Opmerking van de Nederlandse vertaler: Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op 19 november 2010.


Stelt u zich eens voor dat u in een top-restaurant zit. We hebben het dan over het soort restaurant met zacht kaarslicht en prachtige witte tafelkleden. U wordt bediend door obers die zijn gekleed in een keurige smoking. Zij zorgen ervoor dat er aan al uw wensen tegemoet wordt gekomen. Uw favoriete gerecht staat op het menu en de chef kok bereidt uw gerecht tot in perfectie. Maar terwijl u de atmosfeer opsnuift, ruikt u ook een zeer onaangename, misselijkmakende stank, en terwijl u in de eetkamer om u heen kijkt, merkt u op dat er over alle mooie witte tafelkleden iets ligt wat lijkt op braaksel. Vervolgens worden uw ernstige vermoedens bevestigd – net wanneer uw ober uw gerecht aan u komt serveren, ziet u tot uw grote schrik dat deze ober plotseling ook op uw tafel begint te kotsen! Wie zou er na zo’n walgelijke ervaring nou niet opstaan en zijn ongenoegens laten blijken?

Bij dezen wil ik ook meteen aan alle lezers mijn excuses aanbieden voor het gebruik van zo’n onsmakelijke illustratie. Feitelijk betreft het hier een grafische illustratie die niemand minder dan Jehovah zelf gebruikt in het 28ste hoofdstuk van Jesaja, waarin staat geschreven: Hun tafels zijn bedekt met walgelijk braaksel— het zit overal. (Jesaja 28:8)

Maar waarom zou God dan überhaupt zo’n walgelijke vergelijking gebruiken? Ten eerste moet erop worden gewezen dat er elders in de Schrift wordt verwezen naar de “tafel van Jehovah”. In geestelijke zin heeft de “tafel van Jehovah” dus te maken met het “voedsel” uit Gods Woord dat aan waarheidshongerige christenen wordt geserveerd. In 1 Korinthiërs 10:21 stelt de apostel Paulus bijvoorbeeld Jehovah’s “tafel” tegenover de “tafel van de demonen” door het volgende te verklaren: Je kunt niet eten aan ‘de tafel van Jehovah’ en aan de tafel van de demonen.

De volgende vraag komt vanzelfsprekend bij mij op in verband met het bovenstaande vers: Betreft het hier de “tafel van de demonen” die vol is komen te liggen met smerig braaksel? Het antwoord is: Nee, het moge duidelijk zijn dat Satans tafel op geestelijk vlak überhaupt niet gezond te noemen is. Het is dan ook alles behalve redelijk om te veronderstellen dat God zich überhaupt zou bekommeren om wat er op de “tafel van de demonen” wordt geserveerd. Jehovah bekommert zich daarentegen enkel en alleen maar om zijn eigen tafel, die volgens de bijbehorende context van Jesaja verontreinigd is geraakt omdat de priesters die degenen bedienen die aan Jehovah’s tafel zitten, zelf geestelijk dronken zijn, wat klaarblijkelijk ook de oorzaak is van het “vuile braaksel”. Houd hier trouwens ook in gedachten dat er een slaaf is aangesteld die de taak heeft gekregen om het huisgezin van God te voeden. Betekent dat dan ook, dat alles wat deze slaaf serveert ook meteen automatisch gezond is? Indien dat het geval zou zijn, waarom maakte Christus in zijn illustratie dan duidelijk dat de aangestelde slaven zullen worden beoordeeld aan de hand van hun getrouwheid ten aanzien van de uitvoering van hun opdracht op het moment wanneer de meester als een dief in de nacht bij zijn huis arriveert?

Een soortgelijke illustratie wordt ook gebruikt in het boek Maleachi, waar God zijn priesters ter verantwoording roept en tot hen zegt: Maar jullie ontheiligen hem door te zeggen: “De tafel van Jehovah is verontreinigd en de offers die erop komen, het voedsel, is iets walgelijks. (Maleachi 1:12)

Maleachi lijkt de suggestie tegen te spreken dat het hier gaat om Jehovah’s tafel die verontreinigd is met braaksel, aangezien het in Maleachi lijkt alsof Jehovah’s priesters alleen maar ‘zeggen’ dat Gods tafel verontreinigd is. We kunnen er daarentegen héél zeker van zijn dat Jehovah’s tafel absoluut heilig is, want Jehovah zelf is heilig en de Bijbel is heilig. De waarheid is daarnaast ook heilig. Echter kan de tafel zelf wel degelijk verontreinigd raken indien degenen die worden toevertrouwd om deze tafel te bedienen op enigerlei wijze hun taak niet serieus nemen of nalatig zijn in hun plichten – of wanneer zij zelfs geestelijk dronken zijn. (Het is trouwens ook interessant om hier op te merken dat de slechte slaaf door Jezus wordt veroordeeld vanwege het slaan van zijn medeslaven en vanwege hun omgang met dronkaards.) Zo zijn het dus de tafels in het huis van Jehovah die onrein zijn geworden. Ondanks dit alles betreft het hier wel nog steeds de tafel van Jehovah en de waarheid van Jehovah mag dan ook niet worden geminacht.

Wanneer we weten dat dit ook daadwerkelijk het geval is, dan zouden we als voorbeeld van het soort braakselachtige onderwijs dat de profetie van Jesaja hier kan illustreren, eens moeten kijken naar het braaksel van het Wachttorengenootschap met betrekking tot hun 1914-doctrine. Omdat miljoenen Jehovah’s Getuigen de onzichtbare 1914 parousia-doctrine zonder blijk van enige twijfel aannemen, is het daarom ook belangrijk om de redeneringswijze van het Wachttorengenootschap eens kritisch onder de loep te nemen.

De uitgave van het tijdschrift de Wachttoren van 1 augustus 2004 bevat een typisch artikel met de titel: “Op zoek naar een goede regering”. Het artikel pleit in het kort voor een wereldregering en stelt vervolgens dat een wereldregering al sinds 1914 een realiteit is geworden in de vorm van Gods koninkrijk.

Op pagina vier lijkt het Wachttorengenootschap toe te geven aan de sciencefictiongeneratie en zegt dan het volgende over de verdrukking:

“EEN aanval van een andere planeet? Of dat alle volken op aarde nu bij elkaar zou brengen of niet, het is een feit dat bijbelse profetieën over een dreigende crisis spreken die de volken op aarde ertoe zal brengen zich te verenigen. En die crisis zal inderdaad door buitenaardse machten veroorzaakt worden.”

Het artikel citeert vervolgens de 2de Psalm, die ook wordt erkend als een messiaanse profetie, en die door Jehovah’s Getuigen wordt toegepast op zowel het jaar 1914 evenals op een toekomstigedreigende crisis die de volken op aarde ertoe zal brengen zich te verenigen”.

In een commentaar op Psalm 2:2-3 zegt het Wachttorengenootschap het volgende:

“Merk op dat de wereldleiders zich als één blok zouden aaneensluiten tegen Jehovah, de Schepper van het universum, en zijn gezalfde, of zijn aangestelde Koning, Jezus Christus. Hoe zou dat gebeuren? Volgens de bijbelse chronologie en vervulde profetieën werd in 1914 Gods koninkrijk met Jezus Christus als Koning in de hemel opgericht. In die tijd hadden de volken op aarde één gemeenschappelijke gedachte. In plaats van zich aan de soevereiniteit van Gods pas opgerichte koninkrijk te onderwerpen, streden ze om de macht in de Grote Oorlog of Eerste Wereldoorlog.”

Om uw geheugen even op te frissen lezen we nu de openingswoorden van de 2de Psalm: Waarom is er opschudding onder de naties en mompelen de volken over iets zinloos? De koningen van de aarde stellen zich op en de bestuurders verenigen zich tegen Jehovah en tegen zijn gezalfde.

Zoals hierboven vermeld, begon volgens het lang gekoesterde geloof van de Jehovah’s Getuigen de geprofeteerde “opschudding” onder de naties in het jaar 1914 met de Eerste Wereldoorlog. Na de Grote Oorlog, stelden de leiders van de naties zich onder de misleidende invloed van Satan de Duivel op om zich zodoende politiek te verenigen door de Volkenbond te vormen om daarmee tegen Gods soevereiniteit te gaan strijden. (Opmerking: de Verenigde Staten zijn nooit lid geweest van de Volkenbond.)

Het Wachttorengenootschap vervolgt hun commentaar in hetzelfde artikel en zegt daarnaast ook nog het volgende:

“Onder invloed van demonen zullen de volken op aarde zich uiteindelijk verenigen — om oorlog te voeren tegen God de Almachtige. De tijd dat mensen zich aaneensluiten om tegen Gods soevereiniteit te strijden, komt snel dichterbij.”

Heeft u hier de vingervlugheid van Bethel opgemerkt? Mensen die in staat zijn om helder na te denken zullen zich ongetwijfeld beseffen dat er maar één situatie kan bestaan waarin er sprake zal zijn van buitengewone omstandigheden waarbij alle natiën der aarde zich als één blok zullen verenigen om oorlog te gaan voeren in een allesbeslissende strijd tegen Jehovah God. Toch zien we ook dat het Wachttorengenootschap de profetische Psalm hier toepast op het jaar 1914 en daarnaast ook nog op een toekomstige crisis. Maar indien 1914 de vervulling was van deze profetie, dan is daarmee toch de kous af? Waarom zouden we dan ook nog een andere vervulling moeten verwachten?

De reden waarom het Wachttorengenootschap blijft onderwijzen dat de Psalm in het jaar 1914 in vervulling ging, is omdat de naties die zich volgens de profetie als 1 blok zullen verenigen, een reactie betreft op het feit dat Jehovah God zijn Koning installeert. Maar indien het Wachttorengenootschap echter zou toegeven dat de omstandigheden van de Eerste Wereldoorlog eigenlijk toch niet de ware vervulling was van de profetische Psalm, dan zou dat ook automatisch betekenen dat het Wachttorengenootschap daarmee ook hun hele 1914-doctrine zou verwerpen. Het Wachttorengenootschap zal zich daarom ook ongetwijfeld zeer goed bewust zijn van het feit dat wanneer ze dit ook zouden toegeven, dat dit onomstotelijk zou resulteren in een situatie waarbij het geloof van een aanzienlijk deel van de Jehovah’s Getuigen zou worden verbrijzeld terwijl dit tegelijkertijd ook nog zou resulteren in een vernederend gezichtsverlies voor het Wachttorengenootschap zelf. Maar aangezien het duidelijk moge zijn dat Jehovah de activiteiten van de verheven bestuurders van deze wereld niet heeft belemmerd in al zijn woede en misnoegen ten aanzien van hun samenzwering tegen Hem en zijn Zoon, wordt het Wachttorengenootschap door de realiteit bewogen om daarnaast ook nog op een toekomstige vervulling te wijzen.

Hetzelfde hoofdstuk van Jesaja lijkt hier rechtstreeks te spreken over de ongemakkelijke en doctrinaire toestand waarin het Wachttorengenootschap zich momenteel bevindt, door het volgende te verklaren: Want het bed is te kort om je erop uit te strekken en het geweven laken is te smal om je erin te wikkelen. (Jesaja 28:20)

Onder het subkopje “De belangrijkste bestuurder van de Koninkrijksregering” nodigt het artikel de lezer uit om eens stil te staan bij enkele factoren die aantonen dat Gods koninkrijk echt bestaat en nu volop actief is.”

Het Wachttorengenootschap voert vervolgens als bewijs aan dat Christus in het jaar 1914 onzichtbaar zou zijn teruggekeerd aan de hand van het feit dat de Jehovah’s Getuigen over de hele wereld verschillende rampenbestrijdingsacties organiseren. (Alsof de Jehovah’s Getuigen de enige religieuze organisatie op aarde zouden zijn die dergelijke hulpacties uitvoert.) Het artikel verwijst vervolgens naar het elfde hoofdstuk van Handelingen, waar we lezen dat de vroege discipelen een hulpactie organiseerden voor de broeders in het door hongersnood geteisterde Jeruzalem. Blijkbaar realiseren de schrijvers van het Wachttorengenootschap zich echter niet eens dat het verslag in Handelingen feitelijk hun bewering ontkracht dat het koninkrijk op dit moment al zou regeren. Hoezo dan? Welnu, het moge duidelijk zijn dat het Koninkrijk van Christus toen nog niet “volop actief was”, althans niet zoals Jehovah’s Getuigen veronderstellen dat het momenteel is, en toch hadden de toenmalige discipelen ook datgene voor elkaar gekregen wat het Wachttorengenootschap tegenwoordig aanvoert als bewijs dat de koninkrijksregering op dit moment al “volop actief is”. Ondanks hun misleidende redenering lezen we in de slotparagraaf van het artikel het volgende: Er is overweldigend veel bewijs dat Gods koninkrijk een realiteit is en volledig functioneert.”

In werkelijkheid laat het Wachttorengenootschap hier zien dat hun geestelijke tafels compleet bedekt zijn met het smerige braaksel van onwaarheid en dwaling.

In het opvolgende artikel getiteld “Jehovah openbaart zijn heerlijkheid aan de nederigen”, schept het Wachttorengenootschap op subtiele wijze op over zijn eigen veronderstelde nederigheid en zijn eigen verlichte toestand. In de 10de alinea van het studieartikel staat het volgende geschreven:

“Op zijn eigen bestemde tijd en via zijn uitverkoren communicatiekanaal heeft Jehovah aan nederigen bijzonderheden geopenbaard over de verwezenlijking van zijn voornemen. Die schitterende bijzonderheden blijven verborgen voor degenen die zich trots op menselijke wijsheid of een menselijke denkwijze verlaten of daar koppig aan vasthouden.”

Jehovah’s Getuigen beschouwen het Wachttorengenootschap uiteraard als Jehovah’s “uitverkoren communicatiekanaal”. Er wordt dus ook vanzelfsprekend aangenomen dat enkel en alleen het Wachttorengenootschap in staat is om ons de “bijzonderheden te openbaren over de verwezenlijking van [Gods] voornemen”. Tegelijkertijd zien we ook dat de stapel met bewijs elke dag groter wordt waaruit blijkt dat de leidende broeders van het Wachttorengenootschap juist degenen zijn die vastbesloten zijn om koppig vast te blijven houden aan menselijke profetische interpretaties die al lang geleden in de prullenbak hadden moeten worden gegooid.

Het Wachttorengenootschap heeft bijvoorbeeld decennia lang onderwezen dat Jehovah’s Getuigen op dit moment al in een geestelijk paradijs zouden wonen. Maar indien dat werkelijk waar zou zijn geweest, waarom worden Jehovah’s Getuigen vandaag de dag dan nog steeds geplaagd door de aanwezigheid van beestachtige personen, ondanks het feit dat de profetieën die het geestelijke paradijs beschrijven overduidelijk stellen dat er in dat geestelijke paradijs niet één dwaas of beestachtig persoon gevonden zal worden die een mogelijke bedreiging zou kunnen vormen?

Als voorbeeld van de ellende die in het zogenaamde geestelijke paradijs van het Wachttorengenootschap kan worden gevonden, hoeven we alleen maar te wijzen op een gebeurtenis uit 2004 waarbij een Jehovah’s Getuige en tevens vader in de Amerikaanse staat North Carolina zijn hele gezin heeft vermoord. Deze man heeft toen de keel doorgesneden van zijn eigen dochters – die hij naar verluidt ook nog eens seksueel had misbruikt. Vermoedelijk stond deze pedofiele Jehovah’s Getuige tot aan zijn eigen dood schouder aan schouder met de broeders en zusters van zijn plaatselijke gemeente in het zogenaamde “geestelijke paradijs”. Ondanks het feit dat het Wachttorengenootschap zich wel degelijk bewust is van dit soort gruwelijke misdaden die plaatsvinden binnen de organisatie, geeft het Wachttorengenootschap tegelijkertijd nog steeds ten onrechte de eer aan God dat Hij op dit moment al de Jehovah’s Getuigen naar een geestelijk paradijs zou hebben geleid waar geen enkel gevaarlijk beest kan worden gevonden.

Inderdaad….wanneer we het dan toch over ‘braaksel-achtig onderwijs’ hebben!

Indien Jehovah “via zijn uitverkoren communicatiekanaal aan nederigen bijzonderheden heeft geopenbaard over de verwezenlijking van zijn voornemen”, dan zouden we ook mogen verwachten dat het Wachttorengenootschap een baken van geestelijk licht zou zijn met betrekking tot de profetieën. In de realiteit zien we echter dat het Wachttorengenootschap vrijwel elk profetisch boek in de Bijbel verkeerd heeft begrepen en daarnaast ook nog eens heeft verdraaid.

Hebben de Jehovah’s Getuigen dan werkelijk de ooit vruchtbare velden van de christenheid verslonden? – Ook hier zijn we wederom getuige van nog meer braaksel. Beschouw eens een aantal voorbeelden: De profetie van Joël voorspelt een symbolisch leger van sprinkhanen evenals andere soorten kruipende insecten die de aarde zullen verwoesten als een onmiddellijke opmaat naar Armageddon. Ondanks het feit dat de profetie van Joël duidelijk aangeeft dat Jehovah zijn volk zal redden van de verwoestingen van de sprinkhanenachtige militaire macht, zien we dat het Wachttorengenootschap de afgelopen 70 jaar toch heeft onderwezen dat de sprinkhanen de vredelievende Jehovah’s Getuigen zouden vertegenwoordigen! Er schijnt geen enkele aardse macht te zijn die hen van hun dwaling kan ontdoen. Jehovah’s uitverkoren communicatiekanaal is dan ook beslist niet op de hoogte geweest van dit aspect van “de bijzonderheden over de verwezenlijking van zijn voornemen”, zoals Bethel loopt op te scheppen.

Ook Habakuk beeldt op dezelfde manier een wereldomvattende verwoesting uit die wordt aangericht door een imperiale entiteit die door Jehovah wordt aangesteld als “zijn wreker”. Habakuk zegt over Gods tussenpersoon: U hebt ze aangesteld om een oordeel te voltrekken, Jehovah. U hebt ze aangewezen om te straffen, mijn Rots. De betreffende Chaldeeër moet dan ook dezelfde politieke entiteit voorstellen als het scharlakengekleurde beest, de achtste koning van Openbaring, die door Jehovah wordt gebruikt om zijn oordelen te voltrekken. Maar wat zegt echter het Wachttorengenootschap dat deze Chaldeeër vertegenwoordigt? Nog zo recent als in het jaar 2000 schreef het Wachttorengenootschap het volgende:

“Vraatzuchtig, net als het Babylon in Habakuks tijd, voert ook deze samengestelde „man”, bestaande uit politieke machten — of het nu fascistische, nazistische, communistische of zelfs zogenaamd democratische machten zijn — oorlogen om zijn gebied uit te breiden.”

Het ondoordachte commentaar van het Wachttorengenootschap op Habakuk zou Jehovah’s Getuigen moeten laten geloven dat Jehovah God de nazi’s, de communisten en verschillende democratische naties zou hebben aangesteld om “een oordeel” te voltrekken. Dat zou dan bijvoorbeeld ook betekenen dat Jehovah God de nazi-holocaust zou hebben geautoriseerd! Het lijkt erop dat het voor hen onmogelijk blijkt te zijn om het feit te kunnen begrijpen dat het visioen van Habakuk te maken heeft met een wereldwijde genocidale holocaust – een grote verdrukking – zoals de wereld nog nooit eerder heeft meegemaakt. Nogmaals, welke rechtvaardiging is er dan voor het Wachttorengenootschap om op hoge toon op te scheppen over het verlichten van Jehovah’s nederige dienaren met betrekking tot de bijzonderheden over de verwezenlijking van zijn grootse voornemen?

Maar verreweg de grootste fout van het Wachttorengenootschap ten aanzien van hun eigen profetische interpretatie, betreft het misleidende idee dat God zijn eigen huis op dit moment al zou hebben geoordeeld en dat alle toekomstige oordelen gericht zullen zijn tegen de heidense christenheid en tegen de wereld. Het betreft inderdaad de onjuiste veronderstelling dat de Meester al zou zijn gearriveerd en dat de Meester zijn getrouwe slaaf op dit moment al over al zijn bezittingen zou hebben aangesteld, wat ook de onderliggende doctrinaire basis is voor de frequente opschepperij vanuit het Wachttorengenootschap waarbij wordt gesteld dat zij Jehovah’s uitverkoren communicatiekanaal zouden zijn. (Tijdens de jaarvergadering van 2010 pochte een spreker zelfs dat alle leden het er wel over eens zijn dat het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen vrijwel op gelijke hoogte staat als Christus zelf! Dit vormt dan ook beslist een bewijs van het soort geestelijke dronkenschap dat in de profetie wordt beschreven.

In werkelijkheid heeft het Wachttorengenootschap een sleutelrol gespeeld bij het verbergen van Jehovah’s toekomstige oordelen voor alle Jehovah’s Getuigen wereldwijd. Het is daarom ook geen wonder dat Jehovah een paar verzen verderop in het 28ste hoofdstuk van Jesaja tot de geestelijk dronken en braaksel spugende leiders van zijn eigen volk de volgende woorden spreekt: Hoor daarom het woord van Jehovah, jullie opscheppers, jullie heersers van dit volk in Jeruzalem.” (Jesaja 28:14)


 

Aanvullende opmerking van de Nederlandse vertaler:

Naar aanleiding van het bovenstaande artikel moest ik denken aan Spreuken 26:11: Zoals een hond terugkeert naar zijn braaksel, zo herhaalt de dwaas zijn dwaasheid.”

Persoonlijk heb ik ouderlingen talloze keren dit vers uit Spreuken horen toepassen op uitgesloten personen. Vele Jehovah’s Getuigen zullen dit hoogstwaarschijnlijk wel herkennen. Dit betreft ook weer een voorbeeld van hoe het Wachttorengenootschap de Bijbel verdraait.

Jehovah maakt vaak gebruik van illustraties waarbij Hij mensen vanuit zijn hemelse perspectief vergelijkt met dieren. Denk bijvoorbeeld aan Jesaja 40:22, waarin Jehovah ons mensen vergelijkt met sprinkhanen. Ook kennen we allemaal wel de vergelijking waarbij Jehovah zijn volk als “schapen” omschrijft.

Klopt de leer van het Wachttorengenootschap waarbij ze het vers uit Spreuken 26:11 toepassen op uitgesloten personen? Klopt het dat uitgesloten personen de “honden” zouden symboliseren die terugkeren naar hun eigen braaksel? Zijn er meer voorbeelden terug te vinden in de Bijbel waaruit we zouden kunnen opmaken dat Jehovah met dit vers doelt op “uitgesloten personen”?

In tegenstelling tot wat het Wachttorengenootschap leert, lezen we in Jesaja 56:10-12 wie Jehovah precies vergelijkt met honden. Er staat daar geschreven:  

Zijn wachters zijn blind, ze merken helemaal niets. Ze zijn allemaal honden die stom zijn en niet kunnen blaffen. Hijgend liggen ze op de grond, ze zijn gek op luieren. Ze zijn honden met een enorme vraatzucht, ze hebben nooit genoeg. Ze zijn herders zonder begrip. Ze gaan allemaal hun eigen weg, stuk voor stuk zijn ze uit op oneerlijke winst en ze zeggen: ‘Kom, laat ik wat wijn halen en laten we ons volgieten met drank. En morgen wordt als vandaag, alleen nog veel beter!’”

Jehovah past de illustratie van de honden dus toe op “Zijn wachters”, oftewel de “dwaze profeten” die vanuit Jehovah’s perspectief dus herders zonder begrip zijn.

In de ogen van Jehovah God betreft de bedrieglijke 1914-doctrine van het Wachttorengenootschap niets anders dan walgelijk braaksel dat uit hun mond komt. Zelfs nadat de Wachttoren-organisatie binnenkort compleet in elkaar zal storten, dan nog zullen vele van deze honden weer opnieuw naar hun eigen braaksel (1914-leugen) terugkeren en zullen ze proberen om dit braaksel opnieuw op te eten! Ze zullen dan niet in staat blijken te zijn om hun valse 1914-parousia los te laten, ondanks het feit dat Jezus zichzelf dan tijdens zijn authentieke parousia zal gaan openbaren aan de dan verzegelde uitverkorenen.

Zoals een hond die terugkeert naar zijn eigen braaksel, zo herhaalt de dwaas zijn eigen dwaasheid. Er zal daarom binnenkort ook heel veel braaksel op de grond komen te liggen na de ineenstorting van de Wachttoren-organisatie…Inderdaad, het walgelijke spul dat zal liggen naast het walgelijke ding op de heilige plaats

Dit betreft dus weer een ander voorbeeld waarbij de verheven mannen van het Wachttorengenootschap de Bijbel dusdanig hebben verdraaid door in dit geval iets toe te passen op uitgesloten personen terwijl het in werkelijkheid op henzelf van toepassing is.

Jehovah’s wachters zijn op dit moment geestelijk compleet dronken. Precies zoals het bovenstaande vers zegt:  ‘Kom, laat ik wat wijn halen en laten we ons volgieten met drank. En morgen wordt als vandaag, alleen nog veel beter!’

De leiders van het Wachttorengenootschap leren de Jehovah’s Getuigen dat vrijwel alle profetieën al zijn vervuld en dat deze al lang en breed achter ons liggen en dat de Jehovah’s Getuigen met 2 vingers in hun neus door de verdrukking en Armageddon zullen worden geleid terwijl ze daarna vrolijk het paradijs zullen binnenwandelen. Het jaar 1914, de Eerste Wereldoorlog en de Tweede Wereldoorlog zijn voorbij, de profetieën zijn vervuld en alle profetische ellende ligt volgens het Wachttorengenootschap al lang en breed achter ons…toch?

De leiders van het Wachttorengenootschap verkondigen: “En morgen wordt als vandaag, alleen nog veel beter!”

Wat zal het toch een enorme teleurstelling worden voor alle arme Jehovah’s Getuigen wanneer blijkt dat het allemaal compleet anders zal verlopen dan hoe het Wachttorengenootschap hen heeft doen laten geloven!

“Wee degenen die verlangen naar de dag van Jehovah! Wat zal de dag van Jehovah voor jullie betekenen? Duisternis en geen licht.”

(Amos 5:18)

Ik wens u ondanks alles toch nog een fijne dag.

Mvg,

Paul Hettinga