Opmerking van de Nederlandse vertaler: Dit artikel werd oorspronkelijk in 2013 in het Engels gepubliceerd. Deze Nederlandse vertaling is bijgewerkt.

Het 31ste hoofdstuk van Jesaja begint met het uitroepen van “wee” – de laatste wee uit de reeks weeën die werden uitgeroepen over de goddelozen en de ongelovigen. In deze situatie oordeelt God in het licht van de aanval van de verschrikkelijke Assyrische moloch op een ongunstige manier jegens degenen van zijn volk die zich voor hun redding wenden tot Egypte door tegen hen te zeggen: Wee degenen die naar Egypte gaan voor hulp, die op paarden vertrouwen, die op strijdwagens vertrouwen omdat het er veel zijnen op oorlogspaarden omdat ze sterk zijn. Ze vertrouwen niet op de Heilige van Israël, Jehovah zoeken ze niet. Maar hij is wijs en zal ellende brengen, hij zal zijn woorden niet terugnemen. Hij zal opstaan tegen het huis van boosdoeners en ook tegen degenen die slechte mensen helpen. 

Egypte was vóór de opkomst van Assyrië de grootste macht in de hele gebied. En lang voordat de kinderen van Abraham zich in het beloofde land hadden gevestigd, hadden ze hun vertrouwen gericht op de Egyptenaren toen ze hulp nodig hadden in een tijd van hongersnood. Destijds waren de voedselvoorraden van de Egyptenaren ook Gods voorziening voor hen. Echter was het deze keer anders. De Israëlieten zochten hun toevlucht bij de Egyptenaren om bij hen te smeken om hulp tijdens de naderende ramp, wat erop zou wijzen dat de Israëlieten daarmee lieten zien dat ze geen geloof hadden in Jehovah. Daarom besloot God om de rampspoed over hen te laten komen om zo de boosdoeners uit het midden van zijn volk te verwijderen.

De huidige wereld stevent af op een vergelijkbare situatie. Sinds de Engelse pelgrims en andere Europeanen naar Amerika waren gevlucht om te ontsnappen aan de onderdrukkende koningen en pausen, is Amerika een toevluchtsoord gebleken dat een bepaald niveau van welvaart en vrijheid heeft geboden in een mate die in Europa niet haalbaar bleek te zijn. De vrijheden die zijn vastgelegd in de grondwettelijke ‘Bill of Rights’ zorgden voor de ideale omstandigheden. Dat zal ook ongetwijfeld de reden zijn geweest waarom Jehovah vanaf die periode weer personen begon te zalven en hen in Amerika bijeen begon te verzamelen rond C.T. Russell rond het einde van de 19de eeuw. Zelfs tijdens de wereldoorlogen die Europa compleet hadden verwoest, bleek dat Amerika een veilige haven was. Daarnaast hebben Jehovah’s Getuigen ook zeer zeker geprofiteerd van de politieke stabiliteit en de grondwettelijke bescherming die het fundament van de Amerikaanse natie vormen. Echter zal dat binnenkort allemaal gaan veranderen zodra het moderne “Egypte” omver zal worden geworpen.

Tot op dit moment heeft het leiderschap van Jehovah’s Getuigen het geloof gekoesterd dat het Wachttorengenootschap het aardse verlengstuk is van het Koninkrijk van God en dat het een instelling is die permanent gevestigd is en die nooit zal worden vernietigd. Aangezien dat onmiskenbaar het geval is, hoe zullen zij dan gaan reageren zodra de zichtbare organisatie met uitsterven zal worden bedreigd?

Die vraag is des te relevanter gezien het gevestigde patroon van compromissen aan de zijde van het Wachttorengenootschap. In de periode toen Hitler en de nazi’s bijvoorbeeld aan de macht kwamen, was er een buitengewoon groot aantal actieve Jehovah’s Getuigen in Duitsland – ongeveer 20.000, wat een decennium eerder ongeveer hetzelfde aantal Bijbelonderzoekers wereldwijd was, na de uitdunning als gevolg van de Eerste Wereldoorlog. Maar toen Hitler het werk verbood en het bijkantoor liet sluiten, publiceerde J.F. Rutherford een zogenaamde Verklaring van Feiten (Declaration of Facts), waarin hij op schandelijke wijze probeerde om Hitler gunstig te stemmen door te beweren dat Jehovah’s Getuigen het wantrouwen van de nazi’s deelden jegens de Joden en het onderdrukkende Anglo-Amerikaanse rijk, en daarnaast prees Rutherford ook nog de hoge idealen van de nazi-partij!

Meer recentelijk is het Wachttorengenootschap een politiek partnerschap aangegaan met de Verenigde Naties en op vergelijkbare wijze heeft het Wachttorengenootschap toen gebruik gemaakt van de gelegenheid rondom de 50ste verjaardag van de ondertekening van de Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties om de hoge idealen van de Verenigde Naties te prijzen.

Wat echter nog verontrustender is, is het feit dat Jehovah’s Getuigen op subtiele wijze zijn geconditioneerd om te verwachten dat het Wachttorengenootschap het middel zal zijn waarmee God levensreddende instructies zal geven, zelfs tijdens de aankomende verdrukking. Als bewijs daarvan verklaarde de Wachttoren van 15 april 2012 in paragraaf 16 het volgende:

“Tijdens de grote verdrukking zullen christenen instructies van Gods Woord en zijn organisatie moeten opvolgen. Zo heeft Jezus’ gebod om ’naar de bergen te vluchten’ een hedendaagse toepassing. Wat die vlucht inhoudt, weten we nog niet. Maar we kunnen er zeker van zijn dat Jehovah de betekenis duidelijk zal maken als het tijd is om die instructie op te volgen.”

Precies, Jehovah’s Getuigen hebben absoluut geen idee wat die vlucht zal inhouden. Dat blijkt ook zeer zeker het geval aangezien het Wachttorengenootschap beweert dat de heidense christenheid de profetische heilige plaats is die bestemd is om te worden verwoest, waar Jehovah’s Getuigen hoe dan ook beslist geen deel van uitmaken. Echter is het Wachttorengenootschap wel zeer inconsistent ten aanzien van zijn interpretatie van de profetieën die te maken hebben met de verwoesting van de heilige plaats.

Om het punt te illustreren, toen Jezus profeteerde dat de heilige plaats zou worden vertrapt door een walgelijk ding, gaf hij de raad aan de lezer om onderscheidingsvermogen te gebruiken met betrekking tot het boek Daniël. En zoals de onderscheidende lezer van Daniël zal opmerken, spreekt het 8ste hoofdstuk over de heilige plaats die in de tijd van het einde zal worden vertrapt. Het Wachttorengenootschap beweert echter dat deze profetie in vervulling zou zijn gegaan tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen Jehovah’s Getuigen in de Anglo-Amerikaanse natiën onder druk kwamen te staan.

Het komt er hier feitelijk op neer dat het Besturende Lichaam totaal geen inzicht heeft in deze zaken. Wanneer dit het geval blijkt te zijn: Welke levensreddende instructies zouden zij mogelijkerwijs aan Jehovah’s Getuigen kunnen geven zodra het moment van de verwoesting zal aanbreken?

Volgens de slotverzen van het 31ste hoofdstuk van Jesaja is het juist God zelf die levensreddende instructies zal geven, zeggende: Volk van Israël, kom terug bij degene tegen wie jullie openlijk in opstand zijn gekomen. Want de nutteloze goden van zilver en de waardeloze goden van goud die jullie eigenhandig in zonde hebben gemaakt, zullen op die dag door iedereen aan de kant gezet worden.

“Op die dag” zullen getrouwe christenen dus de aardse organisatie verlaten alsof het een weerzinwekkende, nutteloze afgod is! Houd in gedachten dat een afgod alles is dat ervoor zorgt dat God minder heerlijkheid ontvangt dan Hem hoort toe te komen. Wanneer we het dan hebben over het Wachttorengenootschap dan wordt het door Jehovah’s Getuigen beschouwd als de bron van alle geestelijke kennis. Daarom is God dus ook van plan om de nutteloosheid van deze afgoden te demonstreren en dan met name die afgoden van organisatorische aard!

Sprekend als vanuit een tijdcapsule die bedoeld is voor een toekomstige dag, richt God zich tot „Jakob”, zeggende in het 48ste hoofdstuk van Jesaja: Wat er vroeger is gebeurd had ik je al lang geleden aangekondigd. Het kwam uit mijn eigen mond, ik maakte het bekend. Plotseling kwam ik in actie en het gebeurde. Omdat ik wist hoe koppig je bent— je nek is een ijzeren pees en je voorhoofd is van koper had ik het je al lang geleden aangekondigd. Voordat het gebeurde, liet ik het je horen, zodat je niet kon zeggen: “Mijn afgod heeft dit gedaan, mijn gesneden beeld en mijn metalen beeld hebben dit bevolen.” Je hebt het allemaal gehoord en gezien. Ga je het niet bekendmaken? Vanaf nu kondig ik je nieuwe dingen aan, goedbewaarde geheimen die je onbekend waren. Ze worden nu pas geschapen — en niet lang geleden —dingen die je tot nu toe nog nooit hebt gehoord, zodat je niet kunt zeggen: “Kijk, ik wist het allang. (Jesaja 48:3-7)

Vanaf nu kondig ik je nieuwe dingen aan“… “Vanaf nu”, het moment van waaruit God spreekt, is voor ons nog steeds de toekomst. De “nieuwe dingen” die op dit moment nog ‘goedbewaard’ worden gehouden, de dingen die u ‘onbekend waren’, betreffen de vele dingen waarvan het hardnekkige Besturende Lichaam zich op dit moment niet bewust is. Ze zijn gewoon te koppig en te trots om daadwerkelijk naar God te luisteren. De context van het 48ste hoofdstuk geeft dus aan dat “vanaf nu”, de tijd is wanneer “Jakob” zich in gevangenschap zal bevinden onder de incarnatie van het moderne Babylon.

WAT BETREFT DE VORSTEN, WIE ZIJN ZIJ?

Wanneer we nu even naar het 32ste hoofdstuk van Jesaja gaan, dan zien we dat “die dag” betrekking heeft op de tijd waarop Jezus zijn heerschappij begint. Jesaja 32: 1-2 zegt: Luister! Een koning zal regeren voor rechtvaardigheid en vorsten zullen regeren voor gerechtigheid. En elk van hen zal zijn als een beschutting tegen de wind, een schuilplaats tegen slagregens, als waterstromen in een dorre streek, als de schaduw van een grote rots in een uitgedroogd land.

Hoewel het duidelijk is dat Jezus de koning is die voorbestemd is om in rechtvaardigheid te regeren, wie zijn dan precies die vorsten die voor gerechtigheid zullen gaan regeren? Dit is wat er wordt gezegd in het commentaar van het Wachttorengenootschap op de profetie van Jesaja:

“Juist in deze tijd van wereldwijde ellende is er behoefte aan „vorsten”, ja, ouderlingen die ’aandacht schenken aan de gehele kudde’, die voor Jehovah’s schapen zorgen en in harmonie met Jehovah’s rechtvaardige beginselen rechtspreken (Handelingen 20:28). Zulke „vorsten” moeten voldoen aan de vereisten die in 1 Timotheüs 3:2-7 en Titus 1:6-9 zijn uiteengezet.

In zijn grote profetie over het rampspoedige „besluit van het samenstel van dingen” zei Jezus: „Ziet toe dat gij niet wordt verschrikt” (Mattheüs 24:3-8). Waarom laten Jezus’ volgelingen zich geen schrik aanjagen door de huidige gevaarlijke wereldtoestanden? Eén reden is dat de „vorsten” — of zij nu gezalfden zijn of „andere schapen” — de kudde loyaal beschermen (Johannes 10:16). Onbevreesd zorgen zij voor hun broeders en zusters, zelfs bij verschrikkingen als etnische oorlogen en genocide. In een geestelijk uitgeputte wereld zorgen zij ervoor dat terneergeslagen zielen verkwikt worden door de opbouwende waarheden uit Gods Woord, de bijbel.

De afgelopen vijftig jaar zijn de „vorsten” duidelijk in het beeld verschenen. „Vorsten” die tot de andere schapen behoren, worden opgeleid als een zich ontwikkelende „overste”-klasse, zodat na de grote verdrukking bekwame personen onder hen gereed zullen zijn voor een aanstelling om in de „nieuwe aarde” in een bestuurlijke hoedanigheid te dienen (Ezechiël 44:2, 3; 2 Petrus 3:13). Door geestelijke leiding en verkwikking te verschaffen terwijl zij de leiding nemen in de Koninkrijksbediening, tonen zij „als de schaduw van een zware, steile rots” te zijn die de kudde verlichting brengt in haar domein van aanbidding.”

Klopt die beschouwing van het Wachttorengenootschap hier wel? Overweeg nu eens het volgende: in hetzelfde commentaar op Jesaja staat dat de aantreding van de koning en zijn vorsten het resultaat is van het feit dat God alle dingen nieuw maakt, wat ook absoluut waar is. Maar wat is er dan precies “nieuw” aan de voorziening van christelijke ouderlingen? Hadden de oorspronkelijke gemeenten dan geen opzieners die zorg draagden voor de kudde? Wie zou er nou zo onredelijk kunnen zijn om te beweren dat de moderne ouderlingen-regeling van Jehovah’s Getuigen iets unieks of iets nieuws is? En indien het Wachttorengenootschap blijft volhouden dat de huidige regeling van de ouderlingen bestaat omdat God alle dingen nieuw heeft gemaakt, dan mogen we ons ook met recht afvragen wat er dan behalve dat allemaal nog meer nieuw is?

En daarnaast is het ook nog eens zo dat een kleine minderheid van deze ouderlingen op gruwelijke wijze misbruik heeft gemaakt van de kudde die onder hun hoede werd toevertrouwd doordat zij zich schuldig hebben gemaakt aan pesterijen en tiranniek optreden. Sommige ouderlingen hebben zich zelfs schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van onschuldige kinderen binnen de gemeente. In plaats van dat zij een toevlucht waren in tijden van tegenspoed, hebben Jehovah’s schapen juist hun toevlucht elders moeten zoeken vanwege hen! Hoe kan men dan met droge ogen beweren dat dit soort misbruikende ouderlingen regeren voor de gerechtigheid zelve?

Het Besturende Lichaam en de Schrijversafdeling binnen Bethel bewijzen eens te meer dat zij de blinde visionairs zijn, wier hoofden Jehovah heeft bedekt. Ze zouden net zo goed analfabeet kunnen zijn wanneer het gaat om het lezen van de profetie van Jesaja. Zij die beweren dat ze de Bijbelse profetie kunnen interpreteren dienen er op zijn minst voor te zorgen dat de verschillende geportretteerde concepten in harmonie met elkaar zijn.

Dezelfde analogie over de wind en de onweersbui wordt bijvoorbeeld gebruikt in het 28ste hoofdstuk van Jesaja, waarin wordt afgebeeld hoe God de toevlucht van leugens zal wegvagen en hoe Hij de schuilplaats zal wegspoelen waar de dronken opscheppers die over Gods volk heersen zich verborgen hebben gehouden. De context van dit hoofdstuk geeft aan dat die hevige hagelbui samenvalt met de komst van Christus. De storm vormt duidelijk een symbolische verwijzing naar de komende verdrukking. (Zie commentaar op Jesaja: De komst van Christus en de stortvloed)

Maar dan nu de vraag die overeind blijft staan: Wie zijn dan de vorsten die met Christus, de Koning, zullen gaan regeren? Zij zijn de uitverkorenen, zowel mannen als vrouwen – Dezelfde personen waar Jezus een koninkrijksverbond mee heeft gesloten. En hun heerschappij begint ook niet noodzakelijkerwijs pas na hun opstanding. Deze gebeurtenis moet namelijk samenvallen met het verschijnsel van de openbaring van de zonen van God, wat zal resulteren in het feit dat ze zo helder zullen gaan schijnen als de zon in het Koninkrijk, dat wordt uitgebeeld in de Transfiguratie, die in de opvolgende verzen van Jesaja uit de doeken wordt gedaan.

TOTDAT DE GEEST VAN BOVEN OVER ONS WORDT UITGESTORT

Het begin van de heerschappij van de Koning en zijn vorsten zal het geneesmiddel zijn waarmee de blindheid zal worden verholpen die Jehovah’s Getuigen momenteel teistert. Hun ogen zullen worden geopend voor de realiteit van het Koninkrijk van Christus in al zijn kracht. Ze zullen niet langer in de ban zijn van het slim bedachte verzinsel van het Wachttorengenootschap ten aanzien van een onzichtbare parousia (Tweede Komst van Christus) die in het jaar 1914 zou zijn begonnen! Degenen die al die tijd tot de haastige conclusie waren gekomen dat het Wachttorengenootschap de enige ware onfeilbare spreekbuis van God zou zijn, zullen zich op dat moment nog eens ernstig achter hun oren moeten gaan krabben om zodoende hun overtuiging te heroverwegen.

Jesaja 32: 3-4 zegt: Dan zullen de ogen van wie zien niet langer dichtgestreken zijn en de oren van wie horen zullen luisteren. Het hart van impulsieve mensen zal nadenken over kennis en de tong van stotteraars zal vloeiend en duidelijk spreken.

Gelijktijdig met dat ogen-openende fenomeen zullen degenen die Jehovah’s Getuigen al die tijd met valse woorden hebben uitgebuit en die daar ook royaal lof voor hebben ontvangen, er zelf achter gaan komen. Jesaja gaat verder vanaf vers 5: De dwaas zal niet langer vrijgevig worden genoemd en de gewetenloze niet langer nobel. Want de dwaas zal onzinnige dingen zeggen en zijn hart zal boosaardige plannen maken om afvalligheid te bevorderen en om opstandig tegen Jehovah te praten, om de hongerige honger te laten lijden en om de dorstige water te ontzeggen. De middelen van de gewetenloze zijn slecht. Hij bevordert schaamteloos gedrag om de ellendige met leugens ten val te brengen, al bepleit de arme zijn recht.

Om het punt verder te illustreren blijkt dat zoals hierboven uiteen wordt gezet, dat de bewering van het Wachttorengenootschap, dat christelijke ouderlingen de vorsten zouden zijn die voor gerechtigheid regeren en dat hun aanwezigheid het resultaat is van de veronderstelling dat God alle dingen op dit moment al nieuw zou hebben gemaakt, gebaseerd op pure nonsens. Echter hebben we het hier over slechts één enkel voorbeeld. Alles wat het Wachttorengenootschap leert in verband met de veronderstelde moderne vervulling van profetieën sinds het jaar 1914 is gebaseerd op louter onzinnige dingen. Desalniettemin voelen Jehovah’s Getuigen zich gedwongen om de getrouwe slaaf te prijzen omdat hij voor hen een heerlijke maaltijd van zuivere waarheid zou hebben bereid.

Maar zoals de apostel Paulus al had voorzegd, zal de manifestatie van Jezus tot gevolg hebben dat de afvallige mens van wetteloosheid teniet zal worden gedaan. Hij zal worden ontmaskerd als de bevorderaar van onzin en afvalligheid.

De komst van de grote Koning zal een einde maken aan het evangelische tijdperk. De periode waarin het goede nieuws zal worden gepredikt zal dan tot een besluit komen. Het ‘veld’ waar Jehovah’s Getuigen vele jaren onvermoeibaar in hebben gewerkt, zal verloren gaan alsof ze alleen doorns en distels hebben voortgebracht. En ook het verheven hoofdkwartier van Jehovah’s stadachtige organisatie, de aankondigingstoren van de wachter, zal worden verlaten. Jesaja beeldt het als volgt af: Sla je van verdriet op de borst vanwege de prachtige velden en de vruchtbare wijnstokken. Want de grond van mijn volk zal bedekt zijn met distels en doorns, ze zullen alle huizen waar vreugde is overwoekeren, heel de uitbundige stad. Want de vesting is verlaten, de rumoerige stad is uitgestorven. O̱fel en de wachttoren zijn voor altijd een woestenij geworden,…” (Jesaja 32:12-14)

Maar niet alles zal echter verloren gaan. In tegendeel zelfs. De aanstaande ineenstorting van het Wachttorengenootschap zal het resultaat zijn van het feit dat Jehovah op dat moment daadwerkelijk alle dingen nieuw maakt. Wat tot het huidige moment slechts een nep-geestelijk paradijs was, zal dan eindelijk werkelijkheid gaan worden en daarnaast zal datgene wat er altijd al aan ontbrak, namelijk de volledige mate van de geest van Jehovah, dan als nooit tevoren op de gelovigen worden uitgestort. Jesaja vervolgt in vers 15: “… totdat de geest van boven over ons wordt uitgestort en de woestijn een boomgaard wordt en de boomgaard op een woud gaat lijken.

Het werk van de regering van de Koning en zijn uitverkoren vorsten zal ervoor zorgen dat de Wachttoren-organisatie er verouderd en verlaten bij zal komen te staan. De slechte slaven en de mens van wetteloosheid zullen worden vernietigd, samen met degenen die hen op goddeloze wijze volgen. Tijdens de holocaust zullen de gelovigen worden voorzien van een toevluchtsoord binnen de geheime plaats van de Allerhoogste, en zullen ze naar een veilige haven worden geleid door de vorsten van Christus die op dat moment volledig verlicht zullen zijn. Het eindresultaat zal zijn zoals wordt beschreven in de slotwoorden van het 32ste hoofdstuk van Jesaja:

“Dan woont gerechtigheid in de woestijn en rechtvaardigheid in de boomgaard. Ware rechtvaardigheid zal vrede opleveren, ware rechtvaardigheid zal zorgen voor blijvende rust en veiligheid. Mijn volk zal in een vredige plaats wonen, in veilige oorden, in plaatsen van ongestoorde rust. Maar de hagel zal het woud verpletteren en de stad wordt met de grond gelijkgemaakt.” (Jesaja 32:16-19)

800px-Butchart_gardens