Opmerking van de vertaler: Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd op 12 februari 2012. Het artikel is onlangs lichtelijk bijgewerkt en de grammatica is hier en daar wat verbeterd. Dit artikel mag worden beschouwd als een van de méést relevante artikelen die ooit op e-watchman is gepubliceerd. Het grappige is dat het Wachttorengenootschap na meer dan 20 jaar, blijkbaar met tegenzin, eindelijk hun kijk op Joël heeft herzien en door middel van hun welbekende ‘nieuwe licht’ eindelijk het idee overboord heeft gegooid dat de sprinkhanen de vredelievende Jehovah’s Getuigen zouden symboliseren die van deur tot deur gaan. Echter zien we ook dat het Wachttorengenootschap in hun herziening de betekenis van deze sprinkhanenaanval hebben beperkt tot de lang vervlogen dagen uit oudheid. Het Wachttorengenootschap ziet in deze profetie van Joël vandaag de dag dus helemaal geen moderne vervulling meer, ook al stelt het boek Joël de sprinkhanenaanval voor als een onmiddellijke opmaat naar de grote en ontzagwekkende dag van Jehovah. Robert King heeft hen een aantal jaar geleden door middel van een Koninkrijksnieuwsbrief gewezen op hun oneerlijkheid in deze kwestie.

Omdat dit een van de langere artikelen betreft heb ik ervoor gekozen om deze op te splitsen in 2 delen. Hierbij alvast deel 1.

Met vriendelijke groeten,

Paul Hettinga


En ik zal wonderen tonen in de hemel en op aarde: bloed, vuur en rookzuilen. De zon zal in duisternis veranderen en de maan in bloed vóór de komst van de grote en ontzagwekkende dag van Jehovah. (Joël 2:30-31)

Er breekt een nieuw duister tijdperk aan – gekenmerkt door een ineenstorting van de gehele beschaving. Het staat vast dat de nu snel naderende dag van Jehovah de meest sombere periode in de tumultueuze geschiedenis van de mensheid zal gaan worden. De impact ervan op de wereld zal zo angstaanjagend zijn dat het zal lijken alsof het licht van de zon, de maan en de sterren in de hemelen door de hand van Jehovah God zal zijn gedoofd.

Jehovah’s Dag zal worden voorafgegaan door een door demonen aangestuurde menselijke catastrofe die de natiën zal omhullen met bloed, vuur en rookzuilen; waarbij alle mensen op aarde zullen worden geconfronteerd met hun eigen hulpeloosheid en onbeduidendheid. Onze reactie op deze wereldwijde rampspoed zal dienen als basis voor Gods oordeel, want het zal de gehele mensheid gaan dwingen om een onvermijdelijke keuze te moeten maken. Ofwel kiest men ervoor om op ondubbelzinnige wijze de heerschappij van het koninkrijk van Christus te aanvaarden, óf men kiest ervoor om trouw te zweren aan het laatste menselijke koninkrijk dat zich zal verzetten tegen Gods heerschappij. – Satans nep-koninkrijk, de zogenaamde ‘nieuwe wereldorde’. De afsluitende verzen van de profetie van Joël laten zien dat de symbolische sprinkhanenaanval zal gaan dienen als een voorbode van Armageddon, dat overgaat in het laatste oordeel der natiën. Joël 3:13-15 zegt: Sla de sikkel erin, want de oogst is rijp. Daal af en begin met treden, want de wijnpers is vol. De kuipen lopen over, want hun slechtheid is overvloedig. Massa’s, massa’s zijn in het dal van de beslissing, want de dag van Jehovah is dichtbij in het dal van de beslissing. Zon en maan zullen duister worden, de sterren zullen hun glans verliezen.

In het boek Joël wordt de uitdrukking „de dag van Jehovah” in totaal zeven keer gebruikt. Men zou naar waarheid kunnen zeggen dat het thema van het boek Joël de naderende dag van Jehovah is, samen met het hoogtepunt van Gods oordeelswerk en de redding van degenen die de beproeving zullen doorstaan die over de gehele bewoonde aarde zal komen (Openbaring 3:10).

Echter blijkt in tegenstelling tot de huidige leringen van het Wachttorengenootschap, dat de ontwikkelingen die in Joël worden voorspeld niet werden vervuld door middel van het wereldwijde predikingswerk van Jehovah’s Getuigen in relatie tot de heidense christenheid. In werkelijkheid richt deze profetie zich namelijk op de impact die de komst van de dag van Jehovah zal hebben op Jehovah’s Getuigen en hun geliefde moederorganisatie.

Uiteindelijk geeft deze profetie ons een inkijk die verder gaat dan de huidige op de Wachttoren-organisatie gerichte vorm van aanbidding. Een vooruitblik naar de opwindende uitstorting van Jehovah’s geest die ervoor zal zorgen dat een gekastijd overblijfsel zal worden aangezet om de laatste fase van Gods grootse werk te volbrengen.

Hoewel Jehovah’s Getuigen over het algemeen begrijpen dat de dag van Jehovah de periode aangeeft waarin God persoonlijk zal gaan ingrijpen in de wereldaangelegenheden om zodoende zijn oordelen te voltrekken, wordt die angstaanjagende dag volgens Joël onmiddellijk voorafgegaan door een meedogenloze aanval van zwermen vraatzuchtige sprinkhanen, kakkerlakken en andere weerzinwekkende insectenplagen. Deze bizarre coalitie van insecten wordt in de Schrift zelfs ‘Jehovah’s militaire strijdmacht’ genoemd. Hoe vreemd is dat!

De profetie van Joël benadrukt dat de naderende dag van Jehovah een noodsituatie zal veroorzaken binnen de Sion-achtige organisatie van Gods volk. Een tijd van ellende die de mensheid nog nooit eerder heeft meegemaakt. Joël 2:1-2 beschrijft het als volgt: Blaas op de hoorn in Sion! Hef een strijdkreet aan op mijn heilige berg. Laten alle bewoners van het land beven, want de dag van Jehovah komt! Hij is dichtbij! Het is een dag van duisternis en donkerheid, een dag van wolken en diepe duisternis. Het is als het licht van de dageraad dat zich uitspreidt over de bergen.”

“WORD WAKKER, DRONKAARDS”

Jehovah spreekt tot de leiders van zijn volk, die ernstig van streek zullen raken door de kruipende en gevleugelde verslinders. Jehovah verklaart door middel van zijn profeet Joël het volgende tegen hen: Word wakker, dronkaards, en huil! Jammer, alle wijndrinkers, want de zoete wijn gaat aan jullie mond voorbij. Want een volk is mijn land binnengevallen, machtig en niet te tellen. Het heeft de tanden en kaken van een leeuw. Het heeft mijn wijnstok vernield en mijn vijgenboom veranderd in een stronk. Het heeft ze compleet ontschorst en weggegooid, de ranken zijn wit geworden. Huil zoals een maagd die in rouwkleding treurt om de bruidegom van haar jeugd. (Joël 1:5-8)

In moderne volkstaal is het alsof Jehovah zijn volk hier mededeelt dat ’het feest is afgelopen’! Inderdaad, deze onverwachte plundering door de Almachtige zal zo verwoestend en zo verbazingwekkend zijn, dat het effect zal zijn alsof de bruid van Christus, in zakken gekleed bij het altaar zal zijn achtergelaten! Aangezien de schrikwekkende verwoesting van Gods volk voorbestemd is om een schokkende, maar potentieel levensreddende wake-up call te zijn voor degenen die God in de profetie aanspreekt als “dronkaards”, zouden Jehovah’s Getuigen er tevens goed aan doen om zichzelf niet langer voor de gek te houden door zichzelf wijs te maken dat deze gruwelijke insecten- en leeuwachtige indringers de door het Wachttorengenootschap gesponsorde predikers van het goede nieuws zouden symboliseren die de afgelopen decennia van deur tot deur gingen, evenals het belachelijke idee dat Jehovah God op de een of andere manier de geestelijkheid van de heidense christenheid zou oproepen om tot berouw te komen. Hoewel het inderdaad klopt dat veel huisbewoners Jehovah’s Getuigen wellicht beschouwen als niets meer dan irritant ongedierte, symboliseert het leger van sprinkhanen, kakkerlakken en rupsen niet de vredelievende christelijke dienaren van Jehovah.

Ook zou het Wachttorengenootschap niet langer de fictie moeten blijven onderwijzen dat de bediening van Jehovah’s Getuigen op de een of andere manier de profetie van Joël zou hebben vervuld doordat zij op een bepaald moment de veronderstelde vruchtbare gronden van de heidense christenheid kaal zouden hebben gevreten en deze volledig zouden hebben blootgelegd. Welk rationeel denkend persoon zou nou geloven dat het predikingswerk van de Jehovah’s Getuigen ervoor zou hebben gezorgd dat de vele kerken van de heidense christenheid volledig zouden zijn leeggelopen?

Hoewel de invloed van denominaties uit het oude bestel, zoals het katholicisme, het lutheranisme en de orthodoxie, in de afgelopen eeuw wellicht is afgenomen, en dan met name in Europa en Amerika, valt er tegelijkertijd ook te betwijfelen of het predikingswerk van Jehovah’s Getuigen überhaupt enige betekenisvolle invloed heeft gehad op de veronderstelde leegloop van de christenheid. Objectieve waarnemers zouden het verval van de christenheid beslist nooit toeschrijven aan het predikingswerk van Jehovah’s Getuigen. Bovendien lijkt de groeiende invloed van het opkomende evangelicalisme dit lege gat alweer te hebben opgevuld – althans dat blijkt het geval te zijn in de Verenigde Staten en in Latijns-Amerika.

In werkelijkheid voorspelt de profetie van Joël dat Gods eigen heilige bezit het lijdend voorwerp zal gaan worden van verwoesting. Zoals het eerder geciteerde vers aangeeft, moet het geluid van de spreekwoordelijke alarmbellen afgaan op Gods eigen “Heilige Berg”, die binnen de bijbelse profetie de gemeente van Christus symboliseert. Geen enkele geestelijk nuchtere bijbelstudent zou ooit tot de conclusie kunnen komen dat datgene wat Jehovah “mijn land … mijn wijnstok … en mijn vijgenboom” noemt, op enigerlei wijze betrekking zou hebben op de heidense christenheid.

Opmerking van de Nederlandse vertaler: In de meest recente uitgave van de Nieuwe Wereldvertaling staat in Joël 1:7:  “Het heeft mijn wijnstok vernield”

De vertaling van deze zin in de 2004-uitgave van de Nieuwe Wereldvertaling omschrijft het veel accurater. Daar staat in Joël 1:7: Ze heeft mijn wijnstok tot een voorwerp van ontzetting gemaakt…”

Geen wonder dus dat Gods eigendom een „voorwerp van ontzetting” zal worden. De verwoesting van Gods aardse organisatie wordt door Jehovah’s Getuigen beschouwd als iets dat onmogelijk zou kunnen gebeuren. Het is voor hen daarom ook hoogtijd om een keer wakker te worden!

Wellicht is wel het meest tegenstrijdige aspect van de 70 jaar oude interpretatie van Joël door het Wachttorengenootschap, dat Jehovah de belofte doet aan zijn volk om hen te compenseren voor het feit dat zij de verwoesting hebben moeten doorstaan die is aangericht door de symbolische sprinkhanen en het ander kruipend ongedierte. Joël 2:25 voorzegt: Ik zal jullie de jaren vergoeden waarin de oogst is opgegeten door de zwermsprinkhaan, de ongevleugelde sprinkhaan, de vraatzuchtige sprinkhaan en de verslindende sprinkhaan, mijn grote leger dat ik op jullie af heb gestuurd.

Zouden we dan volgens het Wachttorengenootschap moeten aannemen dat Jehovah de geestelijken uit de heidense christenheid een vergoeding zal gaan geven voor het moeten doorstaan van de evangelische predikingsaanvallen van Jehovah’s Getuigen door de jaren heen? Laten we hopen dat dit niet het geval is.

Daar blijft het echter niet bij. Jehovah gaat verder met te verklaren dat Hij uiteindelijk de sprinkhanenzwerm, ook wel “de noorderling” genoemd, de zee in zal drijven en dat Hij hem daarbij zal vernietigen. Joël 2:20 verklaart: Ik zal de noorderling ver van jullie wegjagen. Ik zal hem verdrijven naar een droge, verlaten woestenij, met zijn voorhoede naar de oostelijke zee en zijn achterhoede naar de westelijke zee. De smerige lucht zal van hem opstijgen, de stank zal van hem blijven opstijgen. Want Hij zal grote dingen doen.

De profetische aanduiding “de noorderling” zou ons moeten doen denken aan de koning van het noorden en de Chaldeeër en “de stralende” – die vanuit het land van het noorden neerdaalt op Gods volk; evenals de confederatie van Gog van Magog, die door de profetieën zijn voorbestemd om op Gods natie neer te dalen “vanuit de meest afgelegen streken van het noorden“. (De woest- oftewel meedogenloos uitziende koning komt eveneens uit het noorden, in die zin dat hij uitgroeide richting het zuiden, richting de zee (westen) en richting het Sieraad (oosten) – waardoor het noorden de symbolische richting aangeeft van waaruit hij zijn veldtocht zal lanceren om zowel de machtigen van de aarde als de heiligen ten val te brengen.)

Hoewel het Wachttorengenootschap al meer dan een eeuw predikt over het feit dat de dag van Jehovah dichtbij is gekomen, hoe kan het dan zo zijn dat degenen aan wie het publiceren van betrouwbare profetische interpretaties is toevertrouwd, de profetische boodschap in Joël met betrekking tot de aard van de ‘dag van Jehovah’ zo ontzettend zwaar hebben verdraaid en zo ontzettend verkeerd hebben geïnterpreteerd? Ten eerste toont dit duidelijk aan dat een correct begrip van de profetie niet kan worden bereikt door middel van een loutere consensus in de vergaderkamer van het bestuur van het Wachttorengenootschap. Dus hoewel er wordt erkend dat het Wachttorengenootschap een diep inzicht heeft laten zien ten aanzien van doctrinaire kwesties, wat zou dan de verklaring kunnen zijn voor de totale blindheid vanuit Bethel wanneer het gaat om profetische interpretatie? Zou het zo kunnen zijn dat de leiders van Gods volk vandaag de dag de geestelijke dronkaards zijn die binnenkort door Jehovah God bestraft zullen moeten worden?

Hoewel Bethel beweert dat zij de rol vervullen van de “wachtersklasse” – in de veronderstelling dat zij klaarwakker zijn ten aanzien van de ontwikkelingen op het wereldtoneel evenals Gods aankomende oordeel – kan er daarom ook geen andere conclusie worden getrokken dan dat het de Jehovah’s Getuigen zelf zijn en dan met name hun gezalfde leiders in Bethel, het Besturende Lichaam, die binnenkort uit hun collectieve bedwelming zullen ontwaken als gevolg van de ontnuchterende berisping vanuit de hemel: “Word wakker, dronkaards!”

We moeten niet veronderstellen dat het iets buitengewoons is dat Christus Jezus zijn eigen discipelen op strenge toon berispt of terechtwijst – Dit is zelfs van toepassing op degenen over wie Jezus uiteindelijk zal oordelen dat ze getrouw en beleidvol zijn geweest. Heeft Jezus in het 12de hoofdstuk van Lukas immers niet expliciet verklaard dat de onwetende maar overigens getrouwe slaaf door de inspecterende Heer des huizes met enkele slagen zou worden gestraft omdat hij een zwaardere verantwoording zal moeten afleggen dan anderen omdat hem een leiderschapspositie is gegeven met veel verantwoordelijkheid?

Toen Jezus voor het eerst na zijn opstanding verscheen aan twee van zijn discipelen, van wie er één kennelijk Petrus was, sprak hij hen op verpletterende toon aan als onverstandig en traag van begrip dat jullie niet geloven wat de profeten allemaal hebben gezegd?” De gelegenheid waarop Christus de bovenstaande berisping uitte, was toen hij na zijn opstanding naast zijn teneergeslagen discipelen verscheen terwijl ze over de weg liepen en ze hem in eerste instantie niet herkenden. Van bijzonder belang is dat het woord “Parousia” letterlijk betekent “langszij” oftewel “naast begeven” – zoals Christus zich bij die gelegenheid naast zijn discipelen begaf. De wijze waarop Jezus na zijn opstanding naast zijn discipelen verscheen, vestigt een voorteken op de uiteindelijke tegenwoordigheid van Christus tijdens het besluit van het samenstel van dingen; wanneer hij naast zijn gezalfde discipelen zal komen staan om hen terecht te wijzen en om hen uiteindelijk te verlichten.

Of moeten we dan veronderstellen dat het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen op dit moment al volledig verlicht zou zijn en dat zij dus boven de berisping van Christus zouden staan? Hoewel het waar is dat het Wachttorengenootschap herhaaldelijk heeft verklaard dat de getrouwe slaaf de beproeving al in het jaar 1918 zou hebben doorstaan en het Genootschap zelfs beweert dat de getrouwe slaaf al onherroepelijk zou zijn aangesteld over alle bezittingen van de meester, betekent dit dan dat ze op dit moment superieur zouden zijn aan de apostelen, die bij talloze gelegenheden door de meester zelf werden terechtgewezen, werden gecorrigeerd en anderszins tot nederigheid werden gedwongen?

Het is dan ook vooral opmerkelijk dat de berisping door Christus van zijn twee discipelen (en in het verlengde daarvan ook alle andere discipelen) te maken had met hun onverstandigheid en hun traagheid om de betekenis van de profetieën te begrijpen; en dan met name ten aanzien van de profetieën die de dood en de opstanding van de Messias voorspelden. Hoewel de apostelen Jezus wel degelijk aanvaardden als de Zoon van God, bleken ze simpelweg niet in staat te zijn om vóór hun verlichting te kunnen bevatten dat Jezus zou gaan sterven evenals het feit dat het koninkrijk hemels van aard zou zijn en dus niet stoffelijk of aards.

Jehovah’s Getuigen bevinden zich vandaag de dag in een vergelijkbare situatie. Hoewel ze de fundamentele leerstellige waarheid van de Bijbel aanvaarden, hebben Jehovah’s Getuigen tegelijkertijd geen inzicht verkregen over de aard van de naderende dag van Jehovah vanwege het simpele feit dat ze volledig zijn geïndoctrineerd met het idee dat de aanwezigheid of tegenwoordigheid van Christus al lang geleden (1914) zou zijn begonnen! Omdat vrijwel elke belangrijke profetie in de Bijbel ten onrechte door het Wachttorengenootschap is toegeschreven aan de periode van 1914-1919, of anderzijds ten onrechte is toegepast op de heidense christenheid, beschikken de Jehovah’s Getuigen niet over een bijbelse basis om de goddelijke oordelen te kunnen begrijpen die zullen worden geopenbaard tijdens de ontzagwekkende dag van Jehovah.

De leiders van het Wachttorengenootschap die de leer verkondigen dat het oordeel over het huis van God in het verleden al zou hebben plaatsgevonden, zijn even onverstandig en traag van begrip om te geloven wat de profeten hadden gezegd, als de apostelen in hun tijd. Zij veronderstelden toen ten onrechte dat het koninkrijk van Christus zich al onmiddellijk in hun tijdsperiode zou gaan openbaren. Wat zou anders een verklaring kunnen zijn voor de geestelijke dronkenschap en de organisatorische bravoure van het Besturende Lichaam en van de bestuurders van het Wachttorengenootschap met betrekking tot hun onzinnige interpretaties van het boek Joël en aanverwante profetieën, die de Jehovah’s Getuigen al zoveel jaren als geestelijk voedsel krijgen voorgeschoteld?

Wie anders dan de daadwerkelijke boodschappers en dienaren van Jehovah – zij die vele wonderbaarlijke dingen uit Gods woord hebben gezien en gehoord en die op vele manieren door Hem zijn beloond – zouden er aan de ontvangende kant kunnen staan van de nog te onthullen profetische terechtwijzing die staat opgetekend in Jesaja 42:19-20? – Wie is blind behalve mijn dienaar, zo doof als de boodschapper die ik stuur? Wie is zo blind als degene die beloond is, zo blind als de dienaar van Jehovah? Je ziet veel maar je let niet op. Je oren zijn open maar je luistert niet.

Maar als de leraren van Jehovah’s Getuigen blind zijn voor de ware strekking en betekenis van Gods profetische woord, zoals hier ook wordt beweerd, dan rest ons alleen nog de vraag: wat voorspellen de profetieën dan werkelijk? Wat is dan de ware betekenis van de profetie van Joël?

“JAMMER, DIENAREN VAN HET ALTAAR”

De verwoesting die wordt aangericht door de aanstormende sprinkhanenzwerm zal voor Jehovah’s volk dienen als een broodnodige ontnuchterende klap in het gezicht. Dat zal het moment zijn waarop Jehovah’s dringende vermaning aan zijn gezalfde priesters en dienaren als een atoombom zal inslaan. We lezen in Joël 1:13-14: Doe zakken aan en rouw, priesters. Jammer, dienaren van het altaar. Kom binnen en breng de nacht door in zakken, dienaren van mijn God, want graanoffer en drankoffer zijn het huis van jullie God ontzegd. Kondig een vasten af, roep een plechtige vergadering bijeen. Verzamel de oudsten met alle bewoners van het land bij het huis van Jehovah, je God, en roep tot Jehovah om hulp.

Opmerking van de vertaler: In de 2004-uitgave staat deze tekst als volgt opgetekend: “Omgordt U en slaat U op de borst, GIJ priesters. Jammert, GIJ dienaren van [het] altaar. Komt binnen, brengt de nacht in een zak door, GIJ dienaren van mijn God; want aan het huis van UW God zijn graanoffer en drankoffer onthouden. Heiligt een vastentijd. Roept een plechtige vergadering bijeen. Vergadert [de] oudere mannen, alle bewoners van het land, tot het huis van Jehovah, UW God, en roept luid tot Jehovah om hulp.”

Het is gewoonweg belachelijk om te veronderstellen dat God de geestelijkheid van de heidense christenheid zou oproepen om bijeen te komen in een “plechtige vergadering” als een reactie op het predikingswerk van Jehovah’s Getuigen. De dienaren die hier in Joël worden beschreven, die door Jehovah God  worden ontboden om zich bijeen te verzamelen “tot het huis van Jehovah, UW God” om zodoende een plechtige vergadering bijeen te roepen waarbij zij “luid smekend om hulp tot Jehovah roepen”, betreffen niemand anders dan de formele aanbidders van Jehovah God zelf – zij die door Hem worden erkend als zijn dienaren. Maar als nog een ander voorbeeld van de stuitende blindheid van het Wachttorengenootschap wanneer het gaat om profetische kwesties, is het ook algemeen bekend dat talloze profetieën in de bijbel oproepen om de christelijke heilige plaats van God, zijn heiligdom en het “vaste kenmerk”, te vertrappen en te verwoesten gedurende een vastgestelde tijdsperiode.

De interpretatie van het Wachttorengenootschap met betrekking tot deze essentiële profetieën kan echter het best worden omschreven als een verbijsterende lappendeken van pseudo-profetische interpretaties. Dat komt omdat veel evident aanverwante profetieën door het Wachttorengenootschap op zeer uiteenlopende manieren zijn toegepast. Het Genootschap past bijvoorbeeld enkele profetieën toe op de periode 1914-1919, terwijl ze andere delen ervan weer toepassen op een periode tijdens de Tweede Wereldoorlog, terwijl ze weer andere profetieën – zoals de woorden van Jezus over de heilige plaats die door het walgelijke ding wordt vertrapt toepassen op de heidense christenheid gedurende een periode ergens in de toekomst. En de profetie van Joel (hierboven geciteerd), die oproept tot het onthouden van het “graanoffer en drankoffer” aan “het huis van Jehovah, uw God”, wordt door het Wachttorengenootschap op de één of andere manier toegepast op de heidense christenheid vanaf de periode dat J.F. Rutherford president was van het Wachttorengenootschap.

Maar dat de insecten-invasie een aanval betreft op datgene wat heilig was voor Jehovah, blijkt ook heel duidelijk uit de afsluitende verzen van Joëls profetie: “Jullie zullen moeten weten dat ik Jehovah ben, jullie God, die verblijft op Sion, mijn heilige berg. Jeruzalem zal een heilige plaats worden en vreemden zullen er niet meer doorheen trekken.” (Joël 3:17)

De symbolische sprinkhanen, kakkerlakken en rupsen betreffen duidelijk de “vreemden” die er “doorheen trekken”, waardoor Jehovah God genoodzaakt zal zijn om in te grijpen om het vervolgens weer terug te vorderen en datgene te heiligen wat aan Hem toebehoort.

Inderdaad… de profetie van Joël voorspelt een unieke gebeurtenis; een angstaanjagende ramp die de gehele mensheid zal gaan treffen. Een ramp zoals die nog nooit eerder heeft plaatsgevonden. Joël 1:12 bevestigt inderdaad dat iedereen op aarde erdoor zal worden geteisterd – Want bij de mensen is vreugde in schaamte veranderd. En in Joël 2:6 staat: Door hen zullen volken beven van angst. Alle gezichten zullen verschieten van kleur.” De openingswoorden van de profetie spreken over het unieke karakter van deze calamiteit door het volgende te verklaren: Hoor dit, oudsten, en luister, alle bewoners van het land. Is er ooit zoiets gebeurd in jullie dagen of in de dagen van jullie voorouders? Vertel erover aan je zonen, laat je zonen het aan hun zonen vertellen en hun zonen aan de volgende generatie. Wat de verslindende sprinkhaan overliet, at de zwermsprinkhaan op, wat de zwermsprinkhaan overliet, at de ongevleugelde sprinkhaan op en wat de ongevleugelde sprinkhaan overliet, at de vraatzuchtige sprinkhaan op.

Opmerking van de vertaler: In de Engelse Nieuwe Wereldvertaling wordt hier gesproken over de kakkerlak en de rups. De vertalers van de meest recente Nederlandstalige Nieuwe Wereldvertaling hebben deze woorden maar helemaal weggelaten terwijl dit in de 2004-uitgave nog wel specifiek werd vermeld. Daar staat namelijk het volgende opgetekend:

“Hoort dit, GIJ oudere mannen, en leent het oor, al GIJ bewoners van het land. Is dit in UW dagen gebeurd, of zelfs in de dagen van UW voorvaders? Brengt daarover verslag uit aan UW eigen zonen, en UW zonen aan hun zonen, en hun zonen aan het volgende geslacht. Wat de rups overliet, heeft de sprinkhaan opgegeten; en wat de sprinkhaan overliet, heeft de kruipende, ongevleugelde sprinkhaan opgegeten; en wat de kruipende, ongevleugelde sprinkhaan heeft overgelaten, heeft de kakkerlak opgegeten. (Joël 1:2-4)

Elders in de Hebreeuwse profetieën worden sprinkhanen gebruikt als een symbolisering voor plunderende legers. Zo beeldt de profetie van Nahum bijvoorbeeld het Assyrische leger af als sprinkhanen.

Ook Jeremia beschrijft de indringers van het machtige Babylon als een sprinkhanenzwerm. Ook zegt de profeet in Jesaja 33:2-5: O Jehovah, wees goed voor ons. Wij hopen op u. Wees elke morgen onze arm, onze redding in moeilijke tijden. Bij het horen van het rumoer vluchten volken weg. Als u opstaat, stuiven naties uit elkaar. Je buit zal geplunderd worden zoals vraatzuchtige sprinkhanen dat doen. Als zwermen sprinkhanen zullen mensen zich erop storten. Jehovah zal hoog verheven zijn, want hij woont in de hoogte boven.

Jesaja’s profetie heeft overduidelijk geen betrekking op het predikingswerk van Jehovah’s dienaren. In de bijbehorende context vertegenwoordigen de gevleugelde kakkerlakken, rupsen en sprinkhanen het bestraffingsmiddel waarmee Jehovah vanuit zijn geestelijke woonplaats (Sion) een zuivering zal gaan uitvoeren teneinde de afvalligen en de zondaars te verwijderen.

Wordt vervolgd…