Dagtekst vrijdag 10 november 2023

Gelukkig zijn degenen die hem blijven verwachten. — Jes. 30:18.

Binnenkort zal onze hemelse Vader ons via zijn Koninkrijk rijk zegenen. Degenen die Jehovah blijven verwachten krijgen veel zegeningen, zowel nu als in de nieuwe wereld. In de nieuwe wereld hoeven Gods aanbidders de zorgen en problemen van nu nooit meer mee te maken. Onrecht en pijn zijn dan verdwenen (Openb. 21:4). Omdat er overvloed zal zijn, hoeven we dan niet bezorgd te wachten op wat we nodig hebben (Ps. 72:16; Jes. 54:13). Wat zal dat geweldig zijn! Met elke slechte gewoonte die je afleert en elke goede eigenschap die je aanleert bereidt Jehovah je nu al voor op leven onder zijn bestuur. Geef dus de moed niet op. Het beste moet nog komen! Blijf met een mooie toekomst voor ogen geduldig wachten tot Jehovah doet wat hij heeft beloofd! w21.08 13 ¶17-19

Wanneer we het dertigste hoofdstuk van Jesaja aandachtig zouden lezen, dan zou dit een aantal verontrustende vragen kunnen oproepen. Om te beginnen: wat is precies de achtergrondsetting waarin God deze aansporing geeft om Hem te blijven verwachten? God spreekt hier tot degenen die in paniek zijn en die op de vlucht zijn voor de meedogenloze Assyrische invasie. Bovendien zijn degenen aan wie Jehovah bereid is om barmhartigheid te betonen, dit in werkelijkheid niet waard. Ze stellen niet echt hun vertrouwen in God. Ze keken in plaats daarvan op naar Egypte voor hun eigen bescherming, alsof het een soort beschermende muur was. God zal daarom ook hun denkbeeldige muur in een oogwenk omverwerpen. Zodra de hoog opgetrokken muur eenmaal in elkaar stort zal God geduldig wachten om zijn ontrouwe, dwalende volk genade te tonen.

God heeft hier dus te maken met degenen die Hij beschrijft als een opstandig volk, het zijn zonen vol bedrog, zonen die de wet van Jehovah niet willen horen.” Bovendien zegt God ook nog over hen: Ze zeggen tegen de zieners: “Laat jullie visioenen maar zitten”, en tegen de visionairs: “Vertel ons geen ware voorspellingen. Vertel ons dingen die we graag willen horen, voorspel misleidende illusies.” (Jesaja 30:9-10)

Nog niet zo heel erg lang geleden begrepen Jehovah’s Getuigen de Bijbelverslagen in termen van typen en hun antitypen (beelden- en tegenbeelden). Met andere woorden: bepaalde mensen en bepaalde gebeurtenissen vormen een voorafschaduwing van een grotere realiteit of vervulling. Slechts een aantal jaar geleden, schrapte het Wachttorengenootschap deze benadering van de profetie, op enkele uitzonderingen na. (Zie ook het Wachttoren-studieartikel van 15 maart 2015 en vragen van lezers) Vermoedelijk werd het afschaffen van de beelden- en tegenbeelden-methode gedaan om de zogenaamde eenvoud te bevorderen. Maar hoe zit het dan met de profetieën? We weten toch allemaal dat de meeste vervulde profetieën uit het verre verleden ook zonder twijfel een voorbode waren van een grotere werkelijkheid? Dat is absoluut waar, tenzij het Wachttorengenootschap natuurlijk beweert dat het anders is. In werkelijkheid betreft het plannetje van het Wachttorengenootschap, om de zaken “eenvoudiger” te maken, de vervulling van de bovenstaande woorden uit Jesaja. Zij hebben daarmee namelijk een oren kietelenverbod gelegd op “ware voorspellingen”. In plaats van ware voorspellingen willen ze liever alleen maar worden gevleid en willen ze liever graag horen hoe belangrijk het Wachttorengenootschap is voor de verwezenlijking van Jehovah’s voornemen. Ze accepteren daarom alleen maar ‘misleidende illusies’, zoals bijvoorbeeld de decennialange onzichtbare aanwezigheid van Christus oftewel de onzichtbare 1914-nep-parousia.

Maar voorafschaduwt het dertigste hoofdstuk van Jesaja dan werkelijk iets veel groters? Jazeker, tenminste volgens het Wachttorengenootschap dan. Na het belichten van de vervulling uit de oudheid en zonder dat ze daar enige relevante toepassing besproken hebben, luidt de slotalinea van hun commentaar op Jesaja als volgt:

26 Hoewel deze oordeelsboodschap tegen Assyrië gericht is, gaat de betekenis van Jesaja’s profetie verder (Romeinen 15:4). Jehovah zal als het ware opnieuw van ver komen om al degenen die zijn volk onderdrukken te overstromen, te schudden en te beteugelen (Ezechiël 38:18-23; 2 Petrus 3:7; Openbaring 19:11-21). Moge die dag snel komen! Ondertussen wachten christenen gespannen op de dag van bevrijding. Zij putten kracht uit het nadenken over de levendige woorden die in Jesaja hoofdstuk 30 opgetekend staan. Deze woorden moedigen Gods dienstknechten aan het voorrecht van bidden te koesteren, zich toe te leggen op bijbelstudie en te mediteren over de toekomstige Koninkrijkszegeningen (Psalm 42:1, 2; Spreuken 2:1-6; Romeinen 12:12). Zo helpen Jesaja’s woorden ons allen Jehovah te blijven verwachten.

Nogmaals, wanneer één van Jehovah’s Getuigen daadwerkelijk aandachtig het dertigste hoofdstuk van Jesaja zou lezen en daarbij ook de uitleg van Bethel zou overwegen, dan zouden er steevast een aantal vragen oprijzen: Ten eerste, wat typeert ‘Assyrië’? En indien Jehovah’s Getuigen degenen zouden zijn die hun voordeel trekken uit de leringen van de Grootse Onderwijzer, wie is dan het hedendaagse ‘opstandige volk’ en wie zijn dan de ‘zonen vol bedrog’ op wie Jehovah geduldig wacht om hen genade te tonen?

Als voorbeeld van het soort zelfzuchtige vleierij en bedrog dat de onderwijzers van Bethel gebruiken, zeggen de verzen 20 en 21: Hoewel Jehovah jullie brood zal geven in de vorm van ellende en water in de vorm van onderdrukking, zal je Grootse Onderwijzer zich niet langer verbergen. Je zult je Grootse Onderwijzer met eigen ogen zien. En met eigen oren zul je een woord achter je horen, dat luidt: ‘Dit is de weg. Wandel daarop.’ Dit voor het geval jullie naar rechts of naar links zouden gaan.

Beschouw nu vervolgens eens hun commentaar:

18 Jehovah is de „Grootse Onderwijzer”. Hij heeft zijn weerga niet als leraar. Maar hoe kunnen mensen hem „zien” en „horen”? Jehovah openbaart zich via zijn profeten, en hun woorden staan in de bijbel opgetekend (Amos 3:6, 7). Wanneer getrouwe aanbidders in deze tijd de bijbel lezen, is het alsof Gods vaderlijke stem hun zegt welke weg zij moeten bewandelen en hen aanspoort hun levenswandel dienovereenkomstig aan te passen. Iedere christen moet aandachtig luisteren naar wat Jehovah zegt via de bladzijden van de bijbel en via op de bijbel gebaseerde publicaties waarin „de getrouwe en beleidvolle slaaf” voorziet (Mattheüs 24:45-47). Laat iedereen zich toeleggen op bijbellezen, want ’het betekent zijn leven’.

Hiermee doet het Wachttorengenootschap niet alleen de profetie teniet omdat deze daadwerkelijk in vervulling gaat op een specifiek tijdstip waarop God zichzelf niet langer meer zal verbergen, maar daarnaast doet het Wachttorengenootschap ook nog de belachelijke bewering dat we enkel en alleen maar door de Bijbel te lezen Gods stem horen alsof deze van achter ons vandaan komt. En behalve op het lezen van de bijbel, past het Wachttorengenootschap dit ook toe op het lezen van Wachttoren-publicaties. Het lezen van de bijbel en het lezen van Wachttoren-lectuur wordt hierdoor aan elkaar gelijkgesteld. Maar wanneer we weten dat niemand als leraar gelijkstaat aan Jehovah God, hoe kan het dan zo zijn dat het lezen van ‘op de bijbel gebaseerde publicaties’ hetzelfde resultaat zou bereiken?

Zij die de ‘zieners’ alleen maar zullen toestaan om vleiende dingen te profeteren, staan tegelijkertijd geen enkele uitleg toe over de kwestie hoe en waarom God zijn eigen volk zal voeden met het brood van ellende en het water van onderdrukking. (Dit brood van ellende en dit water van onderdrukking klinkt mij trouwens erg in de oren als de grote verdrukking) Bovendien, indien de Bijbel, die we altijd al hebben gehad, de manier zou zijn waarop we de stem van God achter ons horen, op welke manier heeft Jehovah zichzelf dan voor ons verborgen?

Ik heb het al eens eerder gezegd en ik zeg het nog maar een keer. De 1914-doctrine van het Wachttorengenootschap is de allergrootste hoax die ooit in de naam van Jehovah God is gepleegd. Alles wordt in deze doctrine verbonden aan het jaar 1914. Het is niets minder dan de uitpuilende, hoog opgetrokken muur die ineen zal storten en die in stukken zal vallen. De daadwerkelijke authentieke parousia (Tweede Komst van Christus) zal namelijk helemaal niet onzichtbaar plaatsvinden. Jezus, die binnenkort opnieuw in de naam van Jehovah zal komen, zal zich dan aan de uitverkorenen manifesteren. Dat is ook de reden waarom vers 20 zegt: “Je zult je Grootse Onderwijzer met eigen ogen zien.” Jezus is de ‘Wonderbaar Raadgever’ en de ‘Grootse Onderwijzer’. De openbaring van Christus zal resulteren in de vervulling van de verzen 25 en 26, die luiden: “Op elke hoge berg en op elke hoge heuvel zullen beken en stromen zijn, op de dag van de grote slachting, wanneer de torens vallen. Het licht van de vollemaan zal als het licht van de zon worden. En het licht van de zon zal zeven keer zo sterk worden, als het licht van zeven dagen, op de dag dat Jehovah de breuk van zijn volk verbindt en de ernstige wond geneest die door hem is toegebracht.”

Vergeet daarom ook het valse nieuwe licht van het Wachttorengenootschap dat zogenaamd steeds helderder wordt, zelfs wanneer het zogenaamde licht opzettelijk wordt gedimd. De aanwezigheid van Christus naast zijn eigen broeders zal zijn als het licht van zeven dagen. Stelt u zich het licht van de maan eens voor dat zo helder zal schijnen als het licht van de zon. Zei Jezus dan niet dat nadat de zonen van de goddeloze door Jehovah’s machtige engelen zullen zijn verwijderd, dat de uitverkorenen op dat moment net zo helder zullen schijnen als de zon in het Koninkrijk van hun Vader? Gelukkig zijn zij die de manifestatie van zijn aanwezigheid blijven verwachten!