In het 10de hoofdstuk van Jesaja lezen we het vervolg van de aanklacht: “Wee degenen die schadelijke voorschriften maken, die steeds onderdrukkende geboden opstellen om de rechtszaak van de armen te negeren, om de zwakken van het volk het recht te ontzeggen. Ze buiten weduwen uit en beroven vaderloze kinderen!“ (Jesaja 10:1-2)
God heeft altijd van de rechters van zijn volk geëist dat zij zorg moeten dragen voor het welzijn van de hulpeloze en de benadeelden. God verwacht overigens niet dat de zwakkeren een voorkeursbehandeling krijgen. Wat God echter wel van hen verwacht is dat zij niet worden verwaarloosd, uitgebuit of op enigerlei wijze worden misbruikt. De verplichting om te pleiten voor het recht van de weduwen en de vaderloze jongens vormde de basis van de wet van Mozes en is daarnaast volgens Jakobus 1:27 ook de primaire vereiste voor het ware christendom.
Laten we nu dan eens ons blik werpen op het Wachttorengenootschap.
Terwijl de wereld in de afgelopen halve eeuw steeds goddelozer en verdorvener is geworden, zijn ook Jehovah’s Getuigen van binnenuit getroffen door vele daden van wetteloosheid. De meest ernstige daarvan betreffen hoogstwaarschijnlijk de talloze misdaden die werden gepleegd tegen kinderen. Zelfs een woordvoerder van het Wachttorengenootschap uitte enkele jaren geleden zijn verontwaardiging over het feit dat seksueel kindermisbruik een plaag vormt die in deze tijden de kop heeft opgestoken en die ook Jehovah’s Getuigen heeft getroffen. Inderdaad, deze uitspraak is absoluut waar!
Alleen God weet precies hoeveel kinderen van Jehovah’s Getuigen er door de jaren heen het slachtoffer zijn geworden van op seks beluste roofdieren, maar het aantal moet ongetwijfeld behoorlijk groot zijn in verhouding tot het aantal Jehovah’s Getuigen.
Enkele jaren geleden maakte de organisatie “Silent Lambs” bekend dat Bethel actief een database bijhield waarin de gegevens staan opgeslagen van ongeveer 25.000 beschuldigde zedendelinquenten. Ongetwijfeld zullen veel van deze daders verantwoordelijk zijn geweest voor het maken van meerdere slachtoffers. Daarnaast zullen er ongetwijfeld ook nog heel veel slachtoffers zijn die om wat voor reden dan ook nooit naar buiten zijn getreden met hun verhaal. Wat nog verontrustender is, is dat sommige daders waarschijnlijk nooit zijn ontmaskerd. Wanneer we ons echter realiseren hoe vaak kindermisbruik binnen de organisatie voorkomt, lijdt het geen twijfel dat enkele tienduizenden kinderen door de jaren heen zijn misbruikt. Dat zou waarschijnlijk nog een heel conservatief aantal zijn, aangezien er over de hele wereld ongeveer 100.000 gemeenten van Jehovah’s Getuigen zijn – wat rekenkundig neerkomt op door de jaren heen gemiddeld één slachtoffer per gemeente .
Dat aantal zou heel goed vergelijkbaar kunnen zijn met het aantal Israëlitische kinderen dat op wrede wijze werd geofferd op de altaren van Molech en Kamos (Chemosh).
Wanneer we weten dat zowel Jehovah als Jezus een diepe compassie hebben voor deze tedere jonge zielen, dan is de verkrachting en het misbruik van ieder kind er één te veel. Gezien het feit dat er tienduizenden kinderen het slachtoffer zijn geworden binnen het veronderstelde roofdiervrije geestelijke paradijs van het Wachttorengenootschap, betreft het zondermeer een bijzonder ernstige zaak die op een bepaald moment zal worden behandeld in de Hemelse rechtbank.
Maar alsof de misdaden die tegen onschuldige kinderen werden begaan op zichzelf al niet erg genoeg waren, is het helaas ook nog de trieste realiteit dat het beleid van het Wachttorengenootschap welke wordt uitgevoerd door de ouderlingen, waarbij instructies worden opgevolgd die beschrijven hoe zij dienen om te gaan met beschuldigingen van kindermisbruik, heeft bijgedragen aan het daadwerkelijk beschermen van pedofielen door te voorkomen dat zij ontmaskerd worden, waardoor er direct en indirect nog veel meer kinderen op roekeloze wijze worden blootgesteld aan het gevaar om te worden “beroofd” door pedofielen. (Zie heruitgegeven open brief aan het Wachttorengenootschap uit 2006: A Conspiracy of Silence Soon to End)
Aangezien het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen en de juridische afdeling van de Wachttoren-organisatie absolute controle uitoefenen over alles wat er wordt onderwezen, en zij ook het beleid en de procedures bepalen die betrekking hebben op alle aangelegenheden en alle onderdelen van iedere gemeente over de hele wereld, zijn zij uiteindelijk dus ook verantwoordelijk ten aanzien van de misdaden die onder hun hoede hebben plaatsgevonden. Ondanks het feit dat het leiderschap van de Wachttoren-organisatie dit in alle toonaarden ontkent, is het in werkelijkheid ondenkbaar dat het Wachttorengenootschap geen enkele blaam treft, gezien het feit dat zij verantwoordelijk zijn voor het opstellen van de voorschriften en decreten die christelijke ouderlingen verplicht zijn om uit te voeren.
Desalniettemin heeft het Wachttorengenootschap tot op heden nog nooit in het openbaar zijn verontschuldigingen aangeboden of enige vorm van verantwoordelijkheid op zich genomen voor het beleid dat ouderlingen verplicht moeten handhaven. De huichelarij en hypocrisie van hun weigering om hun fouten te erkennen komt onomstotelijk tot uiting vanwege het feit dat de advocaten van het Wachttorengenootschap achter gesloten deuren vele miljoenen hebben uitbetaald aan slachtoffers van kindermisbruik om zo te voorkomen dat dit schandaal in de openbare rechtszaal publiekelijk zou worden blootgelegd.
Echter is een publiekelijke blootlegging evenals een gerechtelijk onderzoek bij lange na niet het ergste waar het leiderschap van de Wachttoren-organisatie zich zorgen over zou moeten maken. Uiteindelijk zullen degenen die de leiding hebben over het huis van de meester verantwoording moeten gaan afleggen aan hun meester zodra hij onverwachts terugkeert naar zijn huis.
Maar is het dan werkelijk redelijk om te beweren dat het Wachttorengenootschap de weduwen en wezen heeft uitgebuit en beroofd zoals het vers hierboven stelt? Helaas blijkt dit absoluut het geval te zijn. Toch wordt het nog erger dan alleen dat. Toen de organisatie in de afgelopen jaren steeds welvarender werd, begonnen ze op grote schaal te handelen in onroerend goed en begonnen ze zich steeds meer te bezigen met allerhande overige financiële zaken. Hoewel Jehovah’s Getuigen over het algemeen een buitengewone geest aan de dag leggen van samenwerking en ijver welke bijvoorbeeld tot uiting kwam door middel van het bouwen van vele koninkrijkszalen (waarvan er vele sinds de jaren ’70 middels het snelbouwprogramma zijn gebouwd) deden ze dat in de verwachting dat hun gemeenschap hierdoor zou komen te beschikken over een onderkomen welke eraan zou bijdragen dat het werk van de verkondiging van het Koninkrijk hiermee ondersteund zou worden en dat deze zaal het maken van discipelen zou bespoedigen.
De hardwerkende broeders en zusters waren er misschien wel van op de hoogte dat elke Koninkrijkszaal en kringzaal, hoewel ze door henzelf gebouwd en gefinancierd werden, feitelijk eigendom was van het Wachttorengenootschap. Toch werd hier door hen over het algemeen nooit een punt van gemaakt. De gedachte onder Jehovah’s Getuigen is dat de ‘getrouwe slaaf’ altijd het goede zal doen. Begin jaren ‘80 werd er echter een verandering doorgevoerd in de bedrijfsstructuur. Deze verandering werd aangekondigd in een kleine voetnoot in het tijdschrift de Wachttoren. In deze kleine voetnoot stond geschreven dat het Besturende Lichaam niet langer de controle zou hebben over de zakelijke transacties van ‘Watchtower Inc.’ (Incorporated, vertaald in het Nederlands als de N.V. / Naamloze Vennootschap). Het Besturend Lichaam zou vanaf dat moment alleen nog maar verantwoordelijk zijn voor de geestelijke zaken. Het zakelijke deel van de organisatie zou vanaf dat punt uitsluitend worden geleid door de naamloze, anonieme raad van bestuur.
Sindsdien heeft het Wachttorengenootschap een grote verscheidenheid aan geld-opbrengende regelingen opgezet, die veel verder gaan dan alleen de traditionele bijdragebusjes. Op dit moment gaat de Watchtower corporatie als een goed geolied bedrijf achter het grote geld aan waarbij er buitensporig veel aandacht wordt geschonken aan de wat oudere Jehovah’s Getuigen die wellicht meer financiële middelen bezitten dan jongere mensen. Bethel spoort hen aan om verzekeringspolissen, lijfrentes, aandelen, obligaties, bankrekeningen en zelfs complete woningen en hele stukken landgoed aan de organisatie over te dragen in geval zij mochten komen te overlijden.
Het meest schokkende is nog wel dat het Wachttorengenootschap honderden (bijna 1.000) perfect geschikte Koninkrijkszalen heeft gesloten waarbij de broeders en zusters die gebruik maakten van deze zalen zonder pardon werden uitgezet waarop de eigendommen door de organisatie uiteindelijk werden verkocht als louter onroerend goed. In veel andere gevallen staan de Koninkrijkszalen gewoon leeg en worden ze niet gebruikt omdat ze in de verkoop staan waarbij er soms jarenlang geen koper gevonden kan worden. Door dit alles worden vele Jehovah’s Getuigen gedwongen uiteengedreven waarbij ze hun vertrouwde plaatsen van aanbidding hebben moeten verlaten. Deze gemeenteleden werden onteigend, waaronder ongetwijfeld ook vele bejaarde weduwen, die in sommige gevallen worden gedwongen om grote afstanden af te moeten leggen om vergaderingen bij te kunnen wonen, althans, in de tijd toen de Koninkrijkszalen nog allemaal geopend waren.
Op dit moment zijn echter vanwege de aanhoudende pandemie alle Koninkrijkszalen gesloten. Onder deze omstandigheden is het ook zeker niet uitgesloten dat de hebzuchtige geldwisselaars die het Wachttorengenootschap runnen deze gelegenheid aangrijpen om te proberen om elke fysieke ontmoetingsplaats te verkopen om de organisatie daarna 100% digitaal te maken, wat natuurlijk het einde zou betekenen van Jehovah’s Getuigen in de vorm van een daadwerkelijke evangeliserende organisatie. Waar het feitelijk op neerkomt is dat indien mannen bereid zijn om een beleid op te dringen aan degenen die onder hun gezag staan waarmee ze het welzijn van kinderen in gevaar brengen, dan mag ook zeker worden verwacht dat deze mannen in staat zullen zijn tot het bedrijven van elk mogelijk soort kwaad.
Koninkrijkszalen blijven zelfs gesloten op plaatsen waar de wet niet vereist dat gebedshuizen gesloten dienen te worden. Waarom? Volgens de voorschriften van de hogepriesters van Bethel is het voor Jehovah’s Getuigen veel te riskant en roekeloos om samen te komen of om zelfs maar de straat op te gaan om het goede nieuws te prediken.
Bedenk ook eens dat Jehovah’s Getuigen in het verleden zelfs hun leven riskeerden om te prediken tijdens de periode van de nazi-holocaust en ook achter het ijzeren Sovjet-gordijn. In de Verenigde Staten riskeerden de getuigen in die periode hun lijf en leden door te prediken onder de dreiging van fysiek geweld van woedende menigten. Zendelingen zijn naar de meest afgelegen plekken op aarde gegaan, waarbij ze tropische oerwouden hebben getrotseerd en waarbij ze zich hebben blootgesteld aan uitheemse ziekten, waaraan ze soms zelfs stierven. IJverige getuigen hebben altijd geprobeerd het apostolische besluit uit 2 Timotheus 4:2 op te volgen om zowel in gunstige als in moeilijke tijden te prediken.
Wanneer we eens stilstaan bij het huidige moment dan zien we dat het besluit van het Besturend Lichaam ervoor heeft gezorgd dat er geen enkele getuige meer in het openbaar mag prediken. Hoewel jonge, gezonde volwassenen niet eens behoren tot de risicogroep die zou kunnen bezwijken aan het virus, heeft het Wachttorengenootschap een voorschrift opgelegd die rechtstreeks ingaat tegen de voorschriften van de Heer Jezus Christus.
Precies! Wee!… Wee degenen die schadelijke voorschriften maken! Wee degenen die schadelijke voorschriften maken, die steeds onderdrukkende geboden opstellen om de zaak van de benadeelden te negeren, die de zwakken van het volk gerechtigheid hebben ontzegd! Wee degenen die de weduwen hebben uitgebuit en eigendommen hebben verkocht die plechtig aan God waren opgedragen! Inderdaad, wee het Wachttorengenootschap! Laat deze vrome bijbelonderzoekers eens goed mediteren en nadenken over de vragen die Jehovah aan hen stelt: “Wat zullen jullie doen op de dag van de afrekening, als de vernietiging van ver komt? Naar wie zullen jullie vluchten voor hulp en waar zullen jullie je rijkdom achterlaten? Er blijft niets anders over dan neer te hurken bij de gevangenen of te sterven met de gesneuvelden. Vanwege dat alles is zijn woede niet bekoeld, zijn hand is nog steeds opgeheven om hen te slaan.“ (Jesaja 10: 3-4)