Dagtekst dinsdag 22 september

Jehovah kent degenen die bij hem horen. — 2 Tim. 2:19.

Hoe versterken we ons verlangen naar erkenning van Jehovah zodat we niet uit zijn op erkenning  van de wereld? Daarvoor moeten we twee belangrijke dingen in gedachte houden. Ten eerste: Jehovah geeft altijd erkenning aan degenen die hem trouw dienen (Hebr. 6:10; 11:6). Hij heeft diepe waardering voor elk van zijn aanbidders, en hij vindt het onrechtvaardig om degenen die hem trouw zijn te negeren. Hij ‘heeft oog voor de weg van de rechtvaardigen’ en weet ze uit beproevingen te redden (Ps. 1:6; 2 Petr. 2:9). Ten tweede: Jehovah kan ons erkenning geven op een onverwachte manier. Als mensen goede dingen doen, alleen om door anderen gezien te worden, zullen ze geen beloning van Jehovah krijgen. Waarom niet? Omdat ze hun volledige beloning al gekregen hebben (Matth. 6:1-5). Maar Jezus zei dat zijn Vader ‘ongezien toekijkt’ als iemand niet de eer krijgt die hij verdient voor het goede dat hij voor anderen doet. Jehovah ziet wat hij doet en beloont hem  daarvoor. w18.07 9 ˚8, 10

Wat betekent het om bij Jehovah te horen? Hoort elke christen bij God? Het Wachttorengenootschap lijkt te suggereren dat dit wel het geval is.

Wanneer we de context beschouwen dan zien we dat de reden waarom Paulus Timotheüs informeerde is omdat God degenen kent die aan Hem toebehoren omdat er op dat moment bedriegers aanwezig waren die zichzelf presenteerden als gezalfde christenen. Het zou misschien ook zo kunnen zijn dat diegenen waar Paulus naar refereerde op enig moment wel gezalfd waren maar die op een later moment feitelijk de eigenaar die hen had gekocht hadden verloochend. Paulus noemde specifiek twee mannen bij naam – Hymene̱üs en File̱tus – die aan het verkondigen waren dat de hemelse opstanding al was begonnen.

Paulus waarschuwde dat hun aanstekelijke leer zich als gangreen zou verspreiden en dat het er op dat moment al voor had gezorgd dat het geloof van sommigen werd ondermijnd. Echter waren die twee mannen niet de enigen. Er waren ook nog anderen die binnen in de gemeenten verbleven, en daarom zei de apostel verder: In een groot huis zijn niet alleen voorwerpen van goud en zilver maar ook van hout en aardewerk. Sommige zijn voor eervol gebruik maar andere voor oneervol gebruik. Als iemand de laatste uit de weg blijft, zal hij een instrument zijn voor eervol gebruik, geheiligd, bruikbaar voor zijn eigenaar, geschikt voor elk goed werk.(2Tim 2:20-21)

Paulus verwijst opnieuw naar bepaalde personen die als het ware behoren tot de eigenaar en daarnaast ook “bruikbaar zijn voor zijn eigenaar” die zich bevinden te midden van degenen die een oneervol bestaan hebben en daarom ook niet tot God behoren.

Terugkomend op Hymene̱üs en File̱tus: het is interessant om op te merken dat ze onderwezen dat de opstanding al was begonnen. Jehovah’s Getuigen zullen hier waarschijnlijk niet echt dieper over hebben nagedacht, maar dat is wel precies wat het Wachttorengenootschap ook onderwijst.

In 2007 publiceerde de Wachttoren-organisatie een artikel met de titel “De eerste opstanding is al begonnen!” Wanneer begon de eerdere opstanding dan precies? Het artikel verklaart het volgende in paragraaf 12:

“Op dit punt van de bespreking kan het nuttig zijn iets te beschouwen wat als een Bijbelse parallel gezien kan worden. Jezus Christus werd in de herfst van 29 G.T. gezalfd als de toekomstige Koning van Gods koninkrijk. Drieënhalf jaar later, in de lente van 33 G.T., werd hij opgewekt als een machtig geestelijk schepsel. Zouden we dan kunnen redeneren dat aangezien Jezus in de herfst van 1914 op de troon werd geplaatst, de opstanding van zijn getrouwe gezalfde volgelingen drieënhalf jaar later begon, in de lente van 1918? Dat is een interessante mogelijkheid. Hoewel dit niet rechtstreeks bevestigd wordt in de Bijbel, strookt het met andere teksten die erop duiden dat de eerste opstanding al snel na aanvang van Christus’ tegenwoordigheid is begonnen.”

We zien hier een klassiek schoolvoorbeeld van de foute manier van denken met betrekking tot de logica die bekend staat als ‘circulair redeneren’. “aangezien Jezus in de herfst van 1914 op de troon werd geplaatst”, wordt in het bovenstaande artikel gepresenteerd als een onbetwistbaar feit. Daarnaast moet al het andere in overeenstemming zijn met dat “feit”. En zo redeneren we in de rondte. De leerstelling dat de eerste opstanding al aan de gang is wordt dus in wezen gekoppeld aan het aantoonbaar valse idee dat de bestemde tijden van de natiën om Jeruzalem te vertrappen al zouden zijn begonnen toen Babylon Jeruzalem verwoestte, twee en een half millennium geleden! Wellicht hadden Hymene̱üs en File̱tus destijds wel een onderbouwing die meer op de Schrift was gebaseerd.

Het is natuurlijk waar dat de Schrift aangeeft dat de eerste opstanding zal beginnen tijdens de tegenwoordigheid van Christus. Het werkelijke bedrog zit hem dus in het feit dat er wordt onderwezen dat de parousia (Tweede Komst van Christus) al is begonnen.

Terwijl de bedriegers in de eerste eeuw zichzelf bevonden aan de buitenrand van de toenmalige organisatie, bevinden de bedriegers in de moderne tijd zichzelf echter in het hoogste ivoren torentje en bepalen ze voor iedereen wat waar is en wat niet waar is.

Dit gegeven zorgt ervoor dat we in deze tijd nog meer waardering kunnen opbrengen voor het feit dat Jehovah degenen kent die hem toebehoren. Het valt allemaal te herleiden tot de strijdvraag van Satan waarin hij beweerde dat niemand God zal liefhebben indien ze gedwongen worden om ontberingen of beproevingen te doorstaan. Daarom staat God het ook toe dat de zonen van het Koninkrijk omringd worden door de zonen van de goddeloze, zoals Jezus dit ook illustreerde in zijn illustratie over de tarwe en het onkruid. Het wordt de zonen van Satan toegestaan om voorlopig te mogen bestaan als vaten van hout of aardewerk die zijn gemaakt voor een oneervol gebruik.

Zodra de tijd komt – of juister – zodra Christus komt, dan zal er pas een definitieve scheiding gaan plaatsvinden. Dan zal de aanwezigheid van de Zoon des mensen zijn als de bliksem die uit de oostelijke hemel helemaal naar het westen schijnt, zodat “waar het lijk is de arenden zich daar zullen verzamelen”. Met andere woorden, alleen degenen die aan God en Christus toebehoren, zullen over de geestelijke middelen beschikken om tot hem te worden verzameld. De zonen van de goddeloze zullen met een lege zak worden achterlaten. Dat is ook de plek waar het wenen en het knarsetanden zal plaatsvinden.

Bij het lezen van het bovengenoemde artikel citeerde het Wachttorengenootschap de opening van het vijfde zegel wanneer de heiligen na hun opstanding aan God zullen vragen hoelang het nog zal duren voordat hun bloed zal worden gewroken waarop het volgende vers wordt geciteerd: Aan elk van hen werd een wit gewaad gegeven, en hun werd gezegd nog een korte tijd te rusten, totdat het aantal van hun medeslaven en hun broeders die op het punt stonden net als zij gedood te worden, volledig zou zijn. (Openbaring 6: 10-11)

In een reactie op het bovenstaande vers zegt het artikel in paragraaf 17 het volgende:

“Die pas opgewekte personen moeten „rusten”. Ze moeten geduldig wachten op Jehovah’s dag van wraak. Hun „medeslaven”, gezalfde christenen die nog op aarde zijn, moeten onder beproeving hun rechtschapenheid nog bewijzen.”

In plaats van erop te wijzen dat de Schrift specifiek verwijst naar de broeders die op het punt stonden om te worden gedood, verdoezelt het Wachttorengenootschap dit belangrijke feit en zegt alleen dat gezalfde christenen hun rechtschapenheid onder beproeving nog moeten bewijzen. Waarom wordt datgene dat in Openbaring staat hier gebagatelliseerd? Om te beginnen moet er worden opgemerkt dat er in onze moderne tijd maar heel weinig gezalfde getuigen zijn gedood. De nazi-holocaust was de enige gelegenheid waarbij er wel meer dan een paar gezalfde christenen ter dood werden gebracht.

Het blijft daar echter niet bij. Het lijkt er ook nog eens op dat het Wachttorengenootschap probeert om datgene wat Jezus heeft uiteengezet te onderwaarderen. In het 24ste hoofdstuk van Mattheüs waarschuwde Jezus van tevoren door middel van de volgende woorden: “Dan zullen mensen jullie uitleveren, onderdrukken en doden, en jullie zullen vanwege mijn naam door alle volken worden gehaat. Ook zullen velen dan struikelen, elkaar verraden en elkaar haten. Er zullen veel valse profeten verschijnen en zij zullen velen misleiden...”

Indien u echt het fijne ervan wilt weten dan kunnen we zien dat de Bijbel onthult dat Jehovah het aan Satan zal toestaan om tijdens het besluit al diegenen te doden die aan Jehovah toebehoren. Dat is ook wat er wordt gesymboliseerd door de dood van de twee getuigen en de 7.000 personen die worden vermoord in het elfde hoofdstuk van Openbaring. Dat is de grote finale. De executie van diegenen die aan God toebehoren zal de aanleiding vormen voor de totstandkoming van het begin van de oorlog van de grote dag van de Almachtige God op de plaats die bekend staat als Armageddon.

MOET HIJ WORDEN GEDOOD?

Net zoals Jehovah in de hof van Eden tot Satan sprak alsof hij een werkelijke slang was, zo spreekt God ook in een ietwat obscure profetie in het 27ste hoofdstuk van Jesaja tot Leviathan, de glijdende en kronkelende slang. Net zoals God in Eden voorspelde dat de kop van de slang vermorzeld zal worden, stelt Jesaja 27: 1 dat God het monster zal doden dat in de zee is. (de ‘zee’ staat symbool voor de wereld waarover de zevenkoppige draak regeert.) Maar waarom doodt God Leviathan? De slang bestaat al vele eeuwen. Welke gebeurtenis zal dan leiden tot zijn executie?

De verzen 6-8 geven hierop het antwoord. Terwijl God spreekt tot de slang vraagt Hij hem onder andere het volgende: In de dagen die komen, zal Jakob wortel schieten en zal Israël uitlopen en bloeien. Ze zullen het land met opbrengst vullen. Zou hij geslagen moeten worden zoals hij geslagen wordt? Of zou hij gedood moeten worden zoals zijn gesneuvelden zijn afgeslacht? Met een angstaanjagende schreeuw zult u met haar strijden als u haar wegstuurt. Hij zal haar met zijn krachtige windvlaag verjagen op de dag dat de oostenwind waait.

Jakob die wortel schiet en vruchten zal voortbrengen vormt een verwijzing naar het opgerichte Koninkrijk, zodra de zonen van het Koninkrijk zullen schijnen zoals de zon en velen zullen leiden naar de berg van Jehovah – ook wel bekend als ‘de grote schare’. Het slaan van “Jakob” – of Israël – zoals hij ook wel bekend stond, is wat er plaatsvindt wanneer Gog Israël aanvalt. Met het feit dat de bruid zal worden weggestuurd wordt bedoeld dat de bruid van Christus op dat moment niet meer op aarde zal worden gevonden. Alle zonen van het Koninkrijk zullen ‘moeten worden gedood zoals de gesneuvelden zijn afgeslacht’. Daarom zal God het monster uit de zee ook doden. Het laatste vers onthult echter dat enkel hun dood Gods grootse voornemen vervult. Er staat: Op die dag zal er op een grote hoorn worden geblazen, en degenen die bijna vergaan in Assyrië en degenen die verstrooid zijn in Egypte zullen komen en zich neerbuigen voor Jehovah op de heilige berg in Jeruzalem.

De Assyriër symboliseert de achtste koning. De heilige berg waar degenen zullen omkomen die bijeen worden verzameld is hetzelfde als de hemelse berg Sion, waar de 144.000 met het Lam zullen staan met de naam van Jehovah en Jezus op hun voorhoofd geschreven, wat betekent dat ze van de aarde zijn losgekocht en aan God toebehoren. De grote hoorn harmoniseert met de engel die op de zevende trompet blaast zoals ook in het elfde hoofdstuk van Openbaring wordt beschreven: De zevende engel blies op zijn trompet. Er klonken luide stemmen in de hemel die zeiden: ‘Het koninkrijk van de wereld is het Koninkrijk van onze Heer en van zijn Christus geworden, en hij zal voor altijd en eeuwig als koning regeren.

Hoewel iedereen van nature een vrees heeft voor de dood, zullen degenen die tot God toebehoren het Lam volgen, waar hij ook heen gaat. Dat betekent dat ze hem tot in de dood zullen volgen en in een oogwenk onsterfelijke geesten zullen worden. Wat een voorrecht om voor de waarheid te mogen sterven. Om gedood te worden omdat men aan Jehovah toebehoort.