Dagtekst zaterdag 3 februari 2024

Hij heeft zijn engel gestuurd en deze openbaring via hem in symbolen meegedeeld. — Openb. 1:1.

De vijanden van God worden in Openbaring symbolisch beschreven als een aantal wilde beesten. Zo is er ‘een wild beest met tien hoorns en zeven koppen’ dat ‘uit de zee opkomt’ (Openb. 13:1). Dat beest wordt gevolgd door ‘een ander wild beest’ dat ‘uit de aarde opkomt’. Het spreekt als een draak en ‘laat vuur uit de hemel komen’ (Openb. 13:11-13). Later zien we ‘een scharlakenrood wild beest’ waarop een hoer zit. Die drie wilde beesten zijn een afbeelding van vijanden die al heel lang tegen Jehovah God en zijn Koninkrijk gekant zijn. Het is dus belangrijk te weten wie het zijn (Openb. 17:1, 3). We moeten begrijpen wat de symbolische taal betekent. Hoe kom je daar het beste achter? Laat de Bijbel zichzelf uitleggen. Veel van de symbolen in Openbaring worden verklaard in andere Bijbelboeken. w22.05 8-9 ¶3-4

Het is onderhand alweer 150 jaar geleden dat C.T. Russell zijn Alleghany Bijbelstudiegroep had opgericht. In de anderhalve eeuw sindsdien zijn er vele miljoenen uren besteed aan het lezen, het bestuderen en aan het mediteren over de Schrift, met inbegrip van het boek Openbaring. Ondanks al dat vele onderzoek dat is verricht door Jehovah’s Getuigen en zelfs door met geest gezalfde christenen, begrijpen Jehovah’s Getuigen het boek Openbaring nog steeds niet. Ze blijken inderdaad niet in staat te zijn om het te begrijpen. Natuurlijk doet het Besturende Lichaam alsof ze het allemaal wel begrijpen en daarnaast beweert ook nog iedereen om hen heen dat ze het begrijpen. De reden dat Jehovah’s Getuigen het Bijbelboek Openbaring niet begrijpen, is vanwege een fundamentele fout die tegelijkertijd ook de kern vormt van de geloofsleer van het Wachttorengenootschap. Eigenlijk hebben we het hier niet echt over een fout. Een fout betreft namelijk een onbedoelde vergissing. Het probleem waarmee het Wachttorengenootschap te kampen heeft, is het resultaat van een opzettelijke daad van misleiding, niet noodzakelijkerwijs van de kant van een individueel mens, maar het gaat in dit geval om de voorzegde werken van de goddeloze, oftewel van de Duivel zelf.

Het Wachttorengenootschap staat onder de invloed van een zogenoemd ‘werk van Satan’. De apostel Paulus waarschuwde christenen nog expliciet om vooral niet te geloven in officieel klinkende aankondigingen, boodschappen en geschreven lectuur die wordt verspreid alsof het afkomstig zou zijn van de apostelen zelf. Boodschappen waarin wordt verklaard dat de parousia van Jezus al zou zijn begonnen en dat de dag van Jehovah al zou zijn aangebroken. Maar daar blijft het niet alleen bij.

Zoals bekend komt de naam JHWH in geen enkel bestaand Grieks manuscript voor. Hoewel het zeer onwaarschijnlijk is dat de oorspronkelijke schrijvers van de christelijke Geschriften de naam JHWH zouden hebben weggelaten bij het citeren uit de Hebreeuwse tekst waar het Tetragrammaton sowieso in voorkomt, en het daarnaast ook nog ondenkbaar is dat Jezus de naam van zijn Vader niet zou hebben uitgesproken tijdens de talloze gelegenheden waarop hij citeerde uit de Hebreeuwse of Griekse Septuaginta, kunnen we niet op dogmatische wijze met absolute zekerheid zeggen dat Paulus en de andere schrijvers de naam JHWH gebruikten op momenten dat ze niet rechtstreeks uit het Hebreeuws citeerden. En dat brengt ook meteen een hele interessante kwestie naar voren, omdat de passage waar ik zojuist naar verwees de naam Jehovah gebruikt, terwijl Paulus hier niet rechtstreeks uit een Hebreeuwse tekst citeerde. Het gaat namelijk om de volgende passage: “Broeders, over de aanwezigheid van onze Heer Jezus Christus en onze hereniging met hem vragen we jullie je denken niet vlug in de war te laten brengen en niet in paniek te raken door de bewering dat de dag van Jehovah al is aangebroken, of het nu gaat om een geïnspireerde uitspraak, een mondelinge boodschap of een brief die van ons afkomstig lijkt te zijn.(2 Thessalonicenzen 2:1,2)

Het is waar dat er in de Hebreeuwse Geschriften veel verwijzingen bestaan naar de dag van Jehovah en naar soortgelijke uitdrukkingen zoals ‘Jehovah’s dag’. Er zijn echter geen aanwijzingen dat Paulus een specifieke passage citeerde. Het Grieks zegt natuurlijk eenvoudigweg ‘de dag van de Heer’. Paulus verwees ook naar “de dag van de Heer” in 1 Korintiërs 5:5. Ook gebruikte hij verschillende variaties op dezelfde uitdrukking zoals “de dag van onze Heer Jezus Christus” en ook “de dag van Christus Jezus” en “de dag van Christus”. En tot slot als laatste, maar daarom ook zeker niet minder belangrijk, verwees ook Johannes in de inleiding tot Openbaring naar “de dag van de Heer”.

Alles bij elkaar genomen is het evident dat het juist de bedoeling was van de geïnspireerde apostel om zijn broeders te waarschuwen voor het gevaar om zich vooral niet te laten misleiden door officieel klinkende beweringen en aankondigingen dat de dag van de Heer al is begonnen, of dat de dag des Heren al is aangebroken. En dat is ook precies de reden waarom Jehovah’s Getuigen het boek Openbaring niet kunnen begrijpen, omdat de zogenaamd ‘geïnspireerde uitspraak‘ van het Wachttorengenootschap heeft verklaard dat de dag van de Heer op dit moment al in volle gang is en dat deze dag al zou zijn aangebroken sinds het jaar 1914. Dat deze leerstelling het voorzegde ‘werk van Satan’ betreft, zou duidelijk moeten zijn, aangezien de apostel Paulus deze valse aankondiging (dat de dag van de Heer al is aangebroken) in direct verband bracht met de voorzegde afvalligheid (geloofsafval) die wordt aangewakkerd door de profetische ‘mens van wetteloosheid’. (Trouwens is het ook zo dat het Wachttorengenootschap altijd al leerde dat de dag van Jehovah al in het jaar 1914 begon. Pas rond het jaar 1966 lieten ze dit vallen.)

Nu volgt ook nog even een korte aanvullende opmerking om de misleiding en het bedrog te benadrukken dat gebruikt wordt om de leugen te promoten dat de dag van de Heer op dit moment al zou zijn begonnen. Hiervoor verwijs ik u naar het Wachttoren-artikel waar de bovenstaande dagtekst van is afgeleid, getiteld: “Openbaring – Wat het betekent voor Gods vijanden”. In de openingsalinea staat:

HET boek Openbaring maakt duidelijk dat Gods hemelse Koninkrijk is opgericht en dat Satan uit de hemel is verdreven (Openb. 12:1-9). Dat betekent vrede voor de hemel maar problemen voor ons op aarde. Satans woede is namelijk gericht op degenen die Jehovah hier dienen.

Het boek Openbaring onthult niet dat Gods hemelse Koninkrijk al is opgericht en dat Satan al naar de aarde zou zijn neergeworpen. We zien hier het voorbeeld van een simpele vingervlugge kaarttruc waar eigenlijk geen enkele helderdenkende Jehovah’s Getuige voor zou mogen vallen. Om hun misleiding te illustreren, zal ik nu een vergelijkbare aankondiging doen: “Het boek Openbaring geeft aan dat Satan de Duivel in de afgrond is geslingerd en voor duizend jaar is opgesloten.” Hopelijk is u het bedrog opgevallen dat hier wordt toegepast. Inderdaad ja, het boek Openbaring onthult dat wanneer het Koninkrijk eenmaal aan de macht komt, dat Satan en zijn engelen zullen worden neergeworpen. En nee… het onthult dus niet dat deze epische gebeurtenis al heeft plaatsgevonden. Hoe zou dat ook überhaupt het geval kunnen zijn?

Het Wachttorengenootschap heeft zijn toevlucht genomen tot allerlei trucs en verschillende capriolen om van het jaar 1914 het begin van de dag des Heren te maken. Door de vele jaren heen heb ik de warrige lappendeken van profetische interpretaties van het Wachttorengenootschap nauwgezet onderzocht terwijl ik het tegelijkertijd ook allemaal heb ontkracht. En hoewel sommige andere personen misschien hetzelfde doen als ik heb gedaan omdat het min of meer een kwestie is van het toepassen van gezond verstand, is mijn werk daarentegen uniek te noemen omdat ik juist heb aangetoond dat de valsheid omtrent de 1914-doctrine niet het bewijs is dat het Wachttorengenootschap niet Jehovah’s organisatie zou zijn die ze beweren te zijn. Nee, juist het tegenovergestelde. Het toont daarom dus juist aan dat het Wachttorengenootschap dus wél Jehovah’s (afvallige) organisatie is!