In zijn tweede brief spoort de apostel Petrus de gezalfde christenen aan om alles in het werk te stellen om hun hoop op deelname aan de goddelijke natuur veilig te stellen – wat in wezen het onvoorstelbare vooruitzicht betreft om goden te worden.
De apostel waarschuwde echter wel op krachtige toon dat daar ook grote uitdagingen bij zouden komen kijken. Hij waarschuwde ons met name voor de aanwezigheid van valse leraren die ons zullen uitbuiten door middel van misleidende woorden. Merkt u hier alstublieft ook nog het volgende op: de apostel verklaarde niet dat u mogelijk te maken zou kunnen krijgen met deze valse leraren. Petrus formuleerde het namelijk als een zekerheid: “Maar er zijn ook valse profeten onder het volk geweest, en zo zullen er ook onder jullie valse leraren zijn. Die zullen ongemerkt schadelijke sekten invoeren, en ze zullen zelfs de eigenaar die hen heeft gekocht niet erkennen, waardoor ze een snelle vernietiging over zichzelf brengen.” (2 Petrus 2:1)
Tot wie richtte Petrus zich eigenlijk specifiek, toen hij hier het voornaamwoord “jullie” gebruikte? Er is namelijk geen bewijs dat er in de eerste eeuw valse leraren waren die destijds de gemeenten domineerden. Het is waar dat er in die tijd hoogmoedige individuen rondliepen zoals Diotrophes, en ook afvalligen zoals Hymeneüs, Filetus en Alexander, wier leringen zich als gangreen verspreidden. Deze valse leraren werden echter aan Satan overgeleverd; wat inhield dat ze uit de gemeenten werden verwijderd. De enige afvalligen die destijds als valse leraren leiding gaven aan de gemeentes en die zich hadden vermomd als zogenaamde ‘dienaren van rechtvaardigheid’, waren de naamloze superapostelen die de Korinthische gemeente aanstuurden.
De tweede brief van Petrus is gericht aan gezalfde christenen die tijdens de laatste dagen in leven zouden zijn. Daarom verklaarde de apostel in het derde hoofdstuk het volgende: “Omdat al deze dingen op die manier ontbonden zullen worden, moeten jullie erover nadenken wat voor mensen jullie horen te zijn. Jullie moeten je heilig gedragen en daden van toewijding aan God doen, terwijl je uitziet naar en blijft denken aan de komst van Jehovah’s dag, waardoor de hemel in vlammen zal opgaan en de elementen zullen smelten door de intense hitte!” (2 Petrus 3:11-12)
Petrus sloot zijn geïnspireerde brief af door middel van de volgende woorden: “Nu jullie dat van tevoren weten, lieve vrienden, moeten jullie oppassen dat je je niet met hen laat meeslepen door de zonde van wetteloze personen en zo zelf je standvastigheid verliest.” (2 Petrus 3:17)
“Nu jullie dat van tevoren weten” refereert naar het feit dat er in de laatste dagen valse leraren zullen zijn die de gemeenten aansturen waarbinnen diegenen verblijven die zijn geroepen om deel te hebben aan de goddelijke natuur. Wanneer dat namelijk niet het geval zou zijn, dan zou het voor hen ook niet nodig zijn geweest om op hun hoede te zijn voor het gevaar zich te “laten meeslepen door de zonde van wetteloze personen”.
Over deze valse leraren zei Petrus ook nog het volgende: “Ook zullen ze jullie hebzuchtig uitbuiten met misleidende woorden. Maar hun vonnis — lang geleden geveld — laat niet op zich wachten en hun vernietiging zal zeker komen.” (2 Petrus 2:3)
Nogmaals, een van de meest vooraanstaande apostelen van de christelijke gemeente verklaarde dat “ze jullie hebzuchtig zullen uitbuiten met misleidende woorden.” Hij zei hier dus niet dat slechts ‘sommigen van jullie’ zullen worden uitgebuit. Ook verklaarde hij niet dat jullie ‘eventueel of misschien’ zouden kunnen worden uitgebuit. Nee, de apostel zei heel erg duidelijk dat jullie uitgebuit zouden worden.
Opmerking van de Nederlandse vertaler: In de Engelse Nieuwe Wereldvertaling wordt de bovenstaande term “misleidende woorden” vertaald als “counterfeit words”, wat een betere vertaling is dan het woord misleidend. Counterfeit wordt namelijk vertaald als “namaak”, oftewel “nep”. In de 2004-uitgave van de Nieuwe Wereldvertaling staat het ook passender omschreven. Daar staat in 2 Petrus 2:3: “En uit hebzucht zullen zij U met vervalste woorden uitbuiten.”
Meestal denken we bij het woord vervalsen aan vervalst geld of aan nep/namaak- producten die worden aangeprezen als authentieke/originele (merk)artikelen. Maar waar moeten we dan aan denken wanneer er staat geschreven: “vervalste woorden”? Hoe kunnen woorden dan vervalst, namaak of nep zijn? Aangezien deze vervalsers in kwestie de valse leraren en valse profeten zijn die “zich met onbeperkt genot aan hun bedrieglijke leringen overgeven, terwijl zij te zamen met U feestmaal houden“(2 Petrus 2:13b), worden deze vervalste woorden dus voorgesteld en opgevat als zijnde authentieke, op de bijbel gebaseerde woorden der waarheid. En in tegenstelling tot die afvalligen uit de eerste eeuw die aan Satan werden overgeleverd, zijn deze vervalste woorden juist afkomstig van vooraanstaande mannen die zichzelf in het midden van de gemeente bevinden — die naast u zitten en die samen met u een (geestelijk) “feestmaal houden”. Deze vervalsers genieten intens van hun bedrog, terwijl ze gezamenlijk aan dezelfde geestelijke tafel zitten die door de getrouwe en beleidvolle slaaf wordt opgedekt!
Maar wat zouden een aantal van deze vervalste woorden die zich de ronde doen dan kunnen zijn? In het eerste hoofdstuk van zijn tweede brief zinspeelde Petrus hierop door het volgende te verklaren: “Toen we de kracht en aanwezigheid van onze Heer Jezus Christus aan jullie bekendmaakten, baseerden we ons niet op slim bedachte verzinsels. Integendeel, we zijn ooggetuigen geweest van zijn grootheid.“ (2 Petrus 1:16)
In de 2004-uitgave van de Nieuwe Wereldvertaling wordt het wederom nog treffender omschreven: “Neen, niet door kunstig verzonnen onware verhalen te volgen, hebben wij U bekend gemaakt met de kracht en tegenwoordigheid van onze Heer Jezus Christus, maar doordat wij ooggetuigen van zijn luister waren geworden.”
Petrus, Jakobus en Johannes keken met verbazing toe hoe Jezus voor hun aangezicht van gedaante veranderde en transfigureerde, in wat bedoeld was als het opvangen van een glimp van de goddelijke natuur waar zij op een gegeven moment ook in zouden deelnemen. De betekenis van de transfiguratie van Christus is dat het diende als een voorbode van de uiteindelijke authentieke parousia – de kracht en tegenwoordigheid van onze Heer Jezus Christus. Het is duidelijk dat, aangezien de drie apostelen directe ooggetuigen waren van een gebeurtenis die de parousia voorafschaduwt, dat de werkelijke tegenwoordigheid van Christus zich daarom ook onmogelijk in het onzichtbare zou kunnen gaan afspelen. Vandaar ook dat de vervalste woorden waarmee gezalfde christenen worden uitgebuit in de eerste plaats refereren naar de zogenaamde “onzichtbare nep-1914-tegenwoordigheid”, die het Wachttorengenootschap sinds jaar en dag propageert.
Ook zijn er naast het bovenstaande nog andere vervalste woorden in omloop zoals bijvoorbeeld de termen “geestelijk paradijs“, “zuivere aanbidding“, “tot diep in de tijd van het einde“, enzovoorts. Al deze vervalste woorden zijn gebaseerd op de ‘slim bedachte verzinsels’, oftewel de ‘kunstig verzonnen onware verhalen’ dat de veronderstelde onzichtbare tegenwoordigheid van Christus (zijn Tweede Komst oftewel de parousia van Christus) al zou zijn begonnen in het jaar 1914.
Sinds de terugkeer van de gezalfde gemeente welke samenviel met de oprichting van het Wachttoren Bijbel- en Traktaatgenootschap, hebben veel gezalfde personen hun aardse loopbaan inmiddels beëindigd en slapen zij op dit moment in de dood in afwachting van het geluid van de trompet die het begin van de eerste opstanding zal aankondigen. Het feit dat zij destijds door valse leraren waren misleid, had verder geen invloed op de uitkomst van hun persoonlijke oordeel en verzegeling. Ze zijn namelijk al als overwinnaar uit de strijd gekomen.
Maar aangezien de laatste oogst, zoals eerder ook al werd aangehaald, op dit ogenblik nog steeds niet is begonnen, is de waarschuwing van de apostel gericht tot degenen die op aarde in leven zullen zijn op het moment waarop Christus terugkeert. Dat zal ook pas het moment zijn waarop de dwalingen van de mensen die de wet tarten overduidelijk naar voren zullen komen. Precies zoals Jezus zelf ons van tevoren waarschuwde, zullen velen dan zeggen: “Kijk! Hier is de Christus” of: “Daar!” (Mattheüs 24:23) – en zij zullen dan ook velen misleiden. Dat zal ook het moment zijn waarop de profetische “mens der wetteloosheid” zich volledig tegen Christus zal gaan verzetten.
De mens der wetteloosheid wordt niet voor niets “de zoon van vernietiging” genoemd. Deze exacte term werd door Jezus namelijk ook gebruikt toen hij in Johannes 17:12 refereerde naar zijn verrader, Judas. Als zijnde één van de 12 uitverkoren apostelen werd Judas ongetwijfeld begiftigd met wonderbaarlijke krachten om daarmee wonderen te kunnen verrichten. Hij was ook één van de eersten die werd uitgezonden om aan te kondigen dat het Koninkrijk van God nabij was gekomen. Net zoals de overige apostelen had Judas de bevoegdheid gekregen om zieken te genezen en zelfs om demonen uit te drijven. Judas hoorde met zijn eigen oren alle toespraken van Jezus en hij zag met zijn eigen ogen hoe Jezus over het water liep en hoe hij de stormachtige zee tot kalmte dwong. Ook lag Judas met Jezus en de anderen aan dezelfde Pascha-tafel totdat hem het stuk brood werd overhandigd, waarop Satan vervolgens bezit nam van Judas om de apostel ertoe aan te zetten om de Zoon van God te verraden tot in de dood.
De profetische mens der wetteloosheid zit eveneens op dezelfde manier in de geestelijke tempel van Jehovah God. Hij wordt beschouwd als een gezalfde man van God. Hoe kan de bedrieglijke uitbuiting dan anders effectief zijn, tenzij deze bedrieglijke invloed uitgaat van iemand die door Gods volk wordt beschouwd als het getrouwe en beleidvolle aardse mondstuk van God?
Petrus verzekerde ons verder ook nog het volgende: “Maar hun vonnis — lang geleden geveld — laat niet op zich wachten en hun vernietiging zal zeker komen.” (2 Petrus 2:3b)
De apostel Petrus, die ook aan dezelfde tafel zat als ‘de zoon der vernietiging’, ging verder met het krachtig onderstrepen van “hun vonnis”, schrijvende: “Want God heeft zelfs de engelen die zondigden niet gespaard maar ze in Ta̱rtarus gegooid en ze in ketens van diepe duisternis geslagen in afwachting van het oordeel. Ook heeft hij in de oudheid de wereld niet gespaard, maar hij heeft Noach, een prediker van rechtvaardigheid, samen met zeven anderen gered toen hij een vloed over een wereld van goddeloze mensen liet komen. En door de steden Sodom en Gomorra in de as te leggen heeft hij ze veroordeeld, waarmee hij voor goddelozen een voorbeeld heeft gesteld van wat er komen gaat.” (2 Petrus 2:4-6)
“Van wat er komen gaat” heeft betrekking op “de dag van het oordeel”, zoals Petrus in het negende vers aanhaalde. De dag van het oordeel zal beginnen wanneer Christus komt als een dief in de nacht om te gaan beginnen met de inspectie van zijn eigen huis. Dat is wanneer de slechte en nutteloze slaven uit het huis zullen worden verwijderd. Daarna zullen ze beginnen te jammeren en te knarsetanden, omdat ze zich dan pas echt zullen gaan realiseren dat ze hetzelfde lot zullen ondergaan als de “engelen die zondigden”. De duisternis van de eeuwige vergetelheid wacht op hen, of zoals de apostel het heeft verwoord in vers 17: “Hun staat de diepste duisternis te wachten.”
Leave A Comment