Jeremia kreeg oorspronkelijk van Jehovah de opdracht om als profeet te dienen voor de natiën en voor Jeruzalem. In het openingshoofdstuk zei God tegen Jeremia dat Hij hem had geheiligd al voordat hij werd geboren. Daarin worden we eraan herinnerd dat degenen die worden gekozen om in eendracht met Jezus te zijn, reeds voorbestemd waren vóór de grondlegging van de wereld.

Er bestaat echter geen bewijs dat Jeremia ook daadwerkelijk persoonlijk de beschuldigende boodschappen overbracht aan omringende natiën. Niettemin kreeg Jeremia van God toch de specifieke opdracht om richting natiën en koninkrijken op te treden. In de Bijbel lezen we dat Jehovah het volgende verklaarde in Jeremia 1:10: Luister, vandaag stel ik je aan over de volken en over de koninkrijken, om uit te rukken en af te breken en om te vernietigen en neer te halen, om te bouwen en te planten.

In werkelijkheid nam Jeremia slechts de woorden op die Jehovah aan hem had overgebracht, welke uiteindelijk ook zijn uitgekomen.

Echter wat Jeremia’s naaste-Joden betreft, sprak de profeet in het openbaar tot hen en ging in de toegangspoort van de tempel staan om richting het volk publiekelijk over Jehovah’s oordelen te spreken.

Blijkbaar voorzag God Jeremia van visioenen en vereiste Hij van hem dat Jeremia deze visioenen zou gaan beschrijven. Jehovah zei tegen hem: “Wat zie je, Jeremia?” (Jeremia 1:11)

Het eerste visioen betrof de tak van een amandelboom. Jehovah legde vervolgens aan Jeremia uit dat hiermee wordt bedoeld dat Jehovah klaarwakker is wanneer het aankomt op het uitvoeren van Zijn voornemens.

Behalve dat zag Jeremia ook een grote gloeiendhete kookpot waarvan de opening was afgekeerd van het noorden, alsof deze op onheilspellende wijze op het punt stond de kokende inhoud ervan uit te storten, wat Jehovah ook nader verklaarde: “Vanuit het noorden zal de ellende losbreken tegen alle inwoners van het land. Want “ik roep alle families van de koninkrijken van het noorden op”, verklaart Jehovah, “en ze zullen komen, iedereen zal zijn troon neerzetten bij de ingang van de poorten van Jeruzalem, tegen haar muren, helemaal rondom, en tegen alle steden van Juda. (Jeremia 1: 13-15)

De verwoesting van Jeruzalem en het daaropvolgende herstel betreft het centrale thema van vrijwel alle Hebreeuwse profetieën. Jeremia vormt daarop geen uitzondering. De verwoesting van Jeruzalem door een walgelijk ding, dat uiteindelijk zal resulteren in een wereldwijde grote verdrukking, was feitelijk ook de primaire focus van de profetie die Jezus ons gaf over het besluit van het samenstel.

“Alle families van de koninkrijken van het noorden” die door Jehovah werden opgeroepen om te dienen als Zijn bestraffingsmiddel, stonden onder het bevel van de koning van Babylon – Nebukadnezar. Het machtige rijk waarvan het hoofdkwartier zich bevond aan de oevers van de rivier de Eufraat bestond uit volkeren die oorspronkelijk afkomstig waren uit tientallen verschillende provincies, natiën en taalgebieden die waren veroverd door de Chaldeeën. Zelfs Daniël was een adviseur aan het hof van Nebukadnezar toen Jeruzalem ten val kwam door de handen van de ‘families van de koninkrijken van het noorden’.

De profetie van Jeremia betreft absoluut niet alleen maar een boodschap uit een ver vervlogen verleden. Verre van dat. In onze tegenwoordige tijd is deze boodschap namelijk van het allergrootste belang. Het klopt inderdaad dat God op maar liefst vier plaatsen in Jeremia sprak over het laatste deel van de dagen, dat hetzelfde betekent als ‘de tijd van het einde’ en ‘het einde van het samenstel’. Dit betekent namelijk ook dat Gods oordelen over Babylon en Jeruzalem een patroon vormen voor de dingen die nog zullen komen.

In overeenstemming met de wet heeft God voorzien in meer dan twee getuigen. Sta eens stil bij de profetie van Habakuk, die een tijdgenoot was van Jeremia. Habakuk bevestigde dat Jehovah de Chaldeeën de opdracht had gegeven om te dienen als de uitvoerder van Jehovah’s goddelijke oordelen.

Hoewel Habakuk de uitdrukking “het laatste deel der dagen” of andere soortgelijke uitdrukkingen niet gebruikte, gaf Jehovah wel te kennen dat het visioen bestemd was voor een toekomstige tijd – inderdaad… een vastgestelde tijd. Want het visioen wacht nog op de vastgestelde tijd, het haast zich naar zijn einde en het zal niet liegen. Ook al zou het op zich laten wachten, blijf ernaar uitkijken! Want het zal beslist uitkomen. Het zal niet te laat komen! (Habakuk 2: 3)

Gezien vanuit het perspectief van Jehovah’s Getuigen lijkt het er absoluut op dat Gods oordelen een flinke vertraging hebben opgelopen. Al vanaf het allereerste begin heeft C.T. Russell een verwachting gekweekt onder de oorspronkelijke Bijbelonderzoekers. Het jaar 1914 had bijvoorbeeld de oorlog van Armageddon teweeg moeten brengen. Echter kwam er niets van hun verwachtingen terecht. In tegenstelling tot alle heisa die rondom het jaar 1914 ontstond blijkt dat er zelfs na al die vele decennia nog steeds niets is gebeurd. De wereld ging gewoon verder zoals altijd. Zelfs het Wachttorengenootschap kan niet ontkennen dat het visioen voor een vastgestelde tijd in de toekomst bestemd is. Toch blijven wij achter met de verzekering en de impliciete waarschuwing van Jehovah God dat “Het niet te laat zal komen”.

De vraag die dan rijst is de volgende: Wat betekent het visioen dan? Inderdaad…wat is dan precies de betekenis van de profetie van Jeremia? Dit artikel betreft de eerste uit een hele reeks artikelen waarin we dieper ingaan op het boek Jeremia om deze nader uit te lichten.