Opmerking van de vertaler: Dit artikel werd oorspronkelijk in 2010 gepost.
Toen de Israëlieten uit hun meedogenloze slavernij in Egypte werden bevrijd, sloot Jehovah overeenkomstig zijn plechtige belofte die Hij aan zijn vriend Abraham deed, zijn verbond met hen. Geen enkel ander volk had zo’n gezegende band met Jehovah God. Echter was deze zegen wel gebonden aan een aantal voorwaarden. Het volk zou alleen worden gezegend zolang ze naar God zouden luisteren. God zou ervoor zorgen dat de regen op de juiste tijd zou vallen zodat ze ruim voldoende voedsel zouden hebben en ook zou God ervoor zorgen dat geen enkele vijandige natie een bedreiging voor hen zou vormen, nogmaals, indien ze gehoorzaam zouden zijn. Echter bepaalden de voorwaarden van het verbond tussen God en Israël ook dat als het volk de stem van Jehovah God niet strikt zou gehoorzamen, dat hier vreselijke consequenties aan verbonden zouden zijn. In plaats van de vele zegeningen zouden er dan vervloekingen over hen komen. Jehovah zou dan kort gezegd hun vijand worden. Deze gevolgen zouden onafwendbaar zijn indien de Israëlieten toch mochten besluiten om tegen Jehovah in opstand te komen. De vervloekingen werden in het Wetsverbond opgetekend. In het 28ste hoofdstuk van Deuteronomium werd alles uitvoerig tot in detail uiteengezet.
Natuurlijk wist Jehovah van tevoren dat de natie zijn verbond niet zou nakomen. En dus voorspelde God de verwoesting van Israël, nog zelfs voordat ze ooit het Beloofde Land waren binnengegaan. In Deuteronomium 28:63 staat bijvoorbeeld: “En zoals Jehovah er eerst vreugde in vond jullie welvarend en talrijk te maken, zo zal Jehovah er dan vreugde in vinden jullie te vernietigen en uit te roeien. Jullie zullen worden weggerukt uit het land dat jullie in bezit gaan nemen.“
Dat is ook de reden waarom stukken van Jesaja’s profetie een weerspiegeling vormen van de vervloekingen die in de Wet stonden opgetekend die ongeveer 800 jaar voor Jesaja werd geschreven, toen de Israëlieten het verbond waren aangegaan. Als voorbeeld volgt hieronder de vervloeking uit de Wet die gericht was aan de ‘teergevoelige en weke vrouw’, waar staat geschreven: “En de teergevoelige en weke vrouw onder jullie die zo teer is dat het niet in haar zou opkomen om haar voetzool op de grond te zetten, zal geen medelijden hebben met haar geliefde man of haar zoon of dochter. Ze zal zelfs geen medelijden hebben met de nageboorte die tussen haar benen naar buiten komt en met de zonen die ze ter wereld brengt. Ze zal ze in het geheim opeten omdat ze radeloos is vanwege de zware belegering van jullie steden door de vijand.“ (Deuteronomium 28: 56-57)
Laten we nu eens Jesaja 3: 16-26 nader beschouwen: “Jehovah zegt: ‘Omdat de dochters van Sion trots zijn, met het hoofd in de nek lopen, met hun ogen flirten, rondtrippelen en met hun enkelbandjes rinkelen, zal Jehovah het hoofd van de dochters van Sion met korsten bedekken en Jehovah zal hun voorhoofd ontbloten. Op die dag zal Jehovah hun sieraden wegnemen: de enkelringen, de hoofdbanden en de maanvormige sieraden, de oorbellen, de armbanden en de sluiers, de hoofdtooien, de enkelkettinkjes en de borstbanden, de parfumflesjes en de amuletten, de vingerringen en de neusringen, de ceremoniële gewaden, de overkleding, de omslagdoeken en de geldbuidels, de handspiegels en de linnen kleding, de tulbanden en de sluiers. In plaats van balsemolie zal er stank zijn, in plaats van een gordel een touw, in plaats van kunstige kapsels kaalheid, in plaats van dure kleding een zak en in plaats van schoonheid een brandmerk. Je mannen zullen vallen door het zwaard, je dappere soldaten zullen sneuvelen in de strijd. Haar poorten zullen treuren en rouwen. Leeg en verlaten zal ze op de grond zitten.“
Zoals duidelijk blijkt zien we dat dit aspect van de profetie van Jesaja een uitbreiding vormt van de vloek uit Deuteronomium. Maar wat nog veel belangrijker is, is dat net zoals de Wet en de profeten feitelijk dienden als een inleiding voor de komst van de Christus, dat hiernaast ook ontzettend duidelijk blijkt dat hetzelfde Wetsverbond evenals de profeten een hele duistere schaduw van goddelijke oordelen werpen richting het volk van Christus – het Israël Gods, wat volgens de apostel Paulus een product is van het nieuwe verbond en de wet van de Christus.
Denk nu eens dieper na over de details van de vervloeking uit het verbond en de overlappende kenmerken van de profetieen: “Jehovah zal van ver weg, van het einde van de aarde, een volk op jullie af sturen dat als een arend op je zal neerduiken. Het is een volk waarvan je de taal niet zult verstaan, een volk dat er woest uitziet en dat ouderen niet zal ontzien en jongeren niet zal sparen.“ (Deuteronomium 28: 49-50)
Terwijl deze verzen bijna een millennium eerder werden opgetekend, nog voordat Babylon het koninkrijk Juda verwoestte en zelfs nog voordat Jeruzalem bekend kwam te staan als de beroemde “stad van Jehovah”, werd er in de openingswoorden van de profetie van Habakuk exact dezelfde beeldspraak gebruikt die ook werd gebruikt bij de beschrijving van de vervloeking die in de Wet stond opgetekend. – waarbij de meedogenloze Chaldeeër wordt vergeleken met een adelaar die neerduikt om zijn prooi vast te grijpen. Echter zal elke goed geïnformeerde lezer van Habakuk zich bewust zijn van het feit dat de profetie eigenlijk een visioen betreft dat betrekking heeft op de bestemde tijd, dat wil zeggen: voor de tijd van het einde, ook wel het besluit van het (mondiale) samenstel of systeem genoemd. De Chaldeeër voorafschaduwt de achtste koning. (Zie hoofdstuk – Habakuk)
Daar blijft het echter niet bij. De beschrijving van de uitvoerders van Jehovah’s oordelen die worden beschreven als “een volk dat er woest uitziet” – is ook de precieze betekenis die wordt gebruikt in de profetie van Daniël betreffende een “koning die er meedogenloos uitziet”. In de 2004 versie van de Nieuwe Wereldvertaling wordt gesproken over een “koning met een bars gelaat” wat feitelijk ook hetzelfde betekent als “woest” of “meedogenloos”. De significantie in dezen is dat de profetie van Daniël ook bestemd is om te worden vervuld in verband met de heiligen van het Koninkrijk tijdens “het laatste deel van de aanklacht” – gedurende de “tijd van het einde”. (Zie hoofdstuk – Daniel)
Wanneer we de patronen naast elkaar leggen die in de profetie worden opgeworpen en ook wanneer we de onderlinge verbondenheid van het nieuwe en het oude verbond in acht nemen, dan moeten de hooghartige dochters van Sion – die uiteindelijk door Jehovah zullen worden gelouterd eerst tot nederigheid worden gedwongen door middel van beproeving en lijden – Dit kan niets anders betekenen dan een voorafschaduwing van de individuele leden van de bruid van Christus tijdens de parousia (Tweede Komst van Christus). Wat zeker niet over het hoofd mag worden gezien is dat zoals in het vers hierboven al werd vermeld, het doel van Gods vernietigende straf zal zijn dat “Haar poorten zullen treuren en rouwen. Leeg en verlaten zal ze op de grond zitten.“
In de 2004 versie van de Nieuwe Wereldvertaling wordt het overigens nog duidelijker omschreven: Daar lezen we: “En haar ingangen zullen moeten treuren en droefheid tot uitdrukking moeten brengen, en ze zal stellig worden uitgeschud. Ter aarde zal ze neerzitten.”
Heeft Jezus niet op eenzelfde manier de geldwisselaars uit Gods aardse tempel geschud als een laatste daad van zijn aardse bediening, welke dient als een voorbode voor zijn werk als de boodschapper van het (nieuwe) verbond en de aangestelde wasser die voorbestemd is om de ultieme, vurige loutering van de geestelijke tempel uit te voeren, zoals ook werd voorzegd in het derde hoofdstuk van Maleachi? Redelijkerwijs mag dus worden verondersteld dat de loutering van de geestelijke tempel onmiddellijk vóór het begin van de nieuwe wereld plaatsvindt.
De aanklacht wordt zelfs nog duidelijker in Jesaja 4: 4-5, waar we lezen: “Wanneer Jehovah de vuiligheid van de dochters van Sion wegwast en de bloedschuld van Jeruzalem uit haar midden wegspoelt door de geest van oordeel en door een geest van verbranding, dan zal Jehovah over het hele domein van de berg Sion en over de plaats waar men bijeenkomt, overdag een wolk en rook scheppen en ’s nachts een helder brandend vuur. Over alles wat glorieus is, zal een beschutting zijn. Er zal een hut zijn die overdag schaduw biedt tegen de hitte en die een bescherming en schuilplaats is tegen storm en regen.“
Het Wachttorengenootschap erkent dat de profetie van Jesaja een patroon vormt welke betrekking heeft op het oordeel over de gemeente van Christus. Maar net zoals bij hun interpretatie van vrijwel alle andere profetieën, doet het Wachttorengenootschap er werkelijk alles aan om Jehovah’s Getuigen ervan te overtuigen dat Gods oordelen al lang geleden in de periode tussen 1914-1919 zijn voltrokken. Jehovah’s oordelen zouden volgens hen zijn voltrokken tegen Rutherford en zijn metgezellen, en in gevallen waar dit niet mogelijk was heeft het Wachttorengenootschap deze oordelen toegepast op de heidense christenheid. Hieronder volgt het commentaar uit de Wachttorenpublicatie over Jesaja’s Profetie. Op pagina’s 71-72 lezen we met betrekking tot de reeks verzen die we zojuist hebben gelezen het volgende commentaar:
Geconfronteerd met de verschroeiende hitte van vervolging en de stormen van tegenstand zal het gereinigde overblijfsel ervaren dat Jehovah hun Bron van bescherming en zekerheid en hun toevlucht is. Zo wordt hun een schitterend vooruitzicht geboden: Als zij de onreine leerstellingen en gebruiken van Babylon achter zich laten, zich onderwerpen aan de reiniging van Jehovah’s oordeel en trachten heilig te blijven, zullen zij in veiligheid blijven, als het ware in „een hut” van goddelijke bescherming. Merk op dat eerst de reiniging komt en dan de zegeningen volgen. Dat is in onze tijd bewaarheid. In 1919 onderwierp het gezalfde overblijfsel zich nederig aan de loutering en Jehovah ’waste hun onreinheid weg’. Sindsdien heeft „een grote schare” andere schapen zich ook door Jehovah laten reinigen. Aldus gereinigd zijn het overblijfsel en hun metgezellen gezegend — Jehovah heeft zijn beschermende zorg over hen uitgestrekt.
Het is een zeer ernstige zaak om zomaar te verklaren dat je rechtvaardig en rein bent in de ogen van Jehovah God. Dat is in wezen precies hetzelfde wat de Farizeeën ook deden. Jezus hekelde hen echter als “louter witgekalkte graven; Vanbuiten zien die er prachtig uit, maar vanbinnen zitten ze vol botten van doden en allerlei viezigheid. Zo lijken ook jullie aan de buitenkant rechtvaardig, maar vanbinnen zijn jullie vol schijnheiligheid en wetteloosheid.”
Het leiderschap van het Wachttorengenootschap heeft op onverstandige wijze het pad gevolgd van de zelfingenomen en hypocriete Farizeeën. Ze proberen zichzelf voor te houden dat ze rechtvaardig en rein zijn verklaard in de ogen van Jehovah God, enkel omdat ze de doctrinaire dwalingen van de heidense christenheid achter zich hebben gelaten. In werkelijkheid hebben ze enkel en alleen zichzelf rein en rechtvaardig verklaard. Als een voorbeeld van hun hooghartige denkwijze zouden we kunnen aanhalen dat er in 2010 tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de Wachttoren-elite een spreker vanaf het podium op schaamteloze wijze stond op te scheppen dat het Besturende Lichaam bijna net als Christus zelf was.
Volgens de traditionele overleveringen van het Wachttorengenootschap was God zogenaamd ontevreden over het leiderschap van het Genootschap omdat ze voor de druk van de regering waren gezwicht en zich zouden hebben neergebogen voor deze zelfde regering doordat ze de publicatie van het Wachttorengenootschap uit 1916 (the Finished Mystery of God) hadden gecensureerd. (het hele boek was in feite een fictief werk en een bron van schaamte voor het Wachttorengenootschap tot op de dag van vandaag.) en volgens het Genootschap zou Jehovah God het daarom hebben toegestaan dat J.F. Rutherford en zeven andere directeuren van het Genootschap kortstondig werden opgesloten in de gevangenis. We zouden hier oprecht de vraag moeten stellen of het nou wel werkelijk zo was dat Jehovah God op dat moment de bloedschuld en de vuiligheid van de dochters van Sion had weggespoeld? Wanneer dat het geval zou zijn geweest, waarom bleven de Internationale Bijbelonderzoekers dan bijvoorbeeld gewoon doorgaan met het vieren van Kerstmis? Hoe kan het dan dat ze gedurende enkele jaren nadat Jehovah zogenaamd al hun religieuze onreinheid had weggespoeld, daarnaast nog steeds gebruik maakten van het heilige kruis dat als symbool wordt gebruikt binnen de heidense christenheid?
Helaas beschikken Jehovah’s Getuigen niet over de geestelijke capaciteiten om te kunnen onderscheiden dat deze interpretatie van het Wachttorengenootschap gebaseerd is op pure nonsens. En bovendien is het daarnaast ook nog zo dat wanneer een van Jehovah’s Getuigen openlijk de 1914-doctrine van het Wachttorengenootschap in twijfel zou trekken, dat het Wachttorengenootschap vervolgens zeer snel en effectief zou optreden door middel van de ouderlingen die belast zijn met de taak om de voorschriften van de “dictators van Sodom” zonder enige discussie af te dwingen.
De valsheid van de geaccepteerde interpretatie blijkt duidelijk uit de manier waarop het Genootschap op vingervluge en loszinnige wijze speelt met de Bijbelse profetie in kwestie. Om dit punt verder te illustreren, heeft het Wachttorengenootschap vanuit precies dezelfde context van de Schrift tegelijkertijd twee tegengestelde interpretaties als “waar” bestempeld. Aan de ene kant wordt bijvoorbeeld gezegd dat het oordeel van het afvallige Jeruzalem de heidense christenheid en haar vernietiging voorafschaduwt, en tegelijkertijd wordt het ook beschouwd als een uitbeelding van het Wachttorengenootschap zelf, afhankelijk van welke draai de ‘profeten’ van Bethel eraan geven. In het hier besproken vers wordt gezegd dat “Jeruzalem” de gemeente van gezalfde Bijbelonderzoekers symboliseert tijdens de Eerste Wereldoorlog. Maar op welke manier zouden we dan moeten stellen dat God in het oordeel zou zijn getreden door middel van “een geest van verbranding“? Het Wachttorengenootschap verkondigt immers zelf dat de drukpersen van Bethel tijdens de oorlog en tijdens de korte periode van vervolging en onrust nooit waren gestopt met het printen van lectuur.
En de vraag die overigens zeker zou moeten worden gesteld is de volgende: Op welke manier werd dan Jehovah, alleen, op die dag verhoogd, zoals Jesaja 2:17 stelt? Het moge duidelijk zijn dat Jehovah op die dag helemaal niet werd verhoogd.
De context van de profetie laat zien dat het hier gaat om Jehovah die in het oordeel treedt met de oudere mannen en vorsten van zijn eigen volk. “De geest van verbranding” heeft te maken met de ellendige verwoesting van de stad van Jehovah gedurende een tijd van ongekende tirannie. Dat is met zekerheid hetgeen er wordt uitgedrukt in de openingswoorden van het derde hoofdstuk van Jesaja: “Luister! De ware Heer, Jehovah van de legermachten, verwijdert alle steun en voorraad uit Jeruzalem en Juda, alle steun van brood en water, van sterke man en soldaat, rechter en profeet, waarzegger en oudste, leider over 50, hoge beambte en raadgever, kundig magiër en meesterbezweerder. Jongens zal ik aanstellen als hun bestuurders, wispelturigen zullen over hen heersen.“
Gezien het feit dat de Bijbel de leerstelling van een tientallen jaren lange voortslepende onzichtbare parousia (Tweede Komst van Christus) op geen enkele manier ondersteunt, en gezien het feit dat het Wachttorengenootschap evenmin op een oprechte en samenhangende wijze de Schrift kan interpreteren om zodoende hun eigen chronologie te ondersteunen die het Genootschap heeft verbonden aan de “tijden van de heidenen”, is het alsof het Wachttorengenootschap een vorm van waarzeggerij heeft beoefend tijdens het toveren van 1914. Oorspronkelijk maakte Russell gebruik van een griezelige wijze van occulte pyramidologie om de doctrine van 1914 te ondersteunen – alsof hij een ‘kundig magiër’ was zoals in het vers hierboven staat geschreven.
Het Besturende Lichaam bestaat ongetwijfeld uit “zeer gerespecteerde” hoge beambten en raadgevers binnen de huidige organisatie van Jehovah’s Getuigen. Als de opzieners van de organisatie blijven het Besturende Lichaam en hun assistenten tot op de dag van vandaag doorgaan met het verstevigen van de magie die Russell heeft opgeroepen. Het is alsof de leidende mannen van het Genootschap op bekwame wijze Jehovah’s Getuigen hebben verleid tot het geloven van een ‘slim bedacht verzinsel’; waarmee Getuigen worden onderwezen dat ze dienen te geloven dat de veronderstelde onzichtbare Tweede Komst van Christus onderhand al meer dan een eeuw geleden zou hebben plaatsgevonden. Dat is ook de oorzaak waarom er zoveel verwarring heerst onder Jehovah’s Getuigen ten aanzien van de uitdrukking van Christus waarbij Jezus zei dat “deze generatie niet zal verdwijnen”.
Dit is ongetwijfeld ook de reden waarom er in Jesaja 3:12 staat geschreven: “Mijn volk wordt uitgebuit door de opzichters en wordt geregeerd door vrouwen. Mijn volk, jullie leiders laten je ronddolen, ze brengen jullie op een dwaalspoor.“
Als een schreeuwend voorbeeld van het soort bedrog dat door het Wachttorengenootschap richting Jehovah’s Getuigen wordt gepleegd, geeft het Wachttorengenootschap het volgende commentaar op deze tekst uit Jesaja 3:14-15 waarin staat geschreven: “Jullie hebben de wijngaard platgebrand. En wat jullie van de armen hebben gestolen, ligt in jullie huizen. Hoe durven jullie mijn volk te vertrappen en arme mensen tot stof te vermalen?“ – het Wachttorengenootschap geeft als commentaar op deze verzen:
“In plaats dat de leiders zich inspannen voor het welzijn van het volk, houden zij zich bezig met bedrieglijke praktijken. Zij misbruiken hun gezag door zich te verrijken en de armen en behoeftigen te beroven. Maar deze leiders moeten zich bij Jehovah der legerscharen voor hun onderdrukking van de ellendigen verantwoorden. Wat een waarschuwing voor hen die thans verantwoordelijke posities bekleden! Laten zij er altijd angstvallig voor waken hun gezag te misbruiken.”
Het is inderdaad absoluut een ontnuchterende waarschuwing voor hen die vandaag de dag verantwoordelijke posities bekleden! Heeft het leiderschap van de Wachttoren-organisatie in deze tekst zichzelf herkend? Hebben ze hun eigen waarschuwing ter harte genomen? Zijn de mannen achter het Wachttorengenootschap op dezelfde manier bezig met “bedrieglijke praktijken”, zoals zij de geestelijkheid van de christenheid hiervan beschuldigen? Jehovah weet maar al te goed dat ze zich hier inderdaad aan hebben schuldig gemaakt. Maar hoe pijnlijk het ook is, de misleiding van de 1914-hoax is niet het enige voorval waarbij Bethel misbruik heeft gemaakt van hun autoriteit. In hun hoedanigheid als de “dictators van Sodom” is één manier waarop het Wachttorengenootschap routinematig misbruik maakt van zijn autoriteit, door de dreiging van uitsluiting te gebruiken tegen een ieder die het leiderschap van de Wachttoren-organisatie ter verantwoording durft te roepen voor hun wandaden.
Een van de meest schandalige vormen van bedrog die het Wachttorengenootschap ooit tegen Jehovah’s Getuigen heeft gepleegd, is ongetwijfeld hun geheime 10-jarige politieke partnerschap met de Verenigde Naties. En tot op de dag van vandaag blijven het Besturende Lichaam en hun apologeten liegen over de omvang van de politieke betrokkenheid van het Wachttorengenootschap in deze kwestie. Dat partnerschap met de Verenigde Naties vereiste dat het Wachttorengenootschap Jehovah’s Getuigen moest misleiden om hen, zonder dat zij het wisten, lectuur te laten verspreiden die op sluwe wijze was samengesteld om positieve informatie over de Verenigde Naties te verkondigen, zodat het Wachttorengenootschap hiermee zou voldoen aan de contractuele verplichting die het Wachttorengenootschap was aangegaan met de VN. Het Wachttorengenootschap werd door het verspreiden van VN propaganda door de Verenigde Naties officieel goedgekeurd als ngo-samenwerkingspartner. (Zie hoofdstuk: Het Partnerschap)
De schade die door het verraad van het Wachttorengenootschap is aangericht, is niet te overzien. Hoewel het onmogelijk is te kwantificeren, is het veilig om aan te nemen dat tienduizenden hierdoor in hun geloof zijn gestruikeld.
Gezien de talloze struikelblokken die het Wachttorengenootschap in de loop der jaren op de weg heeft gelegd, zoals bijvoorbeeld het fiasco van 1975 en vele, vele andere zaken, waarvan niet de minste daarvan de betreurenswaardige manier betrof waarop de advocaten van het Wachttorengenootschap elke verantwoordelijkheid van zichzelf af hebben geschud ten aanzien van de vele kinderen die seksueel werden misbruikt door de duizenden bekende seksuele roofdieren die binnen de muren van de gemeenten van Jehovah’s Getuigen op de loer liggen – het enorme aantal personen die door al deze dingen in hun geloof zijn gestruikeld, inclusief degenen die alleen maar de Bijbel hebben bestudeerd met Jehovah’s Getuigen, betreft vele miljoenen mensen.
(In verband hiermee verwijst het profetische 36ste hoofdstuk van Ezechiël bijvoorbeeld ook naar hele “volken” die tot struikelen worden gebracht door Jehovah’s vertegenwoordigers.)
Zelfs al zou er slechts één enkele dierbare ziel tot struikelen zijn gebracht door de huichelarij en de dubbele tong van het Wachttorengenootschap, dan is dat nog steeds 1 te veel vanuit Jehovah’s standpunt bezien. Het anderen tot struikelen laten brengen staat gelijk aan het doden van diegene. Jezus sprak over de verschrikkelijke gevolgen voor degenen die zijn schapen tot struikelen zouden brengen. Jezus zei dat het voor diegene beter zou zijn om met een molensteen om hun nek in de diepte van de zee te worden gegooid.
Het Wachttorengenootschap draagt zonder enige twijfel bloedschuld in de ogen van God omdat het zo velen tot struikelen heeft gebracht. En in lijn met zijn verklaring richting Mozes blijkt dat hoewel Jehovah barmhartig en genadig is en langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid, Jehovah in het verleden ook heeft bewezen dat hij onmogelijk vrijstellingen geeft voor straf. Of zoals Jehovah dit in Jesaja 2: 9 uitdrukt in verband met Jeruzalem: “U kunt het hun onmogelijk vergeven.“
Eerst moet de straf komen – daarna pas de vergeving en het herstel richting degenen tot wie Jehovah besluit genadig te zijn. Daarom zegt Jesaja 4: 4 over Jehovah dat Hij niet alleen de “vuiligheid” wegspoelt, maar daarnaast laat Jehovah ook duidelijk zien dat Hij ook de nadruk legt op de bloedschuld van Jeruzalem omdat zij velen in hun geloof hebben laten struikelen. Enkel en alleen Jehovah’s vernietigende bestraffing door middel van zijn “geest der verbranding” zal het hoogmoedige leiderschap van het Wachttorengenootschap tot nederigheid kunnen dwingen.
Hoe zouden Jehovah’s oordelen in de toekomst worden gerealiseerd?