De openingstekst van Davids lied luidt: “O Jehovah, waarom zijn mijn tegenstanders zo talrijk geworden? Waarom komen er zovelen tegen mij in opstand?” (Psalmen 3:1)
David was de koning van Israël. David werd door Jehovah Zelf uitgekozen toen hij nog slechts een jongen was. David toonde aan dat hij een onverschrokken strijder was — een groot strijder voor Jehovah. Hij slachtte de vele vijanden van Israël af, waaronder ook de kolossale reus Goliath. Hij breidde de door God ingestelde landsgrenzen van het Beloofde Land uit. David veroverde ook de stad Jeruzalem op de Jebusieten, die vervolgens bekend kwam te staan als ‘de Stad van David’. Deze krijger-koning was ook een bekwaam musicus en hij werd door God geïnspireerd om veel van de Psalmen met eigen hand te schrijven.
Het is echter tragisch dat de talrijke vijanden die tegen David in opstand kwamen, niet de Filistijnen, de Ammonieten of de Edomieten waren, noch betrof het enige andere vijandelijke natie die Israël omringde. Nee, Davids tegenstanders waren in dit geval zijn eigen landgenoten. En de opstand die tegen hem werd georkestreerd werd zelfs veroorzaakt door één van Davids geliefde zonen — Absalom, die zichzelf de troon toe-eigende en die probeerde om zijn eigen vader te laten doden. (Het opschrift van de 3de Psalm luidt daarom ook: “Een psalm van David toen hij op de vlucht was voor zijn zoon Absalom.”)
Op een eerder moment tijdens zijn regering had David zelf een verschrikkelijke zonde begaan. Hij had namelijk seksuele betrekkingen met een getrouwde vrouw – Bathseba. Om de ene zonde bovenop de andere zonde te stapelen, werd Bathseba vervolgens zwanger en om haar zwangerschap te verbergen, regelde David dat Uria, die de echtgenoot was van Bathseba, naar het front werd gestuurd om vervolgens in de strijd te worden gedood, zodat David daarop met de weduwe van Uria kon trouwen. Dit was dan ook een vreselijke slechte daad van David. Hij was er waarschijnlijk nog mee weggekomen ook. Echter had Jehovah dit ook allemaal gezien en Hij riep David daarom ook ter verantwoording door middel van de profeet Nathan.
Aangezien God al een verbond met David had gesloten voor een koninkrijk dat voor onbepaalde tijd zou regeren, vergaf Jehovah David voor het feit dat hij hem zo respectloos had behandeld. Daarentegen was het wel zo dat in overeenstemming met de wet van Mozes, Jehovah aan David echter geen kwijtschelding verleende van zijn straf. David, die door God ooit werd beschreven als ‘een man naar zijn hart’, zou de gevolgen van zijn zonden zelf moeten gaan dragen. Zijn straf kwam in de vorm van precies datgene wat er met Absalom gebeurde. (En eerder ook in de kwestie omtrent Amnon en Tamar)
Het is niet zo dat God degene was die Davids zoon ertoe bewoog om zich tegen zijn vader te keren. Jehovah heeft het simpel gezegd niet verhinderd of we zouden kunnen zeggen dat Hij toen niet heeft ingegrepen, omdat Hij waarschijnlijk liever had gezien dat David gewoon getrouw was geweest. Hoewel de staatsgreep in het paleis faliekant mislukte en deze op zeer tragische wijze eindigde voor de verraderlijke Absalom, leed David desondanks toch nog héél veel verdriet en vernedering.
Zoals serieuze bijbelonderzoekers heel goed weten, is Davids leven in veel opzichten een voorafschaduwing van Christus. Jezus wordt feitelijk de Zoon van David genoemd. Net als David zal Jezus, zodra hij als Koning begint te regeren, uiteindelijk de vijanden van Jehovah gaan overwinnen. Veel van de Psalmen die de geïnspireerde David had opgetekend, betreffen profetieën die in Christus zijn vervuld. De derde Psalm gaat bijvoorbeeld verder met te zeggen: “Velen zeggen over mij: ‘God zal hem niet redden.” (Psalmen 3:2) Ook de vijanden van Jezus zeiden hetzelfde over hem toen hij aan de martelpaal stierf.
Dat gezegd hebbende, is er wel één heel belangrijk verschil tussen Jezus en David. Jezus is nooit op enig moment ontrouw geweest richting Jehovah en David was dat wel. Maar aangezien veel van de messiaanse Psalmen die David schreef, Jehovah’s gezalfde afschilderden als iemand die lijdt onder zijn eigen dwalingen, is het duidelijk dat de Psalmen ook worden gericht tot degenen die in eendracht met Christus zijn.
Er bestaat een duidelijke parallel met Absaloms moorddadige plan. Jezus waarschuwde nog speciaal voor het feit dat tijdens de periode van het besluit broeders elkaar zouden verraden en dat ook kinderen hun eigen ouders zullen gaan overdragen om ze ter dood te laten brengen – en vice versa. Indien Jehovah David niet had beschermd, dan zou Absalom zijn vader ongetwijfeld wel hebben vermoord.
Dit is dan ook waar het pas echt interessant begint te worden: de voetnoot bij vers twee neemt ons mee naar 2 Samuël, waar een zekere persoon die bekend stond als Simeï allerlei verwensingen schreeuwde richting David, toen David voor zijn moorddadige zoon moest vluchten. Simeï schreeuwde tegen hem: “‘Ga weg, moordenaar! Ellendeling! Jehovah laat je boeten voor alle bloedschuld die je op je hebt geladen vanwege het huis van Saul. Jij bent in zijn plaats gaan regeren, maar Jehovah geeft het koningschap aan je zoon Absalom. En nu zit je in de ellende omdat je een moordenaar bent!’” (2 Samuël 16:7-8)
Simeï had hier niet nog verder van de waarheid af kunnen zitten. David was namelijk helemaal niet waardeloos in de ogen van Jehovah God. Evenmin droeg Jehovah het koningschap over aan Absalom. Bovendien strafte God David niet voor het bloedvergieten van het huis van Saul. Nee, David werd namelijk gestraft voor zijn eigen bloedschuld – en hij was zich hier tegelijkertijd ook heel goed van bewust!
Het is dan ook interessant dat David niet toestond dat zijn mannen Simeï zouden doden. David nam gewoon de vernedering op zich, wetende dat Jehovah had voorzegd dat het zwaard vanwege zijn zonde niet uit zijn eigen huis zou wijken. Nadat David echter tijdens zijn sterfbed weer op zijn troon was hersteld, gaf hij Salomo de opdracht om Simeï niet in vrede te laten sterven.
Er bestaat daarnaast ook nog een ander interessant aspect aan dit verslag. Terwijl David en zijn mannen op de vlucht waren geslagen voor Absalom en zijn leger, voorzagen drie zekere personen David en zijn mannen van “veldbedden, schalen, potten, tarwe, gerst, meel, geroosterd graan, tuinbonen, linzen, gedroogd graan, honing, boter, schapen en kaas. Ze hadden al die dingen meegenomen zodat David en zijn gevolg konden eten. Ze zeiden namelijk: ‘De mensen zullen wel honger en dorst hebben gekregen en moe zijn geworden in de woestijn.‘” (2 Samuël 17:28-29)
Dit vormde dan ook een groot contrast tussen de mannen van Mahanaïm en Simeï. Jezus voorzei dat de mensen van de wereld geoordeeld zullen gaan worden aan de hand van de vraag of ze de broeders van Christus goed zullen hebben behandeld of dat ze hen juist aan hun lot zullen hebben overgelaten. Degenen die hen iets te eten zullen geven als ze honger hebben en iets te drinken zullen geven als ze dorst hebben, zullen worden beloond. Het is dan ook zéér betreurenswaardig dat het Wachttorengenootschap de hele type-antitype (beeld en tegenbeeld)-benadering teneinde de Schrift te kunnen begrijpen overboord hebben gegooid, want er valt namelijk een hele hoop goeds uit te halen. En het wordt daarnaast ook alleen nog maar beter!
De recente pleidooien van het Besturende Lichaam ter bevordering van de experimentele COVID-vaccins hebben zonder enige twijfel al geleid tot de dood van enkele van Jehovah’s Getuigen. Wellicht moeten er nog wel veel meer gaan sterven, aangezien nog zal moeten gaan blijken wat de precieze langetermijneffecten van deze injecties zullen zijn. En gezien het feit dat vrijwel alle opzieners binnen de organisatie vrolijk hebben meegewerkt aan het hele vaccinatiecircus, heeft daarmee dus ook de gehele organisatie bloedschuld opgelopen ten overstaan van Jehovah God, maar dit geldt echter met name voor degenen die de leiding hebben gekregen, in overeenstemming met het beginsel dat Jezus in het 12de hoofdstuk van Lukas voorzei met betrekking tot de slaven die zijn aangesteld om het huisgezin te voorzien van hun voedsel op het juiste moment.
De aankomende ineenstorting van de westerse beschaving en het opleggen van een totalitaire wereldregering zullen de omstandigheden teweegbrengen waarin een bestraffing zal worden uitgedeeld om zodoende de profetieën uit de Schrift te vervullen. Velen zullen dan ook in opstand gaan komen tegen degenen die daadwerkelijk in eendracht met Christus zijn. Pas dan gaat de volgende Psalm in vervulling:
“Maar u, Jehovah, bent een schild om mij heen,
mijn glorie. U heft mijn hoofd omhoog.
Luid roep ik tot Jehovah
en hij antwoordt mij vanaf zijn heilige berg.
Ik ga liggen en ik slaap.
In veiligheid word ik weer wakker,
want Jehovah blijft mij steunen.
Ik ben niet bang voor de tienduizenden
die zich aan alle kanten tegen mij opstellen.
Sta op, o Jehovah! Red mij, o mijn God!
U zult al mijn vijanden op de kaak slaan.
De tanden van slechte mensen zult u breken.
Redding behoort Jehovah toe.
Uw zegen rust op uw volk.”
Leave A Comment