“De profeten zijn gaan lopen, ook al heb ik ze niet gestuurd. Ze hebben geprofeteerd, ook al heb ik niet tegen ze gesproken.”

(Jeremia 23:21)

Wie zijn Gods volk? Volgens Gods eigen verklaring betreft Zijn volk, welke Hij vergelijkt met een kudde schapen, een volk dat is toevertrouwd aan de zorg van aardse herders. In de periode waarin Jeremia Jehovah’s veroordelingen uitvaardigde, waren de Joden Gods uitverkoren volk en was de stad Jeruzalem daarnaast ook nog de plaats waar Jehovah Zijn naam liet wonen. De herders aan wie het hoeden van Jehovah’s schapen was toevertrouwd, waren destijds de joodse priesters en koningen.

Er waren daarnaast ook nog andere mensen die beweerden profeten te zijn en die claimden dat zij namens Jehovah God zouden spreken. En daarom is de volgende veroordeling ook gericht tegen de profeten en tegen de priesters: Wee de herders die de schapen van mijn weide ombrengen en verstrooien!’, verklaart Jehovah. Dus zegt Jehovah, de God van Israël, tegen de herders van mijn volk: ‘Jullie hebben mijn schapen verstrooid, jullie bleven ze uit elkaar drijven en jullie hebben geen aandacht voor ze gehad. Daarom zal ik mijn aandacht op jullie richten vanwege jullie slechte daden’, verklaart Jehovah. (Jeremia 23:1-2)

Alvorens u de toepassing van de profetie overweegt, vraag ik u om eerst eens nader te kijken naar het tijdsbestek van de vervulling ervan. In Jeremia 23:19-20 lezen we het volgende: Kijk, de storm van Jehovah zal vol woede losbarsten. Als een wervelstorm zal hij op het hoofd van slechte mensen neerkomen. De woede van Jehovah zal zich niet afwenden, tot hij heeft uitgevoerd en gerealiseerd wat hij zich in zijn hart had voorgenomen. Aan het einde van de dagen zullen jullie dat goed begrijpen.

Het einde van de dagen betreft een uitdrukking die in de Hebreeuwse profetieën wordt gebruikt; namelijk in Jesaja, Ezechiël, Daniël, Hosea en Micha. Het laatste deel van de dagen oftewel het einde van de dagen betreft dezelfde tijdsperiode als de tijd van het einde, die uitsluitend wordt gebruikt in de profetie van Daniël. In de Griekse Geschriften sprak Jezus over het einde van het tijdperk ofwel het besluit van het samenstel van dingen.

Zoals Jehovah’s Getuigen heel goed weten, kwam het oude joodse stelsel in 70 G.T. tot een einde. De Joden in Judea ervaarden de wervelstorm van Jehovah in de vorm van de Romeinse legioenen die destijds Jeruzalem verwoestten en die een miljoen aanbidders hadden afgeslacht die zich in de heilige stad bijeen hadden verzameld voor het jaarlijkse Paschafeest. Dienovereenkomstig heeft het einde van de dagen, oftewel het laatste deel van de dagen te maken met het besluit van het christelijke tijdperk.

Alleen al het feit dat het Wachttorengenootschap over zichzelf verklaart dat zij Jehovah’s aardse woordvoerder is en dat zij zelfs de moderne profetenklasse vormen die Jehovah’s internationale kudde weidt, resulteert er ook automatisch in dat zij daardoor kunnen worden geïdentificeerd als de leiders van Jehovah’s volk die in de bijbel worden omschreven als de nalatige herders die Gods kudde verstrooien en uit elkaar drijven – althans, dat zal in de nabije toekomst ongetwijfeld duidelijk het geval blijken te zijn, en dan met name tijdens het laatste deel van de dagen.

Het hele fundament van het Wachttorengenootschap is gebouwd op de veronderstelde wederkomst van Christus in het jaar 1914. Sterker nog: feitelijk beweren diegenen die zichzelf beschouwen als de enige ware uitleggers van bijbelse profetie, dat de profetie van Jeremia waar we het hier over hebben, al lang geleden zou zijn vervuld! Volgens de institutionele zieners vertrouwde God zijn kostbare schapen toe aan „politieke herders”. Deze zogenaamde „politieke herders” zouden volgens het Wachttorengenootschap de koningen evenals de pausen van de heidense christenheid betreffen. (Zie ook het artikel uit de Wachttoren van 1 december 1979)

En vermoedelijk zou volgens het Wachttorengenootschap in het jaar 1914 ook nog Jeremia 23:3-6 in vervulling zijn gegaan: Dan zal ik het overblijfsel van mijn schapen verzamelen uit alle landen waarheen ik ze verdreven heb. Ik zal ze terugbrengen naar hun weidegrond en ze zullen vruchtbaar zijn en talrijk worden. En ik zal herders over ze aanstellen die echte herders voor ze zullen zijn. Ze zullen niet meer bang of angstig zijn en er zal er niet één ontbreken’, verklaart Jehovah. ‘Luister! Er komt een tijd’, verklaart Jehovah, ‘dat ik voor David een rechtvaardige spruit laat opkomen. En een koning zal regeren, inzicht hebben en opkomen voor recht en rechtvaardigheid in het land. In zijn tijd zal Juda worden gered en Israël zal in veiligheid wonen. En dit is de naam die hij krijgt: Jehovah is onze rechtvaardigheid.’

Als datgene wat het Wachttorengenootschap onderwijst waar is, dan roept het ook een aantal vragen op. In de eerste plaats: waarom zou de liefdevolle hemelse Herder de schapen van zijn weide toevertrouwen aan „politieke herders”? Houd hierbij in gedachten dat in de oorspronkelijke setting de nalatige herders geen mensen van de wereld waren, maar Israëlieten. Daarnaast bevond de gehele Israelitische natie zich destijds in een bindend verbond met Jehovah God. Dat was ook de reden waarom Jehovah God van de koningen en priesters verwachtte dat zij de wet aan het volk zouden onderwijzen.

Bovendien is het ook nog zo dat in dit moderne christelijke tijdperk geen van die zogenaamde “politieke herders” durft te spreken in de naam van Jehovah – zoals het Wachttorengenootschap dit wel doet. Daarnaast is het ook nog zo dat geen van deze zogenaamde ‘politieke herders’ beweren dat zij de exclusieve spreekbuis op aarde zouden zijn voor een gezalfde profetenklasse. Tegelijkertijd weten we ook dat degenen die door Jehovah worden beschuldigd en aangeklaagd volgens de bijbel wel degelijk spreken in de naam van Jehovah en uit gezag van Jehovah God. Daarom schrijft Jeremia: Daarom zegt Jehovah van de legermachten tegen de profeten: ‘Ik laat ze alsem eten en ik laat ze giftig water drinken. Want door de profeten van Jeruzalem heeft afvalligheid zich over het hele land verspreid.’ Dit zegt Jehovah van de legermachten: ‘Luister niet naar de woorden van de profeten die tot jullie profeteren. Ze misleiden jullie. Het visioen dat ze vertellen komt uit hun eigen hart, het komt niet uit de mond van Jehovah. Ze zeggen steeds tegen degenen die geen respect voor me hebben: “Jehovah heeft gezegd: ‘Je zult vrede hebben.’” En tegen iedereen die zijn eigen koppige hart volgt zeggen ze: “Jullie zal geen ellende overkomen.” Maar wie hoort bij de vertrouwelingen van Jehovah en krijgt zijn woord te zien en te horen? Wie heeft aandacht gehad voor zijn woord en ernaar geluisterd? (Jeremia 23:15-18)

Het voor de hand liggende feit is dat Jeruzalem de geboorteplaats was van het christendom. Jezus werd daarnaast ook nog in Jeruzalem geofferd. De apostelen – degenen naar wie het Wachttorengenootschap verwijst als zijnde ‘het besturende lichaam uit de eerste-eeuw’ – hadden eveneens hun thuisbasis in Jeruzalem. Gezalfde christenen predikten in de tempel van Jeruzalem tot aan het moment dat het walgelijke ding verscheen. Daarom betreft Jeruzalem ook een cryptische term die de gemeente van Christus in het laatste deel van de dagen aanduidt.

Een christelijke profeet en tevens apostel voorzei dat een afvalligheid zich zou gaan ontwikkelen als een onmiddellijke opmaat naar de daadwerkelijke komst van Christus. Sterker nog: Paulus verklaarde feitelijk dat de parousia niet eerder zou beginnen tenzij éérst de geloofsafval plaatsvindt en de mens der wetteloosheid wordt geopenbaard. Volgens de geïnspireerde apostel oefent de mens der wetteloosheid een bedrieglijke invloed uit. Inderdaad… de mens van wetteloosheid promoot het Wachttorengenootschap als zijnde een baken van licht en als de bron van de enige ware profetische interpretatie. Maar zoals er in Jeremia wordt uitgelegd weten we ook dat deze zelfverklaarde profeten ons bedriegen. Ze misleiden jullie. Het visioen dat ze vertellen komt uit hun eigen hart, het komt niet uit de mond van Jehovah.“  

Ter verduidelijking: de 1914-doctrine betreft niets anders dan een waanidee en een grote misleiding. “De profeten van Jeruzalem” – dat wil zeggen, de leiders van de gemeente van Christus – vormen de bron van deze misleiding en de zich nu ontwikkelende afvalligheid.

Beweert het Wachttorengenootschap dan niet dat Jehovah’s Getuigen zich allemaal veilig wanen binnen de muren van het organisatorische geestelijke paradijs? Volgens de profeten zal de naderende wervelstorm van Jehovah’s oordeel enkel gericht zijn tegen Babylon de Grote. Jezus is volgens het Wachttorengenootschap al gekomen en hij zou inmiddels ook alle zaken met zijn volk al hebben rechtgezet. De herders zouden volgens het genootschap op dit moment ook al samen met Christus regeren. Geen enkele ramp of calamiteit zou Jehovah’s aardse organisatie nog kunnen treffen — aldus, volgens de woorden van de profeten van Bethel dan!

Wat betreft de bovenstaande retorische vraag: Maar wie hoort bij de vertrouwelingen van Jehovah en krijgt zijn woord te zien en te horen? Wie heeft aandacht gehad voor zijn woord en ernaar geluisterd? We kunnen in ieder geval wel met zekerheid zeggen wie er niet tot de groep vertrouwelingen van Jehovah behoort en wie er geen aandacht hebben geschonken aan zijn woord. Het betreft namelijk dezelfde broederschap waarover Jehovah in Jesaja ook nog het volgende verklaart: Wie is blind behalve mijn dienaar, zo doof als de boodschapper die ik stuur? Wie is zo blind als degene die beloond is, zo blind als de dienaar van Jehovah? Je ziet veel maar je let niet op. Je oren zijn open maar je luistert niet. (Jesaja 42:19-20)

Omdat het Wachttorengenootschap Jehovah’s kudde heeft misleid door hen geloof te laten stellen in een leugen, namelijk de leugen dat Christus op dit moment al zou zijn teruggekomen en de leugen dat het Koninkrijk op dit moment al zou regeren en ook de leugen dat het Wachttorengenootschap de ark van redding zou zijn, zal wanneer Christus daadwerkelijk arriveert, zijn komst voor hen zo onverwacht zijn als een dief in de nacht. De komst van Christus zal samenvallen met het uitbreken van oorlog, hongersnood en pandemieën – kortom, alle dingen waarover de profeten in Bethel beweerden dat deze al lang geleden zouden hebben plaatsgevonden vanaf het jaar 1914. Als gevolg van deze enorme schok zullen de schapen worden verstrooid en uit elkaar worden gedreven. Wie zou er vanaf dat moment dan ooit nog vertrouwen kunnen stellen in de woordvoerders van een organisatie die namens God spreekt en die zichzelf op onherstelbare wijze in diskrediet zal brengen? Daarom verklaart Jehovah God in de slotverzen van het 23ste hoofdstuk ook nog het volgende:

Dit moet je tegen de profeet zeggen: “Wat voor antwoord heeft Jehovah je gegeven? En wat heeft Jehovah gezegd? En als jullie blijven zeggen ‘De last van Jehovah!’, dan zegt Jehovah: ‘Omdat jullie zeggen: “Dit woord is de last van Jehovah”, terwijl ik jullie had gezegd: “Jullie mogen niet zeggen: ‘De last van Jehovah!’, daarom zal ik jullie optillen en ver van me weg gooien — jullie en de stad die ik aan jullie en je voorouders heb gegeven. Ik breng eeuwige schande over jullie en eeuwige vernedering, die niet zal worden vergeten.” (Jeremia 23:37-40)

De uitdrukking „de last van Jehovah” kan een zware goddelijke uitspraak betekenen. Het Wachttorengenootschap beweert dat zij deze „last van Jehovah” dragen. Maar vanuit Gods perspectief bezien zijn het juist deze mensen en hun leiders die een last zijn voor Jehovah en zal Hij zichzelf van die last ontdoen.

Dus, hoe kan deze profetie dan het beste worden begrepen? Jezus zei dat hij tijdens het besluit, oftewel tijdens het laatste deel der dagen, zijn engelen onder luid trompetgeschal eropuit zal sturen om zijn uitverkorenen bijeen te brengen uit de vier windstreken, van het ene uiteinde van de hemel tot het andere. (Mattheüs 24:31)

Aangezien er nog een laatste bijeenverzameling zal gaan plaatsvinden, betekent dit ook dat er éérst nog een uiteendrijving zal moeten plaatsvinden, oftewel een verstrooiing. Het bijeenbrengen van de uitverkorenen leidt er niet meteen toe dat zij vanaf dat ogenblik ook gelijk met Christus in het hemelse Koninkrijk zullen zijn. Eerst moeten ze namelijk nog een laatste getuigenis gaan geven zodra ze zo helder zullen gaan schijnen als de zon in het Koninkrijk van hun Vader. Dat zal dan ook het moment zijn waarop Jehovah herders over ze zal aanstellen die echte herders voor ze zullen zijn. Ze zullen niet meer bang of angstig zijn en er zal er niet één ontbreken” (Jeremia 23:4)

Merk hier alstublieft op dat het niet alleen de koning (enkelvoud) zoals David zal zijn, die zal regeren voor rechtvaardigheid. (Jeremia 23:5) De ware herders (meervoud) zullen allemaal officiële zonen van God zijn – onsterfelijke koningen en priesters – die de schapen zullen gaan leiden richting de wateren des levens.