Opmerking van de Nederlandse vertaler: Dit artikel vormt een uiteenzetting van het 27ste hoofdstuk van Jesaja en aanverwante profetieën. Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd in 2010. U kunt ook op de bovenstaande afspeelknop klikken indien u liever wilt luisteren naar dit artikel.

De vraag wat als eerste zal eindigen, namelijk het christendom of de wereld, lijkt in eerste instantie misschien een vreemd onderwerp om überhaupt over na te denken. Jehovah’s Getuigen gaan er natuurlijk zonder enige twijfel van uit dat het ware christendom alles zal overleven. Ze geloven dat het niet alleen de huidige goddeloze wereld zal overleven, maar dat het ware christendom daarnaast vooral het nep-christendom zal overleven dat ook wel bekend staat als de heidense christenheid. Jehovah’s Getuigen beschouwen het waarschijnlijk als een betwiste vraag in het licht van de gezaghebbende verklaring uit de Wachttoren van 15 april 1962 in verband met dit onderwerp:

Paragraaf 54: “Het einde der christenheid betekent niet het einde van het christendom, want christenheid en christendom zijn twee verschillende, afzonderlijke begrippen.[…]”

Paragraaf 55: “Het christendom zou niet na de vernietiging van de christenheid in Armageddon kunnen eindigen.”

Zoals het Wachttorengenootschap correct opmerkt, zijn het christendom en de christenheid twee verschillende dingen. Echter blijft de volgende vraag over: “Zal het ware christendom het einde van deze wereld overleven?” Nu de nieuwsgierigheid van de lezer is gewekt, is het doel van dit artikel om de lezer te prikkelen om de relevante delen nader te onderzoeken uit het enige boek dat mogelijkerwijs een licht kan werpen op deze essentiële kwestie, namelijk de Bijbel.

Het staat buiten kijf dat Jehovah’s Getuigen beschikken over een uniek begrip van de Heilige Schrift – ze erkennen dat Jehovah’s voornemen om de mensheid te redden tweeledig is. De eerste fase van Gods voornemen is om een selecte groep van 144.000 gezalfde christenen uit de mensheid bijeen te verzamelen om samen met Christus als koningen en priesters in zijn hemelse Koninkrijk te dienen tijdens de 1000-jarige rehabilitatie van de mensheid. Zij zullen de eerste opstanding ervaren.

De tweede fase van het goddelijke voornemen is om een familie van gelovigen bijeen te verzamelen en voor te bereiden om na het einde van deze goddeloze wereld op aarde te blijven leven om de aarde opnieuw te bevolken en haar fysiek in een paradijs te veranderen. Inderdaad, Gods eeuwige Woord verzekert de gelovige dat de zachtmoedigen de aarde zullen beërven en er voor eeuwig op zullen verblijven.

In de meest strikte definitie zijn echter alleen de gezalfde individuen ware christenen. Het woord Christus betekent letterlijk “gezalfde”. En de aanduiding “christenen” is specifiek van toepassing op het kleine lichaam bestaande uit gezalfde volgelingen van Christus. Bovendien bevinden alleen gezalfde christenen zich in een verbondsrelatie met Jehovah door bemiddeling van Christus, waarbij Jezus dient als hun middelaar met de Almachtige God. Bovendien vormen in de meest nauwkeurige interpretatie alleen gezalfde christenen het ware Israël van God. Dus om elk onbehagen uit de weg te ruimen over het onderwerp dat hier aan de orde is met betrekking tot de vraag of het christendom deze wereld zal overleven, betreft het hier de meest strikte definitie van het woord christendom waarop de vraag ook van toepassing is.

Wanneer we de klassieke betekenis van het woord ‘christendom’ erkennen, dienen we vervolgens de vraag te herformuleren: “Zullen de gezalfden het einde van de wereld overleven?”

Gedurende vele jaren, zelfs al in 1928, heeft het Wachttorengenootschap erop aangedrongen dat sommigen van de gezalfden de wereld-eindigende strijd van Armageddon zullen overleven. Er volgt nu een greep uit diverse fragmenten van verschillende Wachttoren-artikelen die gaan over dat specifieke onderwerp. Vanaf de uitgave van 15 november 1954 leert het Wachttorengenootschap:

“Alhoewel het gezalfde overblijfsel verwacht dat het na Armageddon gedurende een periode op aarde zal dienen, zo het Jehovah behaagt, en alhoewel de andere schapen verwachten dat zij Jehovah helemaal door het einde van dit samenstel van dingen te Armageddon heen en tot in de oneindige tijd van de nieuwe wereld zonder onderbreking in het leven zullen dienen, kan het toch zijn dat iemand ten gevolge van natuurlijke oorzaken of ten gevolge van het handhaven van zijn rechtschapenheid, vóór Armageddon sterft.”

Twee jaar later lezen we in de Wachttoren van 1 maart 1956 het volgende:

“Het overblijfsel van „zijn lichaam” moet, zelfs nadat zij Armageddon hebben overleefd, het avondmaal des Heren op aarde blijven eten totdat zij worden verheerlijkt.”

Vervolgens lezen we in de uitgave van de Wachttoren van 15 september 1960:

“De beloofde nieuwe hemelen — samengesteld uit Jezus Christus en de 144.000 andere leden van de heiligdomklasse — worden gevormd door het hemelse koninkrijk, waarvoor Jezus zijn volgelingen leerde bidden. De leden van het overblijfsel van het „geestelijke huis” verwachten weliswaar Armageddon te overleven en na de vernietiging van de oude wereld de „nieuwe aarde” aan Jehovah’s aanbidding op te dragen.”

Zeven jaar later in het jaar 1967, geeft het Wachttorengenootschap het volgende commentaar in de publicatie van 1 november:

“Zij die vóór de strijd zijn gestorven en beloond werden met een opstanding tot leven met hem in de hemel, zullen met hem aan de strijd deelnemen. Dezen worden thans allen met hem vergaderd, in afwachting van het signaal dat de strijd begint. Wij weten echter dat er nog getrouwen op aarde zijn die er ook op wachten dat de strijd begint doch die geen enkel aandeel aan het werkelijke vechten met stoffelijke wapens hebben. Zij zullen vaststaan tegen de woedende aanval van Gog van Magog, Satan de Duivel, en zijn gehele beestachtige organisatie. Zij staan bekend als het overblijfsel van Christus’ geestelijke broeders, doch daar zij gedurende de strijd hun getrouwheid zullen bewaren, zal hun een aandeel aan de overwinning worden toegekend. Hier hebben wij nog een bewijs, nog een verzekering dat een overblijfsel van Christus’ geestelijke broeders Armageddon in het vlees zal overleven en na de strijd nog enige tijd in het vlees op aarde in de nieuwe ordening zal zijn. Naast hen zal de „grote schare” van personen staan die met hen dienst verrichten.”

En kijk nu toch eens! Vanaf het jaar 2015 beweert het Wachttorengenootschap in alle stelligheid dat de gezalfden zich allemaal in de hemel zullen bevinden vóórdat Armageddon zal plaatsvinden.

“Binnenkort zullen de gezalfden die nog op aarde zijn, hun definitieve verzegeling krijgen. Daarna zullen de engelen de vernietigende winden van de grote verdrukking loslaten (Openb. 7:1-3). Voordat Armageddon begint, zullen de gezalfden in de hemel worden opgenomen (Matth. 13:41-43). Daarom is het nu de tijd om Christus’ broeders trouw te ondersteunen!”

Hoewel het Besturende Lichaam nu eindelijk tot de juiste conclusie is gekomen, luidt het thema van het Wachttoren-artikel uit 2015: Geef trouw je steun aan Christus’ broeders”, wat dus niet correct is. (Hier wordt dit verder uiteengezet in het Engelstalige artikel)

“SAMEN MET ALLE HEILIGEN”

bride of ChristHet 19de hoofdstuk van Openbaring stelt duidelijk vast dat het huwelijk van het Lam van God onmiddellijk plaatsvindt na de vernietiging van Babylon de Grote, maar wel vóór de laatste oorlog tussen Christus en het beest. Hoe redelijk zou het zijn om te veronderstellen dat het huwelijk zal plaatsvinden terwijl sommige leden van de bruid op dat moment afwezig zijn? Dit is absoluut niet redelijk om te veronderstellen. Hoe zou een bruiloft immers beschouwd kunnen worden als een echte bruiloft van twee partijen terwijl één partij zelf niet aanwezig is?

Beschouw nu eens Zacharia 14: 1, waar staat geschreven: De dag komt, een dag die van Jehovah is, waarop de buit uit jou in je midden wordt verdeeld. Ik zal alle volken samenbrengen om tegen Jeruzalem te strijden. De stad zal worden ingenomen, de huizen zullen worden geplunderd en de vrouwen verkracht. De helft van de stad zal in ballingschap gaan, maar wie van het volk overblijven zullen niet uit de stad worden weggehaald.

De relevantie van deze profetie blijkt uit het feit dat Zacharia pas werd geschreven nadat de Joden uit hun ballingschap in Babylon waren teruggekeerd. Daarom is het ook onnodig om zelfs maar enige vorm van een eerdere vervulling in de geschiedenis te overwegen. Het “Jeruzalem” dat door alle volken wordt aangevallen, kan onmogelijk betrekking hebben op de fysieke stad Jeruzalem in het Midden-Oosten. Het betreft hier het “Jeruzalem dat boven is”, dat op aarde wordt vertegenwoordigd door de heiligen. Aangezien Jeruzalem ooit bekend stond als de stad waar Jehovah zijn heilige naam liet wonen, moet de moderne tegenhanger wel de stad zijn die vandaag de dag in verband wordt gebracht met diezelfde naam, namelijk de Watchtower Bible and Tract Society.

Het Wachttorengenootschap erkent dit feit ook, maar in overeenstemming met hun voorliefde ten aanzien van de 1914-doctrine heeft Bethel Zacharia 14: 1 ten onrechte toegepast op gebeurtenissen die zich in het begin van de 20ste eeuw hebben afgespeeld. Wanneer we onszelf echter realiseren dat de vervolgingen van de Internationale Bijbelonderzoekers tijdens de hysterie van de Eerste Wereldoorlog, en ook nog tijdens de zwaardere vervolgingen sindsdien op geen enkele manier te vergelijken zijn met de profetische beschrijving die hierboven wordt gegeven, kunnen weldenkende personen niets anders dan concluderen dat deze profetie nog een toekomstige vervulling zal moeten hebben. We kunnen er absoluut zeker van zijn dat de „dag van Jehovah” niet zo onopgemerkt aan ons voorbij zal gaan als het Wachttorengenootschap ons wil doen laten geloven.

Wat is dan de betekenis van deze profetie waar staat opgetekend: De helft van de stad zal in ballingschap gaan, maar wie van het volk overblijven zullen niet uit de stad worden weggehaald.?

De stad van God – “het Jeruzalem dat boven is” – betreft een zeer unieke en buitengewone “stad”. Zolang een representatief aantal van de gezalfde inwoners van de hemelse stad nog fysiek op aarde is, is het alsof de stad tegelijkertijd ook een aardse stad is – waarbij er een verbinding bestaat tussen hemel en aarde doordat het op twee plaatsen tegelijk bestaat. Wanneer deze inwoners van “Jeruzalem” echter zullen vertrekken naar hun hemelse erfdeel, zal de aardse manifestatie van de heilige stad vanaf dat moment niet langer meer bestaan. Het is daarom ook niet toevallig dat Openbaring een “nieuw Jeruzalem” beschrijft dat na Armageddon uit de hemel naar de aarde neerdaalt – om daarmee het oude Jeruzalem (de christelijke gemeente) te vervangen nadat het is verwoest.

Dus de “helft van de stad” die bestemd is om in ballingschap te gaan, moet dus betrekking hebben op de aardse weerspiegeling van het “Jeruzalem dat boven is”. De overgeblevenen die ‘niet uit de stad worden weggehaald’, vormen het overblijfsel, dat zich uiteindelijk bij hun gezalfde voorgangers zal voegen in de hemel. Met andere woorden: zodra de erfgenamen van het Koninkrijk allemaal zijn vertrokken, zal het zijn alsof het aardse deel van de hemelse stad verlaten zal zijn.

(Overigens is het woord ‘overblijfsel’ (remnant in het Engels, ontleend uit het jargon van de King James Bijbel, of ‘overgeblevenen’, zoals de Nieuwe Wereldvertaling de term vertaalt), van toepassing op de overgebleven gezalfden die nog op aarde zullen leven nadat de eerste trompet van de opstanding geklonken zal hebben. Ter bevestiging van de onjuistheid ten aanzien van de 1914-chronologie van het Wachttorengenootschap, blijkt duidelijk dat de tegenwoordigheid (parousia) van Christus nog niet is begonnen. Aangezien dit ook het geval is, is daarmee ook de term ‘overblijfsel’ niet geschikt wanneer we deze term gebruiken om al in dit stadium naar de gezalfden te verwijzen. Overigens mogen we echter wel verwachten dat het binnenkort wel degelijk een relevante terminologie zal gaan worden.)

De totale absurditeit ten aanzien van het feit dat het Wachttorengenootschap de profetie van Zacharia toepast op 1918-1919 wordt pijnlijk duidelijk in het volgende vers, dat luidt: Jehovah zal uittrekken en tegen die volken strijden zoals wanneer hij oorlog voert op de dag van de strijd.

Het vers gaat verder met te zeggen dat als reactie op de aanval van de volken op de heilige stad, Jehovah figuurlijk naar beneden zal afdalen en dat zijn voeten de Olijfberg zullen raken. Maar wanneer het zo zou zijn geweest dat de voorzegde aanval op „Jeruzalem” bijna een eeuw geleden zou hebben plaatsgevonden, moet beslist worden geconcludeerd dat Jehovah’s reactie in dat geval ontzettend lang op zich laat wachten.

De relevantie van deze reeks verzen in relatie tot het onderwerp waar we het hier over hebben, is dat Zacharia 14: 5 met de volgende woorden eindigt: Jehovah, mijn God, zal komen samen met alle heiligen.

Jesus ascending to heavenVan de 99 Schriftplaatsen in de Nieuwe Wereldvertaling waar de term “heiligen” voorkomt, verwijzen slechts enkele van deze plaatsen naar engelachtige/hemelse heiligen. Bijna alle keren dat de term “heiligen” in de Bijbel voorkomt, heeft deze term enkel betrekking op gezalfde christenen. Aangezien de context van Zacharia te maken heeft met het herstel van de gezalfden tot hun wettige geestelijke erfdeel, bestaat er ook geen reden om aan te nemen dat de heiligen die in deze context worden genoemd, geen gezalfde heiligen zouden zijn.

Het juiste begrip is dus dat „alle heiligen die samen met Jehovah zullen komen” op de dag van de strijd betekent dat alle 144.000 heiligen deel zullen uitmaken van de uitvoerende hemelse machten in het gezelschap van Jehovah God zelf. Daarom is het ook absoluut onmogelijk dat er nog gezalfden op aarde zullen zijn tijdens, en al helemaal niet na de oorlog van Armageddon.

Wanneer we hier dan verder op doorredeneren: Hoe zou God, zoals de apostel Paulus dit verwoorde, anders Satan onder de voeten van zijn heiligen kunnen verpletteren, tenzij zij op dat moment allemaal geestenzonen zijn met een geestelijk lichaam?

“ZOU HIJ GEDOOD MOETEN WORDEN?”

Het 27ste hoofdstuk van Jesaja is een van de meest diepgaande profetieën uit de hele Bijbel. Het hoofdstuk begint met Jehovah’s oordeel over Leviathan – die niemand minder is dan Satan zelf. Vers één luidt: Op die dag zal Jehovah met zijn scherpe, grote, sterke zwaard afrekenen met Levi̱athan, de glijdende slang, met Levi̱athan, de kronkelende slang, en hij zal het monster dat in de zee is doden.

Het Wachttorengenootschap erkent terecht dat de “glijdende slang”, Leviathan, in deze profetie de duivel vertegenwoordigt. Het moge dus duidelijk zijn dat de hele profetie betrekking heeft op de tijd van het oordeel over het samenstel van de duivel. Jehovah’s Getuigen zouden kunnen veronderstellen dat het Wachttorengenootschap een speciale betekenis aan deze profetie zou toekennen. Het tegenovergestelde blijkt echter het geval te zijn. Het Wachttorengenootschap heeft het 27ste hoofdstuk van Jesaja volledig verdraaid, alsof het hier om iets irrelevants zou gaan. Feitelijk is het zo dat het Wachttorengenootschap in de recente publicatie van hun “commentaar op Jesaja” eigenlijk helemaal geen commentaar heeft gegeven op de hele reeks verzen van zeven tot en met elf!

In het eerste vers van het opvolgende hoofdstuk van Jesaja’s profetie legt de profeet ook terecht uit waarom Jehovah’s “priesters” en “profeten” geen inzicht hebben in Gods toekomstige oordelen. Jesaja zegt hier over hen: Wee de opzichtige kroon van de dronkaards van Efraïm en de verwelkende bloesem van zijn schitterende sieraad, dat rust op het hoofd van het vruchtbare dal van hen die door de wijn zijn bedwelmd!(Jesaja 28:1)

Man drinking bottle of liquorJehovah’s eigen woordvoerders bevinden zich in een geestelijk dronken roes en kunnen daarom de complexiteit van Gods Woord niet bevatten, zoals de profetie dit ook op ontnuchterende wijze verder benadrukt: En ook zij dwalen af vanwege de wijn, ze zwalken rond door de drank. Priester en profeet dwalen af vanwege de alcohol, ze zijn in de war door de wijn en door de drank lopen ze waggelend rond. Ze dwalen af door hun visioenen en ze gaan onderuit bij hun oordelen. Hun tafels zijn bedekt met walgelijk braaksel— het zit overal.(Jesaja 28:7-8)

Het Besturende Lichaam en andere invloedrijke geestelijke mannen die de leiding nemen bij het onderwijzen van Jehovah’s Getuigen, hebben zich te lang tegoed gedaan aan de bedwelmende organisatorische wijn uit het oogstjaar 1914. In hun geestelijk beschonken staat van zelfverheffing zijn ze niet in staat gebleken om Jehovah’s aankomende oordelen te kunnen bevatten.

Terugkerend naar het 27ste hoofdstuk, lezen we in de verzen 7-8: Zou hij geslagen moeten worden zoals hij geslagen wordt? Of zou hij gedood moeten worden zoals zijn gesneuvelden zijn afgeslacht? Met een angstaanjagende schreeuw zult u met haar strijden als u haar wegstuurt. Hij zal haar met zijn krachtige windvlaag verjagen op de dag dat de oostenwind waait.

Dit gedeelte van Jesaja is inderdaad moeilijk om te ontrafelen. Geen enkele geestelijke dronkaard zou hier ooit toe in staat zijn. Wat de profetie bijna ondoorgrondelijk maakt, is dat er gebruik wordt gemaakt van verschillende voornaamwoorden en dat het enigszins verwarrend is wie ‘hij‘, ‘u‘, ‘haar‘, en ‘zijn’ nou precies vertegenwoordigen. Maar laten we nu op dit bewuste moment eens proberen om onszelf nuchter toe te leggen op de taak die hier voor ons ligt.

Om de profetie in de context van Gods toekomstige oordelen te plaatsen, moeten we eerst erkennen dat God zijn gezalfde zonen nog keihard zal moeten corrigeren vanwege hun talrijke zonden en overtredingen. Jesaja 26:16 plaatst bijvoorbeeld de disciplinaire periode in de context zoals die zich voordoet onmiddellijk vóór de dag waarop Gods volk eindelijk hun redding zal ontvangen. In dat vers lezen we: Jehovah, in nood hebben ze zich tot u gewend. Ze hebben fluisterend hun gebed uitgesproken toen u hen corrigeerde.

Wanneer we weer eventjes teruggaan naar Zacharia, en dit keer naar de slotverzen van het 13de hoofdstuk, voorspelt de profetie dat voorafgaand aan de laatste aanval op de heilige stad Jeruzalem, Gods volk gecorrigeerd en gelouterd zal worden tot het punt waarop het uiteindelijk volledig als Gods volk zal worden aanvaard. Zacharia 13: 9 luidt: Dat derde deel zal ik in het vuur brengen. Ik zal hen louteren als zilver en hen toetsen als goud. Ze zullen mijn naam aanroepen en ik zal hun antwoorden. Ik zal zeggen: “Zij zijn mijn volk” en zij zullen zeggen: “Jehovah is onze God.”

Wanneer we nu weer teruggaan naar Jesaja 27: 2-4, dan lezen we daar: Zing op die dag voor haar: ‘Een wijngaard van mousserende wijn! Ik, Jehovah, bescherm haar. Elk ogenblik geef ik haar water. Ik bescherm haar dag en nacht, zodat niemand haar iets aandoet. Ik voel geen woede meer.

virgins of JesusIn de verzen hierboven verwijst Jehovah naar zijn volk als zijnde het vrouwelijke. Dat helpt ons dus om te kunnen begrijpen aan wie een van de voornaamwoorden wordt toegeschreven in het 7de en het 8ste vers. “Haar” die Jehovah zal beschermen, moet dus Jehovah’s gelouterde vrouw van het verbond zijn. Het feit dat Jehovah verklaart dat Hij geen woede meer voelt tegen deze “vrouw”, geeft aan dat God op dat moment al zijn woede en verontwaardiging over haar zal hebben geuit en dat Hij haar op dat moment heeft teruggekocht. In de verzen daarna gaat Jehovah vervolgens verder door naar zijn organisatie te verwijzen als “Jacob”. Dit is ook niet ongebruikelijk, want er zijn tal van andere voorbeelden waaruit dit ook blijkt. We moeten dus erkennen dat in het bijzonder in deze profetie Jehovah afwisselt tussen vrouwelijk en mannelijk, waarbij hij naar Jacob verwijst als “hij” en “hem” en naar de vrouw als “haar”.

Om de strekking van de profetie nu volledig te kunnen begrijpen dienen we vluchtig de oorspronkelijke profetie opnieuw te bekijken die Jehovah in Eden gaf. Toen Jehovah rechtstreeks tot de slang sprak, voorzei Hij de langdurige vijandschap die zou bestaan tussen Gods vrouw en de slang en tussen hun twee respectieve zaden. Het 27ste hoofdstuk van Jesaja brengt deze twee enigmatische entiteiten weer helder in perspectief. Het is alsof Jehovah zijn dialoog met de Oorspronkelijke Slang uit Eden hervat in de profetie vanaf het punt in de geschiedenis waarop God eindelijk zijn oordeel over de Duivel zal voltrekken.

Hieruit blijkt dus duidelijk dat met de hoofdrolspelers in gedachten, Jehovah de in vers zeven opgetekende vraag richt tot zijn aartsvijand, Satan de Duivel, – en hem ter verantwoording roept voor het doden van „Jacob” door te zeggen: Zou hij geslagen moeten worden zoals hij geslagen wordt? Of zou hij gedood moeten worden zoals zijn gesneuvelden zijn afgeslacht?

Aangezien God de zaken tussen hemzelf en zijn volk in dat stadium al zal hebben rechtgezet, is er voor Jehovah geen reden meer om toe te staan dat een vijand van hem doorgaat met het disciplineren van zijn volk. Het doden van „Jacob” wordt door Jehovah God niet goedgekeurd. Dit is ook de reden waarom God deze vraag aan Leviathan stelt, door middel van de volgende woorden: “Zou hij geslagen moeten worden… zou hij gedood moeten worden”? De Duivel moet vanaf dat moment dus verantwoording gaan afleggen aan de Almachtige God voor het toedienen van de arrogante doodsklap aan Jehovah’s aardse zonen.

In het volgende vers (8) wordt het voornaamwoord veranderd naar het vrouwelijke geslacht, waar staat geschreven: Met een angstaanjagende schreeuw zult u met haar strijden als u haar wegstuurt. Hij zal haar met zijn krachtige windvlaag verjagen op de dag dat de oostenwind waait.

In het twaalfde hoofdstuk van Openbaring vervolgt Satan de Duivel onmiddellijk de symbolische vrouw die het Koninkrijk van God zal baren. Maar in plaats van een woeste windstoot, beeldt het visioen van Openbaring de woedende Draak af die een overstromende stortvloed als een rivier uit zijn bek spuwt: De slang spuwde uit zijn bek een rivier van water achter de vrouw aan om haar in de rivier te laten verdrinken.. . ” (Openbaring 12:15)

Interessant is dat, terwijl het vorige vers in Jesaja verwijst naar de dood van Jacob, noch Jesaja, noch Openbaring aangeeft dat Gods vrouw zal worden gedood door de aanval van Satan. In plaats van dat ze wordt gedood, voorspelt Jesaja dat de draakachtige Leviathan Gods vrouw zal terroriseren “met een angstaanjagende schreeuw” en dat hij “met haar zal strijden wanneer hij haar wegstuurt”. De profetie zegt verder: “Hij zal haar met zijn krachtige windvlaag verjagen.”

Nu dus de volgende vraag: Wanneer hier wordt gezegd dat Satan de Duivel Gods vrouw wegstuurt en haar “verjaagt met een krachtige windvlaag”, waar wordt ze dan vandaan verdreven en waar gaat ze dan heen?

Wanneer we ook hier weer doorredeneren over deze kwestie: aangezien de strijd tussen de vrouw en de slang zich hier op aarde afspeelt, kan het dus alleen maar betekenen dat de vrouw van de aarde zelf wordt verdreven door een windvlaag van demonische woede die wordt ontketend tegen de zonen van de vrouw van het verbond. Met andere woorden, de vrouw wordt uit het aardse rijk verdreven wanneer haar zaad (Jacob) zal worden geslacht zodra hij alle stenen van het altaar zal verpulveren als kalksteen, zodat er ook geen heilige palen of wierooktafels meer overeind zullen blijven staan. (zie Jesaja 27:9)

stones in a fieldZoals eerder vermeld, is het “Jeruzalem dat boven is” slechts manifest op aarde zolang de inwoners van die hemelse stad nog in het vlees zullen zijn. Dat is de reden waarom nadat Gods vrouw is verdreven en Jacob is gedood, het tiende vers zegt: Want de vestingstad zal onbewoond zijn, de weidegronden zullen leeg en verlaten zijn als een woestijn. De “vestingstad” die zal worden verlaten, vormt een verwijzing naar Jeruzalem, of beter gezegd wat tegenwoordig in de losse mond wordt aangeduid als “Jehovah’s zichtbare organisatie”.

In een schijnbare tegenstrijdigheid zegt de laatste reeks verzen in Jesaja dat Gods volk bijeenverzameld is op de “heilige berg in Jeruzalem”. Maar hoe kan het echter zo zijn dat de verstrooide zonen in Jeruzalem bijeen worden vergaderd indien de vestingstad leeg en verlaten is? Nogmaals, de profetie laat hier het contrast zien tussen de toestand van een aardse stad en een hemelse stad.

“ER ZAL OP EEN GROTE HOORN WORDEN GEBLAZEN”

Het laatste vers uit het 27ste hoofdstuk van Jesaja luidt als volgt: “Op die dag zal Jehovah de opbrengst uitkloppen, vanaf de stromende Rivier tot de Wadi van Egypte. Een voor een zullen jullie worden verzameld, volk van Israël. Op die dag zal er op een grote hoorn worden geblazen, en degenen die bijna vergaan in Assyrië en degenen die verstrooid zijn in Egypte zullen komen en zich neerbuigen voor Jehovah op de heilige berg in Jeruzalem.”  

angel blows trumpetOplettende lezers zullen erkennen dat het “blazen op een grote hoorn” dat de oogstachtige verzameling van de verstrooide zonen van Israël zal initiëren, harmonieert met Christus’ eigen profetie over de uiteindelijke bijeenverzameling van de uitverkorenen. Jezus verwoordde het eenvoudigweg net ietsje anders toen hij zei: En hij zal zijn engelen onder luid trompetgeschal eropuit sturen om zijn uitverkorenen bijeen te brengen uit de vier windstreken, van het ene uiteinde van de hemel tot het andere. Dus terwijl het aardse rijk van Gods zonen zal worden verlaten om als een lege stad achter te blijven, zullen de personen die voorheen in die stad woonden, ten overstaan van Jehovah zelf komen te staan om vervolgens voor Hem neer te buigen op zijn heilige berg in de hemel – de werkelijke stad van God. Het boek Openbaring beschrijft deze gebeurtenis als de 144.000 die met het Lam op de hemelse top van de berg Sion staan.

Het is daarom ook duidelijk dat wanneer de engelen ‘zijn uitverkorenen bijeenbrengen uit de vier windstreken’, dat ze zullen worden geoogst doordat ze in het vlees ter dood zullen worden gebracht als gevolg van het feit dat de engelen de vier winden (van demonische vervolging) die ze al die tijd hebben tegengehouden, op dat moment los zullen laten. Dit wordt in Jesaja gesymboliseerd als de harde wind “op de dag dat de oostenwind waait”. Zo worden “in een oogwenk” de vermoorde zonen van Jakob bijeenverzameld aan de zijde van Jehovah ter voorbereiding op de vernietiging van de wereld van de Duivel.

Wat de “oostenwind” betreft, dienen oprechte bijbelstudenten het feit in acht te nemen dat er in Habakuk een visioen staat opgetekend die voor de bestemde tijd is waarvoor Jehovah ons aanspoort om vol verwachting naar uit te blijven kijken; de Chaldeeuwse indringers beelden een voorbode af als gevolg van de 8ste koning. Habakuk 1: 9-11 beschrijft het Chaldeeuwse leger als volgt: Ze zijn allemaal uit op geweld. Hun verzamelde gezichten zijn als de oostenwind en ze rapen gevangenen bijeen als zand. Ze drijven de spot met koningen en lachen om bestuurders. Ze lachen om elke vesting. Ze hopen wat aarde op en nemen haar in. Dan rukken ze op als de wind en trekken verder, maar ze zullen schuldig zijn, omdat ze hun kracht aan hun god toeschrijven.

Om nu weer terug te komen op de vraag die eerder aan het begin van dit artikel werd gesteld, namelijk: Zal het christendom het einde van deze wereld overleven? Jesaja geeft hier het antwoord op in het negende vers, waar we kunnen lezen: Zo zal de overtreding van Jakob dus worden verzoend, en dit zal het resultaat zijn wanneer zijn zonde wordt weggenomen: hij zal alle stenen van het altaar verpulveren alsof het kalksteen is en er zullen geen heilige palen of wierooktafels overblijven.

Ook al is de taal verpakt in een primitieve setting, toch heeft het 27ste hoofdstuk van Jesaja hier echt te maken met het hoogtepunt van de voortdurende oorlog tussen Gods gezin van zonen en de Duivel en zijn zaad. Dus, wat betekent het wanneer er staat: “de overtreding van Jakob zal worden verzoend”? Het betekent dat de losprijs, en met name de bemiddeling door Jezus van het nieuwe verbond, Jehovah’s voornemens in verband met het geestelijke Israël zal hebben vervuld.

Het vergoten bloed van Jezus hoeft niet langer meer op het altaar te worden gespat om zodoende hun zonden te bedekken. Vanaf dat moment zal de gezalfde gemeente van Christus volledig vergeven zijn van al hun zonden. Wanneer de laatste zoon van Jakob als een onsterfelijke geestelijke zoon van God in de hemel zal worden opgewekt, hoeft Jezus niet langer te dienen als middelaar van het nieuwe verbond. Het zal zijn alsof het altaar waarop het bloed van Christus ter verzoening werd aangeboden aan Jehovah, zal worden “verpulverd” – afgebroken – nadat het zijn doel heeft gediend. Ze zullen gelouterd en gezuiverd zijn van het laatste spoor van religieuze overtreding wat wordt gesymboliseerd door het wegdoen van de heilige palen en de wierooktafels die worden geassocieerd met valse aanbidding.

Jesus - the man De apostel Paulus merkte op dat de Gedachtenisviering van de dood van Christus alleen hoeft te worden gevierd tot aan het moment wanneer de Heer zal arriveren. Daarna zal dit gebruik niet meer geldig zijn. Paulus schrijft in 1 Korinthiërs 11:26: Want elke keer dat jullie dit brood eten en uit deze beker drinken, verkondigen jullie de dood van de Heer, totdat hij komt..” Dus, wat is dan het antwoord op de vraag: “Zal het christendom het einde van deze wereld overleven?”

Het antwoord hierop luidt dus “nee”. Zodra de 144.000 gezalfde christenen allemaal in de hemel zullen zijn, zal het christendom, zoals we dat nu kennen, niet langer meer bestaan.

Jesaja gaat verder terwijl hij de toestand beschrijft van degenen die achterblijven: Want de vestingstad zal onbewoond zijn, de weidegronden zullen leeg en verlaten zijn als een woestijn. Daar zullen kalveren grazen en gaan liggen en haar takken kaalvreten. Als haar takjes zijn verdord, zullen vrouwen komen en ze afbreken. Ze zullen er vuur mee maken. Want dit volk heeft geen inzicht. Daarom zal hun Maker niet barmhartig voor ze zijn, en degene die ze gevormd heeft zal geen medelijden met ze hebben. (Jesaja 27:10-11)

De profeet Jeremia vatte heel nauwkeurig het onvermogen samen van de mens om zijn levenswijze onafhankelijk van Jehovah’s leiding succesvol te kunnen leiden, toen hij het volgende verklaarde: Ik weet heel goed, Jehovah, dat het niet aan de mens is zijn weg te bepalen. Het is niet aan iemand die wandelt om zijn voetstappen zelfs maar te richten. (Jeremia 10:23)

Volgens Jezus zullen Gods uitverkorenen uiteindelijk zo helder schijnen als de zon in het Koninkrijk van hun Vader – waarbij ze een goddelijk licht zullen reflecteren richting al degenen die het voorrecht zullen hebben om hun gezicht te zien. Ongetwijfeld zal de openbaring van de zonen van God in verband met de Komst van Christus en zijn heerlijkheid een dramatische vertoning zijn van Jehovah’s uitverkorenen voorafgaand aan hun vertrek. Maar zodra Gods uitverkorenen echter niet langer meer op aarde zullen zijn, hoe zal het dan vergaan met degenen die achterblijven en tegelijkertijd voor hun geestelijke voedsel afhankelijk zullen zijn van de “getrouwe slaaf”?

Jesaja antwoordt op deze vraag in symbolische termen, waarmee hij aangeeft dat de andere schapen (die in deze profetie worden gesymboliseerd als kalveren) de “takken” zullen kaalvreten die Jakob heeft achtergelaten, en dat “vrouwen” deze verdorde takken zullen afbreken om deze tijdens de nasleep in brand te steken. Het feit dat ze ‘vrouwen’ zijn, lijkt te symboliseren dat zij de andere schapen zullen zijn die vóór zijn vertrek als echtgenotes onderworpen waren aan Jacob. Omdat de vertrokken slaaf de andere schapen niet had voorbereid op zijn gewelddadige heengaan, merkt Jehovah verder op dat degenen die achterblijven geen “volk met inzicht” is. Jehovah betoont hun geen gunst omdat Hij hun geestelijke leiders van hen wegneemt, waardoor Jehovah hen tijdelijk aan hun lot zal overlaten doordat ze plotseling zonder Jacob zullen achterblijven.

Verre van dat de bijbel niets over deze kwestie te zeggen heeft, hebben het 27ste hoofdstuk van Jesaja, evenals andere delen van de profetie juist heel veel te melden over de vraag of de gezalfden de oorlog van Armageddon zullen overleven. De diepe dingen van Gods profetische Woord onthullen dat de dood van alle dan nog levende heiligen tijdens de daadwerkelijke authentieke parousia (Tweede Komst van Christus) een centrale plek hebben in Gods voornemen om de Duivel en zijn wereld in het oordeel te brengen.