Dagtekst woensdag 8 november

‘Niet door een legermacht of door kracht, maar door mijn geest’, zegt Jehovah. — Zach. 4:6.

In deze tijd krijgen veel aanbidders van Jehovah met tegenstand te maken. Sommige wonen in een land waar ons werk aan beperkingen onderworpen is. In zulke landen worden broeders en zusters soms gearresteerd en ‘voor bestuurders en koningen gesleept, als een getuigenis voor hen’ (Matth. 10:17, 18). Er zijn ook Getuigen die vanuit een andere hoek tegenstand krijgen. Hoewel ze in een land wonen waar ze vrij zijn om Jehovah te aanbidden, bieden familieleden felle tegenstand (Matth. 10:32-36). Vaak stoppen de familieleden met hun tegenstand als ze merken dat hun pogingen om de Getuige te ontmoedigen tevergeefs zijn. En soms zijn personen die heftige tegenstand boden later zelf ijverige Getuigen geworden. Geef het dus niet op als je tegenstand krijgt! Wees moedig. Jehovah staat met zijn machtige heilige geest aan je kant, dus je hebt niets te vrezen! w22.03 16 ¶8

Ik weet dat ik dit al een keer eerder heb gezegd, maar een van de eerste Jehovah’s Getuigen-bijeenkomsten die ik bijwoonde was een boekstudie bij iemand thuis. Dit vond precies 50 jaar geleden plaats. Ze waren toen bezig met het bestuderen van het commentaar van het Wachttorengenootschap op Zacharia en Haggai in de publicatie “Het herstel van het paradijs voor de mensheid”. Ik herinner me nog goed dat ik destijds erg onder de indruk was van de diepgaande kennis die werd tentoongesteld. Maar zoals ik al aangaf, dat betrof de situatie van een halve eeuw geleden. Nu dat ik dezelfde publicatie vandaag de dag nog een keer lees, besef ik pas eigenlijk dat het een grote hoop onzin betreft waar geen touw aan valt vast te knopen. Net zoals bij al hun beschouwingen op de profetie biedt het Wachttorengenootschap ook hier weer een betrouwbare historische achtergrond. Het grote probleem zit hem echter in de 1914-doctrine. Het Wachttorengenootschap voelt zich genoodzaakt om alle profetische zaken te verbinden aan het jaar 1914. En in de praktijk blijkt dat simpelweg helemaal niet te werken. Het vierde hoofdstuk van Zacharia laat ons kennismaken met de twee profetische getuigen. In het slotvers van het vierde hoofdstuk verklaarde de engel aan ons wat de twee olijfbomen precies symboliseren: ‘‘Het zijn de twee gezalfden die naast de Heer van de hele aarde staan.” (Zacharia 4:14)

Laten we vervolgens eens het elfde hoofdstuk van Openbaring openslaan. De Nieuwe Wereldvertaling beschikt zelfs over een referentiekoppeling. De verzen 3-4 luiden: Ik zal mijn twee getuigen 1260 dagen in zakken gekleed laten profeteren.’ Zij worden afgebeeld door de twee olijfbomen en de twee lampenstandaarden en ze staan voor de Heer van de aarde. (Openbaring 11:3-4)

Kunt u het tot zover allemaal nog volgen? Wie zijn deze twee getuigen, vraagt u? Volgens het commentaar van het Wachttorengenootschap in de publicatie “Het herstel van het Paradijs voor de mensheid – door de Theocratie!” zouden de twee getuigen Jezus symboliseren. Pardon? Weet u dat wel zeker? Ja. Hier volgt namelijk een citaat uit paragraaf 35:

35 Wie wordt in de vervulling van dit visioen in de tegenwoordige „tijd van het einde” door de „twee olijfbomen”, de „twee gezalfden”, afgebeeld? Aangezien zij in de eerste vervulling van het visioen in Zacharia’s tijd de hogepriester Jozua en stadhouder Zerubbábel afbeeldden, moeten zij de ene persoon, namelijk Jehovah’s Gezalfde, de Messías of Christus, Jezus, die met de heilige geest van God werd gezalfd, afbeelden.

Er wordt in deze publicatie van het Wachttorengenootschap dus beweerd dat Jezus wordt gesymboliseerd door de twee getuigen en dat hij naast de Heer Jehovah staat.

Maar wacht eens eventjes? Eerder was ik nog in de veronderstelling dat volgens het Wachttorengenootschap de profetische twee getuigen de Bijbelonderzoekers tijdens de Eerste Wereldoorlog zouden symboliseren? Ook dat blijkt inderdaad het geval te zijn. Het Wachttorengenootschap houdt er namelijk twee verschillende interpretaties op na. U mag dan ook beide interpretaties geloven. U kunt er ook voor kiezen om alleen de ene interpretatie te geloven of als u dat liever hebt alleen de andere. Kiest u zelf maar welke interpretatie u het beste uitkomt. Het is allemaal prima, zolang u het maar niet in uw hoofd haalt om beide interpretaties af te wijzen, want dat zou namelijk betekenen dat u de wijsheid van de “getrouwe en beleidvolle slaaf” in twijfel trekt. Hier leest u ook nog wat onzinnig commentaar uit een aantal alinea’s van het boek “Openbaring – Haar Grootste Climax is Nabij!”:

12 De Johannesklasse moest deze boodschap gedurende een specifiek vermelde tijd prediken: 1260 dagen, ofte wel 42 maanden, dezelfde tijdsduur die gold voor het vertreden van de heilige stad. Dit schijnt een letterlijke periode te zijn, aangezien ze op twee verschillende manieren tot uitdrukking gebracht wordt, eerst in maanden en dan in dagen. Bovendien was er aan het begin van de dag des Heren een gekenmerkte periode van drie en een half jaar — die begon in december 1914 en voortduurde tot juni 1918 — waarin de moeilijke ervaringen van Gods volk overeenkwamen met de hier geprofeteerde gebeurtenissen (Openbaring 1:10). Als in zakken gehuld predikten zij een sombere boodschap betreffende Jehovah’s oordeel over de christenheid en de wereld.

21 Van 1914 tot 1918 waren de natiën in de Eerste Wereldoorlog gewikkeld. Nationalistische gevoelens raakten verhit, en in de lente van 1918 trokken de religieuze vijanden van de twee getuigen voordeel van de situatie. Zij wisten het gerechtelijke apparaat van de staat zo te manoeuvreren dat met verantwoordelijkheid beklede bedienaren van de Bijbelonderzoekers op valse beschuldigingen van opruiing gevangengezet werden. Getrouwe medewerkers waren geschokt. De Koninkrijksactiviteit kwam bijna tot stilstand. Het was alsof het predikingswerk dood was. In bijbelse tijden was het een verschrikkelijke schande wanneer men niet in een herinneringsgraf werd gelegd (Psalm 79:1-3; 1 Koningen 13:21, 22). Het onbegraven laten van de twee getuigen zou derhalve grote smaad met zich brengen. In het hete Palestijnse klimaat zou een op straat liggend lijk na drie en een halve letterlijke dag werkelijk beginnen te rieken. (Vergelijk Johannes 11:39.) Dit detail in de profetie wijst derhalve op de schande die de twee getuigen moesten verduren. Bovengenoemde personen die in de gevangenis waren gezet, werd zelfs borgtocht geweigerd terwijl hun zaak in hoger beroep was. Zij werden lang genoeg in het openbaar tentoongesteld om een stank te worden voor de inwoners van „de grote stad”. Maar wat was deze „grote stad”?

Ondanks al het gebrabbel van het Wachttorengenootschap over de parousia is het verbazingwekkend om te moeten constateren dat geen enkele van de met geest vervulde zieners en bijbeluitleggers op Bethel de betekenis schijnt te begrijpen van de twee getuigen die naast de Heer van de hele aarde staan. Is het dan niet zo dat het Griekse woord “parousia” immers betekent ‘zich langszij / naast begeven’? Wanneer de aanwezigheid van de Heer betekent dat de Heer zich naast of langszij bepaalde uitverkorenen begeeft, dan is het omgekeerde toch ook waar? Namelijk dat deze uitverkorenen eveneens naast de Heer staan?

Ik hoop ook echt oprecht dat zodra de juiste tijd aanbreekt, dat de Jehovah’s Getuigen en dan met name de leiders binnen Bethel de geestelijke diepgang evenals de liefde voor de waarheid in zich zullen hebben om op dat moment razendsnel alles te verwerpen waarin zij tot nu toe hebben geloofd met betrekking tot de 1914-doctrine en de onzichtbare parousia-illusie. Ik hoop dat ze dan bereid zullen zijn om vol verbazing versteld te staan.

De profetie van Habakuk heeft dit van tevoren aangekondigd: “‘Kijk naar de volken en let goed op! Staar vol verbazing en sta versteld. Want in jullie tijd zal er iets gebeuren dat je niet zult geloven, zelfs al wordt het je verteld.” (Habakuk 1:5)