Opmerking van de Nederlandse vertaler: Dit artikel werd oorspronkelijk gepost op 17 juni 2010.

Het is alweer een aantal weken geleden dat het Besturende Lichaam van het Wachttorengenootschap Ted Jaracz in de dood verloor. Ik probeer de Jehovah’s Getuigen in het blog up-to-date te houden met links naar de meest recente informatie uit het nieuws en dus heb ik de Google-zoekresultaten zitten doorspitten n.a.v. het persbericht van het Wachttorengenootschap met betrekking tot de dood van Theodore Jaracz. Tot op dit moment is er nog in geen enkele krant over gesproken.

Vandaag was ik echter verbaasd toen ik constateerde dat het Wachttorengenootschap feitelijk een uitvaartbrochure heeft gepubliceerd waarin het leven en de dood van Ted Jaracz wordt verheerlijkt.

Wellicht zult u denken: Wat is nou precies het probleem ten aanzien van het publiceren van een brochure waarin iemand wordt geprezen die zijn leven heeft gewijd aan het Wachttorengenootschap? Welnu, oppervlakkig gezien lijkt hier niet specifiek iets bijzonder verwerpelijks aan. Wanneer we echter kijken naar de cultuur van het Genootschap ten aanzien van de verheelijking van de organisatie en de virtuele verafgoding van het Besturende Lichaam, dan zien we hier dat er sprake is van een trend die wel degelijk zeer verontrustend is.

(Het is noemenswaardig om op te merken dat de uitreiking van de brochure naar aanleiding van zijn begrafenis vermeldt dat Ted Jaracz bekend stond om zijn “ijver voor theocratische orde”. Zou het echter niet veel beter zijn geweest om bekend te staan als ijverig voor Jehovah, of ijverig voor de waarheid of om te worden geprezen vanwege het liefdevol, vriendelijk en nederig zijn? Het “ijverig zijn voor theocratische orde” zou toch ook gezegd kunnen worden over de Farizeeën, niet waar?)

Men dient zich heel goed te realiseren dat, gezien vanuit Jehovah’s standpunt, het geven van verheerlijking aan iets of iemand anders dan God niet noodzakelijkerwijs een openlijke daad hoeft te zijn. Het simpelweg betonen van bovenmatige of buitengewone eer aan iemand anders kan wel degelijk worden beschouwd als een vorm van afgoderij. Beschouw in dit kader eens het voorbeeld van de Korinthiërs. In het eerste hoofdstuk van 1 Korinthiërs uitte Paulus zijn verbazing over het feit dat sommigen van de Korinthiërs beweerden dat zij tot hem toebehoorden; anderen beweerden weer dat zij aan Apollos toebehoorden, enz. Het was niet zo dat de Korintiërs hun gebeden tot Paulus richtten, zoals moderne katholieken wel hun gebeden zouden kunnen richten tot Sint Paulus of Sint Petrus, enz. Schijnbaar ging het hier wel om meer dan enkel het betonen van dankbaarheid richting Paulus vanwege zijn ‘zelfopoffering’, wat ook de aanleiding was waarom Paulus hen daarop de vraag stelde; ‘Paulus werd toch niet voor jullie aan een paal gehangen?

Er bestaat geen twijfel over het feit dat wij als mensen de neiging hebben om onszelf tot afgoderij te laten verleiden. Kijk bijvoorbeeld eens naar jonge mensen die een rockconcert bezoeken en je ziet in feite een dienst van verheerlijking. Noemen zij de artiesten en performers per slot van rekening geen “sterren” en “idolen”?

Het feit dat we als mensen niet in staat zijn om God te kunnen zien vanwege onze menselijke onvolmaaktheid maakt ons automatisch kwetsbaar voor het risico dat we onze verheerlijking zouden kunnen richten op iets zichtbaars. De Joden waren verstrikt in deze zondige neiging tot afgoderij en die neiging was ook zichtbaar bij de vroege christenen. Zelfs de op leeftijd zijnde apostel Johannes was geïmponeerd nadat hij de Openbaring doormiddel van de engel van Christus kreeg en moest vervolgens tot twee keer toe worden gewaarschuwd om zich niet voor deze engel neer te buigen om zodoende de engel niet te aanbidden.

Moeten Jehovah’s Getuigen zo naïef zijn om te veronderstellen dat ze immuun zijn voor de zwakten die de mensheid sinds de oudheid hebben geteisterd, enkel vanwege het feit dat ze geen kruisbeeld kussen of dat ze geen kaarsje opsteken voor een heilige?

Sommigen van de Korinthiërs beweerden dat ze aan Paulus, Apollos of Chephas toebehoorden, omdat dit de mannen waren die hen de waarheid hadden geleerd, net zoals het Wachttorengenootschap van Jehovah’s Getuigen hen ook de waarheid heeft geleerd. Hoe is het dan ook mogelijk dat het Genootschap door middel van hun onderricht aan miljoenen Jehovah’s Getuigen over de hele wereld ten aanzien van de waarheid en met volledige kennis over het feit dat mensen de neiging bezitten om ongepaste eer te betonen aan onvolmaakte mannen en hun instellingen, dat hetzelfde Wachttorengenootschap de vele Jehovah’s Getuigen al die jaren nog nooit heeft gewaarschuwd voor het betonen van ongepaste eer richting de organisatie zelf of richting haar Besturende Lichaam of de getrouwe slaaf? Is Bethel nu opeens begonnen met het verheerlijken van zijn eigen heiligen?

Daarom is deze begrafenisbrochure die Theodore Jaracz verheerlijkt ook zo verontrustend.

Ted Jaracz brochureIndien u een van Jehovah’s Getuigen bent, stel uzelf dan eens de vraag: Waarom worden gewone leden van Jehovah’s Getuigen niet op zo’n manier gelauwerd/verheerlijkt nadat zij sterven? Na zelf begrafenislezingen te hebben gegeven kan ik met enige autoriteit zeggen dat het Wachttorengenootschap een overzicht met richtlijnen verstrekt aan ouderlingen die bedoeld zijn voor begrafenistoespraken. Hierop staan de instructies die aan de ouderlingen worden gegeven die de begrafenistoespraak moet houden. Deze instructies vermelden specifiek dat er in de begrafenislezing niet teveel lof mag worden gegeven richting de overledene, en dat zij zich in plaats daarvan dienen te focussen op wat de Schrift leert over de opstanding. Je zou er zeker van kunnen zijn dat wanneer ‘Jan de Verkondiger’ een brochure had laten drukken en deze had laten verspreiden tijdens zijn eigen begrafenis, dat de lokale gemeente-opziener hierop snel zou ingrijpen en dat hij de gemeente streng zou toespreken om niet deel te nemen aan zulke on-theocratische lofuitingen tijdens een uitvaarttoespraak.

Hieruit blijkt dat het Besturende Lichaam zichzelf schijnbaar boven zijn eigen raadgeving plaatst. Jezus heeft zijn discipelen ooit eens geleerd om te doen wat de Farizeeën zeggen, maar niet te doen wat ze zelf doen. Dezelfde raad zou vandaag de dag ook aan Jehovah’s Getuigen gegeven kunnen worden: ‘Doe wat het Besturende Lichaam zegt, maar doe niet wat ze doen.’

Wat ook interessant is om in acht te nemen: de daden van de apostelen staan lovend opgetekend in de Schrift, maar diezelfde Schriftplaatsen spreken daarentegen niet lovend over de dood van de apostelen. Persoonlijk was ik zelf altijd teleurgesteld na het lezen van de meeslepende verklaring in het boek Handelingen over hoe Paulus in de boeien werd geslagen en werd afgevoerd naar Rome in afwachting van een audiëntie bij Caesar. Maar het verhaal eindigt nogal abrupt zonder te vermelden hoe het leven van Paulus daadwerkelijk eindigde. Evenzo weten we dat het leven van de apostel Petrus ook in ketenen eindigde, net zoals Jezus had voorzegd, en toch wordt daar ook niet verder over gesproken. Hetzelfde geldt overigens voor de apostel Johannes.

Indien het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen erop uit is om zichzelf te vormen naar de apostelen van Christus, dan doen ze er absoluut goed aan om ook het nederige voorbeeld van de apostelen te volgen en te stoppen met zichzelf te verheerlijken als de getrouwe slaaf die al de beloning van zijn meester heeft ontvangen. En overigens: het doet er absoluut niet toe wat Ted Jaracz in zijn leven allemaal heeft bereikt aangezien er maar 1 sterfgeval is geweest die het werkelijk verdient om te worden gelauwerd en te worden verheerlijkt, en dat is de dood van Jezus Christus, onze Heer.