VRAAG VAN EEN LEZER: Wie is Elia die zal komen vóór de grote en ontzagwekkende dag van Jehovah, voorzegd in Maleachi 4:5? En wat gaat hij volbrengen? En is hij daadwerkelijk degene die zal worden aangesteld over alle dienaren om hen op de juiste tijd voedsel te verschaffen?

Het vers waar we het hier over hebben betreft toevalligerwijs ook het allerlaatste vers van de hele Hebreeuwse verzameling van Geschriften, waarin staat opgetekend: Vóór de komst van de grote en ontzagwekkende dag van Jehovah stuur ik jullie de profeet Eli̱a. Hij zal het hart van vaders tot zonen terugbrengen en het hart van zonen tot vaders. Anders zou ik moeten komen om de aarde te slaan en voor de vernietiging te bestemmen.” (Maleachi 4:5-6)

Het lijkt mij dat de profeet “Elia” dezelfde persoon is als de boodschapper van het verbond, die zal komen vóórdat de dag van Jehovah aanbreekt. Dat zou ook duidelijk moeten blijken uit het feit dat Maleachi 3:1 ook spreekt over de boodschapper die een weg voor God vrijmaakt, net zoals Elia: Let op! Ik stuur mijn boodschapper, en hij zal een weg voor mij banen. Plotseling zal de ware Heer, die jullie zoeken, naar zijn tempel komen. En de boodschapper van het verbond zal komen, naar wie jullie verlangen. Hij zal beslist komen’, zegt Jehovah van de legermachten.

Ter gelegenheid van de transfiguratie zinspeelde Jezus ook op zichzelf als de voorzegde Elia. Het bijbelverslag leert ons dat toen ze de berg afdaalden, de drie discipelen die zojuist getuige waren geweest van het visioen van de transfiguratie – waarin “Elia” verscheen – de volgende vraag stelden aan Jezus: Waarom zeggen de schriftgeleerden eigenlijk dat Eli̱a eerst moet komen? Jezus gaf antwoord op hun vraag en zei: Eli̱a komt inderdaad en zal alles herstellen. Maar ik zeg jullie dat Eli̱a al gekomen is. Ze hebben hem alleen niet herkend en hebben met hem gedaan wat ze wilden. (Mattheüs 17:10-12)

Het volgende vers geeft aan dat de discipelen toen pas doorkregen dat Jezus hier over Johannes de Doper sprak. Maar aangezien Johannes op dat moment al was geëxecuteerd, waarop Jezus zinspeelde toen hij zei dat ze “alles met hem hadden gedaan wat ze maar wilden”, hoe kon hij dan alsnog “komen” en “alles herstellen”? Het moge duidelijk zijn dat hier sprake is van een veel grotere vervulling. En uiteraard zijn Jehovah’s Getuigen zich hier ook van bewust.

De apostel Petrus — die Jezus met eigen oren hoorde voorzeggen dat „Elia” alle dingen zou gaan herstellen — begreep klaarblijkelijk dat Jezus de „Elia” is die zou gaan komen. Tot dat inzicht was hij tenminste gekomen tegen de tijd dat hij de woordvoerder van de pas gezalfde gemeente van de Eerstgeborene werd, wat ook blijkt uit het feit dat de apostel tegen de joden zei: Heb daarom berouw en keer je om, zodat je zonden worden uitgewist. Dan zullen er tijden van verademing komen van Jehovah zelf en zal hij de Christus sturen die hij voor jullie heeft aangesteld, Jezus. Die moet in de hemel blijven tot de tijden waarin alle dingen worden hersteld waarover God via zijn heilige profeten uit de oudheid heeft gesproken. (Handelingen 3:19-21)

Hoewel de apostelen getuigenis aflegden over de opstanding van de Christus, suggereerde Petrus dat het herstel van alle dingen pas zou gaan plaatsvinden zodra Jezus terugkeert. Dat zal het moment zijn waarop Jezus niet langer meer in de hemel moet blijven – wat betekent dat Jezus niet langer meer geduldig aan de rechterhand van de Vader hoeft te blijven zitten, maar dat hij dan eindelijk naar de aarde zal komen; en daarmee dus het beloofde herstel in gang zal gaan zetten.

Het herstel van alle dingen betreft een enorm grote opdracht. Elders spreekt de Schrift over het herstel van alle dingen door te verwijzen naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde — niets minder dan een hele nieuwe wereld dus. En dat is ook precies wat de terugkeer van “Elia” zal gaan bewerkstelligen.

De terugkomst van Christus brengt echter ook een grote verandering teweeg ten aanzien van zijn relatie met zijn gezalfde volgelingen. Het meest opvallende is dat de eerste opstanding begint tijdens de tegenwoordigheid van Christus. Het was dan ook zeker geen toeval dat Elia de eerste geregistreerde opstanding verrichtte toen hij de overleden zoon van de weduwe weer tot leven wekte.

Ook is het heel interessant dat Elia voor het eerst wordt genoemd in 1 Koningen 17:1, waar Elia plotseling op het toneel verschijnt en hij de hemel het bevel geeft om haar sluizen te sluiten zodat er geen druppeltje regen kon vallen behalve dan op zijn bevel. Uiteindelijk bleek dat deze periode van droogte drie en een half jaar bleek te duren. Ook dat was natuurlijk geen toeval!

De twee getuigen van Openbaring, waarvan er één wordt gesymboliseerd als zijnde Elia, zullen gedurende een periode van 42 maanden oftewel drie en een half jaar gaan getuigen. Omdat Mozes en Elia beiden onderdeel uitmaakten van het visioen van de transfiguratie, heeft hun getuigenis daarom ook te maken met het aanschouwen van de aanwezigheid van Christus. Houd hierbij ook goed in gedachten dat er niet zoiets bestaat als een “onzichtbare parousia”, oftewel een onzichtbare aanwezigheid van Christus. Een onzichtbare aanwezigheid van Christus betreft niets minder dan misleidende woorden welke bedoeld zijn om ons uit te buiten, zoals de apostel Petrus ons van tevoren waarschuwde in 2 Petrus 2:3.

Het is dus duidelijk dat hoewel Christus wordt gesymboliseerd als de komende Elia en de hersteller van alle dingen, dat zijn aanwezigheid op aarde zal worden uitgedrukt door middel van de uitverkorenen nadat de scheiding van de tarwe en het onkruid heeft plaatsgevonden en nadat ze hem hebben gezien zoals hij is.

Daarna zullen de broeders van Christus pas zo helder gaan stralen als de zon in het Koninkrijk van hun Vader. Vanaf dat moment zullen degenen die aan Christus toebehoren in volledige eendracht zijn met de Vader en de Zoon, zodat ze niet langer meer hoeven te functioneren als ambassadeurs en plaatsvervangers van Christus, maar als volwaardige leden van het dan heersende Koninkrijk.

Elia’s hemelvaart op de vurige strijdwagen betreft een voorbode van de opstanding van de overgeblevenen van het lichaam van Christus aan het einde van de profetische 42 maanden.