Toen Adam de verboden vrucht uit Eva’s hand nam, kon hij zichzelf onmogelijk een voorstelling maken van de enorme ramp die zijn rebellie tegen Jehovah God in gang had gezet. Tegenwoordig, zo’n zesduizend jaar nadat de mens uit Eden werd verwijderd, lijkt het wel alsof het paradijs slechts een onrealistische utopie betreft, terwijl het leven in deze 21ste eeuw in heel rap tempo aan het veranderen is in een vreselijke nachtmerrie.
Zoals we weten, was de daadwerkelijke rebel niet eens een mens, maar juist een eerzuchtige engel die de oorspronkelijke leugenaar werd. Hij zou verondersteld kunnen hebben dat zijn duistere plan om zich tegen God te verzetten, succesvol was geweest. Indien Jehovah God de daad van Adam en Eva als het ware door de vingers zou hebben gezien, zodat ze alsnog de opdracht konden vervullen die God aan hen had gegeven, namelijk om de aarde te vullen en deze aan zich te onderwerpen, dan zou daarmee ook worden aangetoond dat Jehovah God zelf een leugenaar zou zijn geweest, aangezien Hij tegen Adam had gezegd: “want op de dag dat je daarvan eet, zul je zeker sterven.” En als Jehovah God Adam en Eva ter dood zou hebben gebracht en daarna weer opnieuw zou zijn begonnen met twee nieuwe mensen, dan zou God daarmee ook zijn eigen zelfopgelegde “sabbat” hebben geschonden. En indien God Adam en Eva gewoon alsnog zou hebben toegestaan om de aarde te laten vullen met hun stervende nakomelingen, dan zou Jehovah God niet hebben bereikt wat hij zich oorspronkelijk had voorgenomen.
Had de sluwe cherub ervoor gezorgd dat God in een gênante situatie werd gemanoeuvreerd? Nee, geen seconde zelfs!
Op de dag dat Adam en Eva zondigden, kondigde God een ondoorgrondelijk raadsel aan als Zijn verreikende oplossing voor de nieuwe omstandigheden die de Lasteraar had gecreëerd. Het nageslacht van de vrouw zal de kop van de slang gaan vermorzelen. Pardon, wat zei u daar?
Gedurende duizenden jaren lang was het onmogelijk om Jehovah’s raadselachtige profetie te kunnen begrijpen. Vervolgens verscheen Jezus op het aardse toneel. Jezus leek in alle opzichten een doodgewone mens te zijn. Hij werd geboren in een arm Joods gezin en hij groeide ook op als een Jood en hij beoefende tevens de Joodse gebruiken. Hij was een timmerman. Toen hij echter 30 jaar oud werd, werd hij gezalfd en begon hij met het prediken van een nieuwe boodschap. Jezus onthulde dat hij in werkelijkheid uit de hemel was neergedaald. Zijn aardse moeder was inderdaad een Joodse maagd, terwijl zijn vader helemaal geen mens was. Jehovah was namelijk de échte Vader van Jezus.
Vóórdat Jezus naar de aarde was gekomen, waren er talloze gelegenheden waarbij engelen zichzelf hadden gematerialiseerd. Toen Jezus destijds in een veestal in Bethlehem werd geboren, verschenen er zelfs engelen aan enkele herders om aan hen de geboorte van de zoon van God aan te kondigen. Hoewel hij vóór zijn geboorte nog in de hemel leefde, was Jezus geen engel die zichzelf had gematerialiseerd. Hij was namelijk een volledige mens. En doordat God het leven van Zijn volmaakte hemelse nageslacht overdroeg — waarbij zijn levenskracht werd gecodeerd in genetisch materiaal waarop Hij dit materiaal implanteerde in de schoot van een menselijke moeder — was Jehovah God in staat om een volmaakte mens te verwekken uit een anderzijds onvolmaakte menselijke moeder.
Maar waarom dan? Gematerialiseerde engelen zijn namelijk helemaal geen mensen. Ze kunnen er wel menselijk uitzien als ze incarneren, maar in werkelijkheid zijn het helemaal geen mensen. De apostel Paulus legde uit dat de mens een beetje lager is dan de engelen, wat dus wil zeggen dat engelen hoger zijn dan mensen. Engelen zijn uiteraard veruit superieur in termen van kracht en levenservaring. Het verschil tussen geestelijke levensvormen en vleselijke levensvormen werd aangetoond in het geval van de vele engelen die vóór de zondvloed hun eigen hemelse woonplaats hadden verlaten om zichzelf vervolgens in het vlees te hullen zodat ze zich konden gaan voortplanten met de vele mooie menselijke vrouwen op aarde. Hun nakomelingen waren hybride monsters – gedeeltelijk mens en gedeeltelijk engel en ze waren door en door slecht.
Om Zijn eigen sabbat niet te hoeven schenden, bracht Jehovah het leven van een reeds bestaand schepsel dat naar zijn evenbeeld was geschapen, over in een menselijke vorm. Nogmaals, waarom dan? Dit gebeurde zodat de tweede volmaakte mens de waarde van zijn leven kon aanbieden ter compensatie voor datgene wat Adam had verspeeld – niet omwille van Adam, maar omwille van zijn nageslacht. Het nageslacht van Adam had namelijk geen invloed op wat zich in Eden destijds had afgespeeld. De waarde van het offer van Christus stelde God namelijk in staat om alle zondige nakomelingen van Adam te verlossen van de dood. Uiteindelijk zal hun verlossing gaan resulteren in het bereiken van menselijke volmaaktheid, zodat Gods voornemen uiteindelijk toch nog zal worden vervuld. Zodra de grote sabbat van God eindelijk tot een einde zal zijn gekomen en zodra de aarde een paradijs zal zijn dat zal wemelen van de volmaakte mensen die allemaal in grote vreugde hun God en Redder zullen aanbidden, zal het zijn alsof de duivel nooit heeft bestaan; behalve dan dat zijn schande voor eeuwig zal worden herinnerd.
Omdat Jezus volledig mens was, kon Jezus zichzelf niet zomaar dematerialiseren en weer naar de hemel terugkeren. Dit vereiste namelijk nog een wonder, dat kwam in de vorm van Jezus die werd verwekt om een geestenzoon te worden. Inderdaad ja, Jezus werd opnieuw geboren toen de heilige geest op hem neerdaalde.
Maar om volledig herboren te kunnen worden en om de losprijs te kunnen betalen, moest Jezus wel éérst sterven. Dat was voor Jezus dan ook de enige manier om weer terug te kunnen keren naar zijn oorspronkelijke woonplaats, naar zijn Vader. Het was voor Jezus ook niet mogelijk om vredig en pijnloos in zijn slaap te sterven. Het was namelijk Gods wil om zijn zoon te onderwerpen aan de meest ondraaglijke dood die men zich maar zou kunnen voorstellen – om aan een martelpaal te worden genageld! Maar waarom dan? Omdat de duivel had beweerd dat geen enkel mens bereid zou zijn om voor God te willen lijden, laat staan om voor God zijn leven te geven.
Jezus moest er volledig op vertrouwen dat God hem uit de dood zou opwekken en dat God hem weer tot leven zou brengen als een geest. Vandaar ook de woorden van David die de geïnspireerde apostelen aan Jezus toeschreven: “Want u zult me niet achterlaten in het Graf. U zult niet toelaten dat wie loyaal is aan u, de kuil ziet. U wijst me de weg naar het leven. In uw aanwezigheid is uitbundige vreugde, aan uw rechterhand is eeuwig geluk.” (Psalm 16:10-11)
Net als Michaël was Jezus, voordat hij naar de aarde kwam, de meest vooraanstaande vorst van Jehovah’s engelenleger die de Israëlieten leidde. Hoogstwaarschijnlijk was Michaël direct betrokken bij het inspireren van David zodoende dat hij de messiaanse Psalmen kon componeren. De zoon wist dat het verblijven in Gods aanwezigheid de ultieme ervaring was. Hij kende de vreugde om aan Gods rechterhand te verblijven, zelfs al vóórdat hij uit de dood was opgestaan. Door middel van David sprak de voormenselijke Jezus over zijn relatie met God. Het zou dan ook niet ongepast zijn om te stellen dat David Christus kanaliseerde.
Vooruitlopend op zijn ontmoeting met Satan in de wildernis, toen de demonische opperheer hem alle koninkrijken der aarde aanbood indien hij maar één enkele daad van aanbidding zou verrichten, verklaarde Jezus in Psalm 16:4-5 het volgende: “Wie andere goden achternalopen, wacht veel verdriet. Nooit zal ik hun drankoffers van bloed uitgieten, hun naam zal niet over mijn lippen komen. Jehovah is mijn deel, mijn toegewezen bezit en mijn beker. U beschermt mijn erfdeel.”
Dezelfde geest bewoog Jezus ertoe om het volgende tegen zijn Verzoeker te zeggen: “Ga weg, Satan! Want er staat geschreven: “Jehovah, je God, moet je aanbidden en alleen voor hem moet je heilige dienst doen.” Nadat Satan was vertrokken, begonnen engelen Jezus te bedienen. Jehovah stelde zijn erfdeel veilig.
Jezus beweerde de weg, de waarheid en het leven te zijn – de enige weg naar God. Hij was hier ook absoluut niet onbescheiden. Hij stelde gewoon een simpel feit vast. Jezus kent de weg naar God omdat hij werd gedwongen om tussen alle verleidingen en obstakels waarmee hij werd geconfronteerd zijn weg te vinden. Hij moest dan ook volledig vertrouwen op God. Daarom zal het navolgen van het goede voorbeeld van Jezus ons ook naar God gaan leiden.
In de nacht van zijn arrestatie zei Jezus in Johannes 16:33 tegen zijn discipelen: “houd moed! Ik heb de wereld overwonnen.” Inderdaad, dat heeft hij absoluut!
Leave A Comment