler: Dit artikel betreft het eerste deel uit een reeks artikelen waarin een kritisch onderzoek wordt gedaan naar de Wachttoren-uitgave van juli 2022, te beginnen met het eerste deel: Het Koninkrijk regeert!
Degenen die gezegend zullen zijn om het einde van Satans wereld te overleven, zouden later heel goed kunnen terugkijken op datgene waar ze ooit vurig in geloofden en wat ze toen ook aan anderen hebben onderwezen terwijl ze dit achteraf zullen gaan bezien als de grootste misleiding die ooit is gepleegd. Voor de 1914-doctrine geldt net zoals bij alle andere door demonen geïnspireerde waanideeën, dat deze leer ooit werd omarmd als zijnde zuivere geïnspireerde waarheid die achteraf maar heel moeilijk uit de menselijke geest te verdrijven is. Een van de redenen waarom deze illusie zo krachtig is, heeft te maken met het feit dat men pretendeert dat deze leer op de Bijbel is gebaseerd. Houd daarom ook echter goed in gedachten dat zowel de apostel Paulus als de apostel Johannes de christenen waarschuwden om goed op hun hoede te zijn voor “geïnspireerde uitspraken”. De apostel Johannes schreef daarover specifiek het volgende: “Lieve vrienden, geloof niet elke geïnspireerde uitspraak, maar onderzoek of de geïnspireerde uitspraken uit God voortkomen, want er zijn veel valse profeten in de wereld verschenen.” (1 Johannes 4:1)
De geïnspireerde apostel had hier ook heel goed tussen haakjes kunnen hebben geschreven wat hij nou precies bedoelde met het woord ‘geïnspireerde’; dit omdat Paulus namelijk aangaf dat de demonen “geïnspireerde uitspraken” kunnen doen, wat uiteraard de bron zou zijn van de “geïnspireerde uitspraken” die zijn uitgegeven door de vele valse profeten die in de wereld zijn verschenen. Paulus schreef bijvoorbeeld: “Maar het geïnspireerde woord zegt duidelijk dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, omdat ze luisteren naar misleidende geïnspireerde uitspraken en leringen van demonen, onder invloed van de huichelarij van leugenaars die een geweten hebben dat is dichtgeschroeid.” (1 Timotheüs 4:1-2)
Merk hier alstublieft op dat er twee bronnen van geïnspireerde uitspraken zijn. De ware bron werd geïnspireerd om te voorspellen en te waarschuwen dat er op een gegeven moment sprake zal zijn van “misleidende geïnspireerde uitspraken” die van de demonen afkomstig zijn. Paulus ging verder met het opsommen van een aantal demonische leringen waarmee we beter in staat zijn om de katholieke en orthodoxe religies uit de oudheid mee te kunnen identificeren.
Maar Paulus wees daarnaast zijn gezalfde broeders ook nog op een andere vorm van misleidende „geïnspireerde uitspraken”. Deze waarschuwing van Paulus is van het grootste belang voor Jehovah’s Getuigen in deze tijd. In 2 Thessalonicenzen 2:1-2 verklaarde de apostel het volgende: “Broeders, over de aanwezigheid van onze Heer Jezus Christus en onze hereniging met hem vragen we jullie je denken niet vlug in de war te laten brengen en niet in paniek te raken door de bewering dat de dag van Jehovah al is aangebroken, of het nu gaat om een geïnspireerde uitspraak, een mondelinge boodschap of een brief die van ons afkomstig lijkt te zijn.”
In dit geval doen degenen die geïnspireerde uitspraken verkondigen dit door middel van mondelinge boodschappen, zoals bijvoorbeeld openbare lezingen en toespraken, maar ook door middel van brieven, oftewel geschreven boodschappen, wellicht in de vorm van tijdschriften zoals bijvoorbeeld de Wachttoren. De boodschap waar de apostel ons nog specifiek voor waarschuwde, betreft de aankondiging dat de aanwezigheid van Christus al zou hebben plaatsgevonden en dat de dag van Jehovah al zou zijn aangebroken. Laat dat nou ook precies de kernboodschap zijn geweest van het Wachttorengenootschap, die ze al vanaf het begin van hun eigen oprichting hebben aangekondigd. Het is dan ook interessant om op te merken dat de boodschappers zich voordoen als apostelen – net zoals het geval is bij het Besturende Lichaam van de Wachttoren-organisatie. (Zie ook het artikel: ZIJ DIE BEWEREN APOSTELEN TE ZIJN) Laten we eens met het bovenstaande in gedachten de apostolische aansporing opvolgen door de “geïnspireerde uitspraak” in de Wachttoren grondig te beproeven.
In de eerste alinea impliceert het Wachttorengenootschap dat de ineenstorting van de beschaving waarvan we getuige zijn (waarvan de details worden opgesomd in 2 Timotheüs 3:1-5), het levendige bewijs zou zijn voor de stelling dat het Koninkrijk op dit moment al zou regeren. Ze beweren dat “geen eerlijk mens kan ontkennen dat die profetie in vervulling gaat, en de vervulling bewijst dat Christus Jezus begonnen is te regeren als Koning van Gods Koninkrijk.”
Laten we, om de geïnspireerde uitspraak hierboven te beproeven, eens een aantal relevante vragen opwerpen.
Aangezien de apostelen van het Wachttorengenootschap beweren dat Jezus al in het jaar 1914 begon te regeren, waarom was de ineenstorting van de samenleving toen dan niet evident? Waren de roerende jaren 1920 dan enorm moeilijke tijden om door te komen? Waren mensen toen bijvoorbeeld al liefhebbers van zichzelf en liefhebbers van geld? Waren de mensen toen dan al meedogenloos en stonden ze toen ook niet open voor enige overeenkomst in dezelfde mate als tegenwoordig in, laten we zeggen, de jaren 1950? Het antwoord op deze vragen luidt natuurlijk: nee. Indien u net zo lang hebt geleefd als ik (70 jaar), dan bent ook u getuige geweest van het geleidelijke verval van de moraliteit gedurende vele, vele decennia terwijl dit verval met ieder voorbijgaand jaar alleen nog maar erger wordt. Vergelijkt u eens de bovenstaande foto van het leven in 1920 met de foto aan de rechterzijde uit 2020, waarin kleine peuters op school over genders en seksuele voorkeuren worden voorgelicht door een transseksueel. De mensen die in 1920 leefden zouden de mate van moreel verval waarschijnlijk niet eens geloven als u deze foto aan hen zou hebben laten zien.
Echter lezen we in de authentieke geïnspireerde Bijbelse uitspraak dat hier niet wordt aangegeven dat de laatste dagen zullen worden gekenmerkt door een lang en gestaag proces van maatschappelijk verval. Nee, de apostel Paulus waarschuwde ons daarentegen wel heel duidelijk dat de laatste dagen kritieke tijden zullen zijn, die moeilijk zijn om door te komen, juist omdat de mensen in die periode al zo verdorven en liefhebbers van zichzelf etc. zullen zijn. (Zie ook artikel: HOE WETEN WE ZEKER DAT DIT NOG NIET DE LAATSTE DAGEN ZIJN?)
Lees Daniël 4:10-17. De ‘zeven tijden’ duiden op een periode van 2520 jaar. Die periode begon in 607 v.Chr., toen de laatste koning op Jehovah’s troon in Jeruzalem door de Babyloniërs werd onttroond. De periode eindigde in 1914, toen Jehovah Jezus — ‘hij die er het wettelijke recht op heeft’ — tot Koning van Gods Koninkrijk kroonde (Ezech. 21:25-27).
Wellicht wordt de “zeven tijdenleer” van het Wachttorengenootschap meer dan enig ander aspect van de 1914-doctrine bestempeld als zijnde een “geïnspireerde uitspraak” – welke alleen maar valt te ontcijferen door de meest scherpzinnige adepten binnen de Wachttoren-organisatie. Blijkbaar beseffen de schrijvers van het Wachttorengenootschap zich heel goed dat hoe minder uitspraken ze doen, hoe beter dat voor hen is. Wanneer ze namelijk een diepgaande uitleg zouden geven, dan zou dat alleen nog maar meer lastige vragen voor hen oproepen; Dat verklaart dan ook precies waarom ze er hier niet dieper op ingaan dan slechts een klein fragment binnen een enkele alinea. Daar moeten we het dan maar mee doen. Meer krijgen we ook niet van ze!
Er is dan ook geen reden om uitgebreid te gaan discussiëren over de datum 607 v.Chr. Ook is het zinloos om te gaan debatteren over de vraag of Babylon Jeruzalem in dat betreffende jaar had verwoest. Evenmin is de zeven-tijdenleer het waard om überhaupt bij stil te staan. Het kan namelijk allemaal worden samengevat met behulp van een heel eenvoudige mentale staat die ook wel bekend staat als ‘gezond verstand’. Gebruikt u uw eigen verbeelding om uzelf eens te verplaatsen in het gezelschap van de apostelen van Jezus. Het was toen het jaar 33 G.T. De Messias was toen triomfantelijk in Jeruzalem aangekomen op een ezelsveulen. Jezus werd toen geprezen als de Zoon van David en als de Koning van Israël. Kort daarna lieten de discipelen Jezus weten hoeveel ze de tempel bewonderden toen Jezus hen vervolgens ronduit vertelde dat deze tempel zou worden afgebroken. Er zou zelfs geen enkele steen op de andere steen blijven staan. Een aantal dagen later benaderden de apostelen Jezus persoonlijk en vroegen aan hem: “Vertel ons, wanneer zal dat allemaal gebeuren?” (Mattheüs 24:3)
Het boek Lukas is het enige evangelie waarin staat opgetekend wat Jezus verklaarde over Jeruzalem dat zal worden verwoest en daarna zal worden vertrapt door de natiën totdat de bestemde tijden van de natiën zijn vervuld. (Zie ook het hoofdstuk: DE TIJDEN DER HEIDENEN)
Als u toen op dat moment had zitten luisteren naar de woorden van Jezus, zou u dan de conclusie hebben getrokken dat Jeruzalem op dat moment al werd vertrapt? Nee natuurlijk niet. Jezus gaf te kennen dat er een grote verdrukking aan zou komen die de herbouwde stad en tempel zou vernietigen en dat Jeruzalem daarna vervolgens voor een vastgestelde tijd door de natiën zou worden vertrapt. Het elfde hoofdstuk van Openbaring onthult dat deze “tijdsperiode” 1260 dagen betreft.
Echter is het wel degelijk een legitieme vraag: wanneer kwam degene die het wettige recht bezit op de vrijgekomen troon van David? Kwam de Mensenzoon dan in het jaar 1914 waarop Jehovah hem toen zijn wettige erfdeel zou hebben overhandigd? Nee. Absoluut niet. Hoe kunnen we dit dan zeker weten? Wij die de waarheid kennen, kunnen er absoluut zeker van zijn dat Jezus toen de troon niet verwierf omdat Jezus namelijk al erfgenaam van de troon was geworden toen hij nog op aarde was. Daarom werd de apostel Paulus ook geïnspireerd om de volgende verklaring af te leggen: “Tegen wie van de engelen heeft God bijvoorbeeld ooit gezegd: ‘Jij bent mijn zoon, vandaag ben ik je vader geworden’? Of: ‘Ik zal zijn vader worden, en hij zal mijn zoon worden’? Maar als hij zijn Eerstgeborene de bewoonde aarde weer binnenleidt, zegt hij: ‘En al Gods engelen moeten hem eer bewijzen.’” (Hebreeën 1:5-6)
Behalve de vermakelijke conclusies die volgers van de drie-eenheidsleer trekken uit de bovenstaande geïnspireerde verklaring, namelijk de conclusie dat Christus geen engel kon zijn, bevestigde Paulus hier de buitengewone gebeurtenis die plaatsvond toen Jehovah Jezus zalfde. Toen Jezus nog een mens was, sprak Jehovah vanuit de hemel en verklaarde Hij dat Jezus zijn zoon is. Als het Woord van God en als de eniggeboren Zoon is Jezus natuurlijk altijd al Gods Zoon geweest. Waarom gaf Paulus dan aan dat Jezus op aarde was toen de eerste fase van de tweede Psalm in vervulling ging? Dat kwam omdat Jehovah toen op een heel speciale manier optrad als zijn Vader, namelijk door hem als een geest te verwekken. „Vandaag” betrof een verwijzing naar de dag van zijn doop en zalving.
Verwijzend naar de Psalm waaruit Paulus heeft geciteerd, beeldt het de Vader uit die verklaart: “Jij bent mijn zoon, vandaag ben ik je vader geworden. Vraag het mij en ik geef je volken als erfdeel en de einden van de aarde als bezit.“ (Psalm 2:7-8)
Jezus had het wettige recht op de troon van David op grond van het feit dat hij voortkwam uit de stam Juda. Zowel zijn genetische moeder als zijn adoptievader kwamen beiden voort uit de geslachtslijn van David. De zalving van Jezus door middel van de heilige geest had hetzelfde doel als de zalvingsolie die ceremonieel op de hoofden van de koningen van Juda werd uitgegoten. Daarom verwierf Jezus op de dag dat Jehovah hem zalfde, zijn erfdeel, namelijk de troon van David. Tijdens zijn opstanding werd dit wettelijke recht van Christus op de troon samen met hem overgebracht naar de hemel. Daarom zei Jehovah in de tweede Psalm ook het volgende: “Ikzelf heb mijn koning geïnstalleerd op Sion, mijn heilige berg.” Wanneer vond deze installatie van de koning van de aarde dan plaats? Nogmaals, op het moment toen Christus weer in de hemel werd ontvangen. Alle profetieën die werden toegeschreven aan het aardse Sion, het hoogste punt van de stad Jeruzalem, werden overgebracht naar de troon van Jezus op de hemelse berg Sion. Christus zou aan de rechterhand van de God der goden blijven zitten totdat de tijd zal aanbreken waarop hij te midden van zijn vijanden zal beginnen te regeren.
Wat hebben we aan deze profetie? Een goed begrip van de profetie over de ‘zeven tijden’ geeft ons het vertrouwen dat Jehovah zijn beloften precies op tijd nakomt. Net zoals hij erop toezag dat zijn Koninkrijk op de vastgestelde tijd werd opgericht, zo zal hij erop toezien dat alle andere profetieën volgens zijn tijdschema in vervulling gaan. Jehovah’s dag zal dus ‘niet te laat komen’ (Hab. 2:3).
Jezus verzekerde ons ook dat niemand de dag en het uur weet waarop de Mensenzoon zal worden geopenbaard. Er bestaat namelijk geen enkele chronologische profetie die het jaar aangeeft waarin het Koninkrijk van God tegen Satan en zijn wereld zal gaan optreden. We weten natuurlijk wel dat de duivel zelf een zeer grote interesse heeft in de komst van Christus, aangezien dat ook het hoogtepunt zal vormen van de vijandschap tussen het zaad en de slang.
Er is ook een reden waarom het Wachttorengenootschap de 1914-doctrine niet los zal willen laten. Jezus waarschuwde zijn discipelen ook specifiek om op hun hoede te zijn voor valse profeten en valse christussen in de periode vlak voor zijn komst. Feitelijk zal deze misleiding zo krachtig en zo effectief zijn dat zelfs de uitverkorenen misleid zouden kunnen worden indien dat mogelijk zou zijn.
— EINDE DEEL 1 —
Leave A Comment