Dagtekst woensdag 1 juli
Probeer te begrijpen wat de wil van Jehovah is. — Ef. 5:17.
We leven in ‘zware tijden (…) die moeilijk te doorstaan zijn’ (2 Tim.3:1). En het leven zal alleen maar moeilijker worden voordat er een nieuwe tijd aanbreekt en ware vrede op aarde hersteld wordt. Daarom is het goed je af te vragen: waar zoek ik hulp en leiding? Eeuwen geleden erkende de psalmist dat we onze ogen moeten opslaan naar Jehovah als we in moeilijke tijd hulp nodig hebben (Ps. 123:1-4). De psalmist vergeleek het kijken naar Jehovah met de manier waarop een slaaf zijn ogen op zijn meester gericht hield. Wat bedoelde hij daarmee? Een slaaf hield zijn ogen op zijn meester gericht omdat hij van hem voedsel en bescherming verwachtte. Maar hij moest ook constant op hem letten om erachter te komen wat hij voor hem moest doen. Op dezelfde manier moeten wij elke dag in Gods Woord op zoek gaan naar wat Jehovah’s wil voor ons persoonlijk is en die leiding dan ook opvolgen. Alleen in dat geval kunnen we er zeker van zijn dat Jehovah ons gunst zal tonen als we het moeilijk hebben. w18.07 12 ˚1, 2
Wanneer we gedurende een lange periode vaak dezelfde boodschap krijgen voorgeschoteld die ook als absolute waarheid wordt verkondigd, en afkomstig is van iets of iemand die we als een autoriteit beschouwen, dan accepteren we wat er wordt gezegd gewoon als ‘waar’ en we stellen daarna ook geen verdere vragen meer.
Ongetwijfeld hebben Jehovah’s Getuigen al heel vaak gehoord dat we in de laatste dagen leven en daarnaast zegt de Bijbel bijvoorbeeld ook “Maar weet dat er in de laatste dagen zware tijden zullen aanbreken die moeilijk te doorstaan zijn. Want de mensen zullen alleen om zichzelf geven en om geld. Ze zullen verwaand zijn, arrogant, lasteraars, ongehoorzaam aan ouders, ondankbaar en ontrouw. Ze zullen geen natuurlijke genegenheid hebben, voor geen enkele overeenkomst openstaan en kwaadsprekers zijn. Ze zullen onbeheerst en wreed zijn en geen liefde voor het goede hebben. Ze zullen verraders zijn, roekeloos en opgeblazen van trots, met meer liefde voor genot dan liefde voor God…” (2Timotheus 3:1-4)
Indien u iets ouder bent, bijvoorbeeld in de zestig of zelfs zeventig, dan heeft u de afgelopen halve eeuw een geleidelijke, maar diepgaande verandering zien plaatsvinden ten aanzien van de normen en waarden van de samenleving. We hebben het hier ook zeker niet over een positieve verandering. We zijn persoonlijk getuige geweest van de geleidelijke achteruitgang van het morele besef van de samenleving – de langzame maar gestage verdorvenheid van de westerse, christelijke beschaving. Er is geen twijfel over mogelijk dat de mensen in deze tijd steeds meer en meer zijn geworden zoals de apostel enkele duizenden jaren geleden al had voorzegd dat mensen tijdens de laatste dagen zouden zijn.
Merk hier alstublieft wel heel duidelijk op dat de apostel niet zei dat de mensen in de laatste dagen zullen veranderen en mensen zullen worden die alleen maar om zichzelf zullen geven, verwaand zijn, wreed en onbeheerst enz. alsof de laatste dagen door dit veranderingsproces zouden worden gekenmerkt. Nee, in de bovenstaande Bijbelverzen staat alleen dat de laatste dagen moeilijk te doorstaan zullen zijn omdat mensen zo goddeloos zullen zijn. Met andere woorden, wanneer de laatste dagen beginnen, dan zullen het op dat moment al moeilijke tijden zijn omdat mensen zo goddeloos zijn geworden tijdens de aanloop naar de laatste dagen.
Het is duidelijk dat de samenleving die 70-80 jaar geleden bestond niet werd gekenmerkt door het kwaad dat Paulus opsomde. Hoe zou men immers over bijvoorbeeld het willekeurige jaar 1957 kunnen zeggen dat die dagen toen al moeilijk waren om door te komen omdat mensen egoïstisch, liefdeloos, verraders enz. waren?
Zoals Jehovah’s Getuigen weten, bestaan er in de Heilige Schrift behalve “de laatste dagen” ook nog verschillende andere synoniemen voor deze term. In de Bijbel wordt bijvoorbeeld ook nog ‘de tijd van het einde’ genoemd, welke uitsluitend voorkomt in het profetische boek Daniël. Ook vinden we in de Bijbel de termen ‘het laatste deel van de dagen’ en ‘het einde van het systeem’, of ‘het einde van het tijdperk’ zoals sommige vertalingen deze periode ook wel omschrijven. Elk van deze uitdrukkingen, met inbegrip van ‘de laatste dagen’, verwijst naar dezelfde periode waarin de wereld onder een goddelijk oordeel komt, welke begint bij het huis van God, ook wel bekend als de gemeente van de Eerstgeborene.
Redelijkerwijs strekt deze oordeelsperiode zich niet uit over opeenvolgende generaties. Het simpele feit dat de term ‘de laatste dagen’ of ‘het laatste deel van de dagen’ specifiek zo wordt genoemd, geeft al aan dat het hier gaat om een relatief beperkt aantal dagen en zeker niet om vele decennia of zelfs meer dan een eeuw. De uitdrukking “dag des Heren” of “dag van de Heer” drukt ook hetzelfde uit; namelijk dat het besluit een relatief korte periode voorstelt.
Dit punt wordt nog eens extra bekrachtigd doordat de periode van de laatste dagen ook wel het uur van het oordeel wordt genoemd. Toch zou dit uur des oordeels volgens het Wachttorengenootschap al in 1914 zijn begonnen. Dat betekent dat het “uur” zich dus over meerdere generaties zou hebben verspreid en dat dit uur onderhand al meer dan 38.000 dagen telt en dat deze periode nog steeds doorloopt! We zouden ons natuurlijk ook kunnen afvragen waarom God een afsluitende periode zou aanduiden als zijnde een korte tijdsperiode of ook wel een symbolisch uur wanneer hier tegelijkertijd, gezien vanuit menselijk standpunt, absoluut geen basis voor bestaat.
Laten we nu eens overwegen wat Jezus te zeggen had over het besluit van het samenstel van dingen oftewel het ‘einde van het tijdperk’, in het dertiende hoofdstuk van Mattheüs. Hoewel Jezus de christelijke bediening in het algemeen vergeleek met een oogstwerk, sprak hij daarnaast ook over een afsluitende oogst wanneer de engelen zouden worden uitgezonden om het onkruid te ontwortelen en tegelijkertijd de tarwe te verzamelen. Jezus voorzag ons van meer details toen hij vanaf vers 41 zei: “De Mensenzoon zal zijn engelen eropuit sturen, en ze zullen alle struikelblokken en iedereen die wetteloos leeft, uit zijn Koninkrijk verzamelen en in de brandende oven gooien. Daar zullen ze jammeren en knarsetanden. In die tijd zullen de rechtvaardigen zo helder als de zon stralen in het Koninkrijk van hun Vader. Laat iedereen die oren heeft, goed luisteren.”
Welnu, volgens het Wachttorengenootschap begon het besluit al in 1914 en Jehovah’s Getuigen geloven dat de engelen in dat jaar ook waren begonnen met het ontwortelen van het onkruid dat de grote groep kerkgangers zou symboliseren, die onderdeel vormen van de tientallen denominaties en sekten binnen de heidense christenheid.
In het tijdschrift de Wachttoren (uitgave 15 juli 2013), lezen we in paragraaf 13-15 het volgende:
Ten derde: wenen en knarsetanden. Wat gebeurt er nadat de engelen het onkruid bundelen? Jezus zegt over de toestand van de onkruidklasse: „Daar zullen zij wenen en knarsetanden” (Matth. 13:42). Gebeurt dat nu al? Nee. De christenheid, als deel van de hoer, zegt nu nog over zichzelf: „Ik zit als koningin, en ik ben geen weduwe, en ik zal nooit rouw zien” (Openb. 18:7). De christenheid voelt zich inderdaad erg zeker, en is zelfs in de veronderstelling dat ze ’als een koningin zit’ op de klasse van politieke leiders. Op dit moment zijn degenen die door het onkruid worden afgebeeld niet bepaald aan het wenen. Maar daar komt binnenkort verandering in. Tijdens de grote verdrukking, na de vernietiging van alle georganiseerde valse religie, zullen voormalige aanhangers ervan proberen een schuilplaats te zoeken, maar ze zullen geen veilige plek vinden om zich te verbergen (Luk. 23:30; Openb. 6:15-17). Dan zullen ze inzien dat er geen uitweg meer is, en zullen ze wanhopig huilen en woedend knarsetanden. Zoals Jezus voorzegt in zijn profetie over de laatste dagen, zullen ze zich dan „in weeklacht slaan” (Matth. 24:30; Openb. 1:7). Ten vierde: in de vuuroven werpen. Wat zal er met de bundels onkruid gebeuren? De engelen zullen ze „in de vuuroven werpen” (Matth. 13:42). Dat betekent volledige vernietiging. Die voormalige aanhangers van valsreligieuze organisaties zullen vernietigd worden tijdens het laatste deel van de grote verdrukking, Armageddon (Mal. 4:1).
Terwijl het Wachttorengenootschap de vernietiging van het onkruid heeft verplaatst naar een toekomstig moment, beweren ze nog steeds tegelijkertijd dat de oogst kort na het jaar 1914 begonnen zou zijn. Ze dwingen zichzelf om vast te blijven houden aan dit verzinsel omdat de Bijbel leert dat de oogst plaatsvindt tijdens het besluit. Dit zou betekenen dat velen die tot die generatie uit 1918 behoorden, en door de engelen vermoedelijk als onkruid ontworteld zouden zijn, ondertussen een natuurlijke dood gestorven zijn. Dit zou betekenen dat deze personen eerst uit de dood opgewekt zouden moeten worden om vervolgens te kunnen jammeren en knarsetanden. Helaas kan het Besturend Lichaam er twee van dit soort absurde en tegenstrijdige leringen op na houden, omdat de meeste Jehovah’s Getuigen absoluut niet kritisch nadenken over wat de Wachttoren-organisatie hen eigenlijk leert.
De misleidende interpretatie van het Wachttorengenootschap ten aanzien van deze gelijkenis die Christus ons gaf, zou duidelijk zichtbaar moeten worden voor een ieder die het aandurft om zelf na te denken. Ten eerste, waarom zou het voor de oogstende engelen noodzakelijk zijn geweest om een scheiding aan te brengen tussen de International Bible Students en de hierboven genoemde parochianen? Vormden de toenmalige Bijbelonderzoekers op dat moment niet al een afzonderlijk gescheiden sekte? Ten tweede, op welke wijze zouden de vele kerkgangers in 1918 zijn gedwongen om te jammeren en knarsetanden toen ze zogenaamd zouden zijn ontworteld? Laat in deze kwestie het Besturende Lichaam eens samenhangend uitleggen hoe de onkruidachtige christenen in de brandende oven zouden zijn gegooid. Aangezien er vandaag de dag nog meer kerkgangers zijn dan een eeuw geleden, moeten we dan aannemen dat het ontwortelen van het onkruid evenals het branden in de vurige oven een proces is wat continu doorgaat?
Uiteraard kan geen enkele Jehovah’s Getuige een intelligent antwoord geven op deze vragen. Ondanks het feit dat dit het geval is volgen hier toch nog een aantal extra vragen: Indien het onkruid dat valse christenen zou symboliseren die daarnaast op geen enkel moment met de Wachttoren-organisatie zouden zijn geassocieerd, waarom zou Jezus hen dan überhaupt laten ontwortelen?
Volgens Jezus symboliseert het onkruid de wetteloze individuen die in zijn Koninkrijk zijn geplant. Waarom zouden deze personen anders uit zijn Koninkrijk worden verzameld? En wat betekent daarnaast zijn Koninkrijk? Zijn Koninkrijk vormt de gemeente van Christus. Dat blijkt uit wat Paulus schreef in zijn brief aan de Kolossenzen. Hij zei in hoofdstuk 1 vanaf vers 13 het volgende: “Hij heeft ons gered van de macht van de duisternis en ons overgebracht naar het koninkrijk van zijn geliefde Zoon, door wie wij onze verlossing door losprijs hebben, de vergeving van onze zonden.”
Wanneer we het bovenstaande in ons achterhoofd houden, zouden we dan oprecht mogen aannemen dat de grote menigten van katholieken, protestanten, lutheranen, enz. ooit op enig moment werden erkend als leden van het Koninkrijk van zijn geliefde Zoon? Bovendien, waarom zou Christus überhaupt alle dingen die oorzaak vormen tot struikelen, uit de heidense christenheid verwijderen? Of zouden we daarnaast met droge ogen kunnen beweren dat er op dit moment geen struikelblokken verspreid liggen op de ‘heilige snelweg’ waar Jehovah’s Getuigen zich vandaag de dag over zouden verplaatsen?
Het zou voor een ieder die bereid is om oprecht over feiten te redeneren duidelijk moeten zijn dat de laatste oogst nog niet is begonnen. Dat betekent ook automatisch dat de ‘laatste dagen’ op dit moment nog niet zijn begonnen. Het betekent ook automatisch dat het uur van het oordeel nog moet beginnen. Precies: Christus heeft inderdaad zijn machtige engelen op dit moment nog niet uitgezonden om alle wetteloze personen uit zijn Koninkrijk bijeen te verzamelen.
Het is daarom ook niet verwonderlijk dat Jezus zijn gelijkenis uit Mattheus 13:41-43 afsloot door te zeggen “Laat iedereen die oren heeft, goed luisteren.“ Helaas moeten we constateren dat niemand van het leiderschap van Jehovah’s Getuigen blijkbaar oren heeft om te luisteren.