Opmerking van de Nederlandse vertalers: Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op 9 oktober 2006.


Het is een zwaar wegende zaak om in de naam van Jehovah te spreken en te onderwijzen, en daarom waarschuwt de geïnspireerde brief van Jakobus christelijke mannen dat ze niet allemaal leraren moeten worden… “want we weten dat we strenger geoordeeld zullen worden.

Maar de ontnuchterende vraag die hier wordt gesteld is: als leraren binnen de gemeenten onvermijdelijk een zwaarder oordeel zullen krijgen voor zelfs het onbedoeld laten struikelen van anderen, hoe zit het dan met de leraren van de leraren; degenen die dienen als organisatorische profeten; die de profetieën voor de hele gemeente interpreteren;  en die tegelijkertijd Gods volk misleiden door Jehovah’s oordelen voor hen te verbergen?

Hun oordeel zal inderdaad heel zwaar zijn!

Het dertiende hoofdstuk van Ezechiël bevat de geplande rechterlijke beslissingen van Jehovah tegen degenen die door Jehovah de „dwaze profeten” worden genoemd. Dat de profetie relevant is in de christelijke tijdsperiode, blijkt duidelijk uit het feit dat het oordeel plaatsvindt tijdens „de dag van Jehovah”. (Vers 5) Maar wie worden er dan precies afgeschaduwd door de „dwaze profeten” en waarom worden zij negatief beoordeeld? Volgens het Wachttorengenootschap typeren de „dwaze profeten” uit Ezechiëls tijd de geestelijkheid van de christenheid in deze moderne tijd. Indien dat waar zou zijn, hoe komt het dan dat de „dwaze profeten” worden veroordeeld voor het misleiden van Jehovah’s eigen volk? In Ezechiël 13:10 vermeldt Jehovah bijvoorbeeld de reden voor zijn aanklacht: „En dat allemaal omdat zij mijn volk op een dwaalspoor hebben gebracht.” En daar bovenop komt ook nog dat de profetie verklaart: “Ze zullen niet horen bij de mensen die ik in vertrouwen neem…” Maar hoe is het dan mogelijk voor de heidense geestelijkheid van de christenheid om te behoren tot “de mensen die Jehovah in vertrouwen neemt (Jehovah’s volk) tot aan de dag van Jehovah” — wanneer Gods oordeel over hen wordt onthuld?

Het moge dan ook duidelijk zijn dat dat niet mogelijk is.

Besturend LichaamOm Jehovah’s volk überhaupt te kunnen misleiden, is het noodzakelijk dat deze valse profeten rechtstreeks autoriteit dienen uit te oefenen over de organisatie.

Bovendien spreken de geestelijken uit de christenheid niet in de naam van Jehovah. Tegelijkertijd lezen we in de Schrift dat de zogenoemde “dwaze profeten” dat wél doen. Volgens de profetie laten ze hun leugenachtige visioenen voorafgaan door de naam van Jehovah aan te roepen terwijl ze zeggen: “Het woord van Jehovah is…” (Ezechiël 13:7)

De “dwaze profeten” van Ezechiëls profetie kunnen dan ook alleen maar Bethels eigen veilig verankerde institutionele profeten afbeelden; namelijk degenen die in de naam van Jehovah spreken en die momenteel een monopolie bezitten op de interpretatie van de Bijbel binnen Gods huisgezin. Zij zijn het die Jehovah’s Getuigen op een dwaalspoor hebben gebracht door hen te laten geloven dat er vrede is, terwijl er geen vrede is – zoals de profetie dit nauwkeurig beschrijft.

Dit komt dan ook duidelijk tot uitdrukking aan de hand van het vaak herhaalde idee dat het Wachttorengenootschap een soort groen “geestelijk paradijs” zou zijn – dat zogenaamd volledig vrij zou zijn van welke soort beestachtige roofdieren dan ook – zoals ook wordt voorspeld in de profetie. (Dit ondanks het feit dat er duizenden kinderen van Jehovah’s Getuigen zijn verkracht, weggelokt of anderszins seksueel zijn misbruikt en waarbij er zelfs een aantal van hen werden vermoord door andere Jehovah’s Getuigen.)

Een ander aspect van hoe Bethel ten onrechte vrede heeft geprofeteerd in de naam van Jehovah, heeft te maken met de leer dat het oordeel over het huis van God al in 1918 zou hebben plaatsgevonden en dat er al sinds het jaar 1919 een getrouwe slaafklasse zou zijn aangesteld over alle bezittingen van Christus. Door het oordeel over het huis van God te markeren als een gebeurtenis uit het verre verleden, heeft het Wachttorengenootschap de Jehovah’s Getuigen misleid door hen te laten geloven dat er helemaal geen toekomstige dag van afrekening voor de organisatie zou kunnen plaatsvinden. Op deze manier profeteren “de profeten van Israël…, degenen die tot Jeruzalem profeteren en die visioenen van vrede voor haar zien terwijl er geen vrede is…” (Ezechiël 13:16)

De leerstelling dat Jehovah’s koninkrijk al in het jaar 1914 aan de macht kwam, betreft zonder enige twijfel de centrale leerstelling van het Wachttorengenootschap. In dat opzicht betreft 1914 het fundament van wat is gaan lijken op een witgekalkte, gepleisterde muur. Sinds 1914 „verwachten ze dat hun woord uitkomt” — zoals de profetie van Ezechiël scherpzinnig voorzegt — maar ze wachten tevergeefs. Om te verbergen dat Bethel er niet in was geslaagd de dag en het uur van Christus’ komst te voorspellen, hebben de “dwaze profeten” jaar na jaar hun toevlucht genomen tot het pleisteren van nog meer extra lagen profetisch witkalk op hun organisatiemuur. (Bijvoorbeeld door het begrip “deze generatie” opnieuw te definiëren.)

Het boek ‘Jehovah Zelf is Koning Geworden’, beproeft de “geïnspireerde uitspraken” van het Wachttorengenootschap dat Jehovah in 1914 en daarna nog een keer in 1919 koning werd. Het ontmaskert “de profeten die bedrog hebben gesproken en wiens visioenen een leugen zijn”. Ondertussen heb ik Jehovah’s naderende oordelen aangekondigd waarvan een deel in Ezechiël 13:14 wordt uitgedrukt: “De muur die jullie met witkalk hebben bepleisterd, zal ik afbreken en met de grond gelijkmaken. Het fundament zal bloot komen te liggen. Jullie zullen in de stad omkomen als ze valt. Jullie zullen moeten weten dat ik Jehovah ben.”

Net zoals Ezechiël, Jehovah’s oorspronkelijke wachter van het oude huis van Israël, de “dwaze profeten” op de hoogte bracht dat hun witgekalkte muur zou instorten, zo is ook deze actie bedoeld om Bethel en het Wachttorengenootschap te waarschuwen dat hun witgekalkte gepleisterde organisatiemuur is gedoemd om in te storten bij het vroegste uitbreken van de nu aanstormende dag van Jehovah.

Deze open brief, samen met een exemplaar van het boek ‘Jehovah Zelf is Koning Geworden — Een aankondiging van Jehovah’s oordelen’, is gestuurd naar verschillende broeders en afdelingen binnen Brooklyn Bethel, Patterson en Wallkill; evenals een groot aantal Engelssprekende bijkantoren van het Wachttorengenootschap over de hele wereld en ook nog aan tientallen congreshallen en willekeurig geselecteerde gemeenten in de Verenigde Staten. Uiteraard is al deze informatie ook gratis beschikbaar op het wereldwijde web.

 

Robert King

Aanvullende opmerking van de Nederlandse vertaler: ook Bethel Emmen heeft twee fysieke exemplaren van de Nederlandstalige versie van het boek ‘Jehovah Zelf is Koning Geworden’ in ontvangst genomen.