Dagtekst dinsdag 1 augustus

Vader, vergeef hen. — Luk. 23:34.

Waarschijnlijk had Jezus het over de Romeinse soldaten die de spijkers door zijn handen en voeten sloegen. Jezus werd niet verbitterd en haatdragend door het onrecht dat hij leed (1 Petr. 2:23). Wees net als Jezus bereid anderen te vergeven (Kol. 3:13). Soms bieden mensen, zelfs familieleden, ons tegenstand omdat ze onze overtuigingen en onze levenswijze niet begrijpen. Het kan zijn dat ze over ons liegen, ons in het bijzijn van anderen vernederen, onze lectuur verscheuren of zelfs met geweld dreigen. In plaats van haatdragend te worden kun je Jehovah vragen de ogen van onze tegenstanders te openen zodat ze de waarheid gaan zien (Matth. 5:44, 45). Soms kan het moeilijk zijn om te vergeven, vooral als je heel onrechtvaardig bent behandeld. Maar als je in je hart verbitterd en haatdragend blijft, doe je jezelf pijn (Ps. 37:8). Als je besluit te vergeven, kies je ervoor je niet door negatieve ervaringen te laten verbitteren (Ef. 4:31, 32). w21.04 8-9 ¶3-4

Om precies te zijn, zei Jezus hier in de bijbehorende context: Vader, vergeef hen, want ze weten niet wat ze doen.

Onwetendheid was/is het fundament voor Gods vergeving. De Romeinse soldaten hadden absoluut geen begrip van de Schrift en ze hadden dus ook geen basis om Jezus te aanvaarden als de Messias. Ondanks dat feit weten we ook dat een Romeinse legerofficier getuige was van de fenomenale aardbeving op het moment dat Jezus stierf. Nadat deze Romeinse officier dit had gezien, werd hij ertoe bewogen om openlijk de volgende woorden uit te spreken: ‘Dit was echt Gods Zoon!’. De Joden daarentegen waren wat dat betreft absoluut niet zo onwetend als de Romeinen. Massa’s Joden uit die tijd zagen hoogstpersoonlijk met hun eigen ogen de genezingen en de wonderen die Jezus verrichtte en zij hoorden hem ook met hun eigen oren spreken. Maar omdat ze onder invloed stonden van de Farizeeën en andere leden van het toenmalige joodse religieuze establishment, werden ze misleid en riepen ze zelfs openlijk op om Jezus ter dood te laten brengen. Hoewel enkele leden van de heersende klasse Jezus wel degelijk als de Messias erkenden, gaf Jezus aan dat de Farizeeën als groep veel meer schuld op zich droegen dan degenen over wie ze regeerden. Daarom stelde Jezus hen ook de volgende vraag: Hoe zullen jullie aan het oordeel van Gehenna ontsnappen?

Jezus is nog precies dezelfde persoon als die hij gisteren ook was, of als vandaag of wanneer dan ook. De goddelijke oordelen uit het verleden vormen een wettelijk precedent voor de toekomst. In de brief van Jakobus staat een belangrijk principe opgetekend: Leraren zullen veel strenger worden geoordeeld. En dat principe geldt des te meer voor de leraren van de leraren, namelijk degenen die zichzelf de getrouwe en beleidvolle slaafklasse noemen. Jezus gaf aan dat niet een ieder van hen getrouw en beleidvol zal worden bevonden, althans dat is het oordeel dat zal worden uitgesproken zodra de Meester onverwachts bij zijn huisgezin arriveert om deze aan een grondige inspectie te onderwerpen. Hoewel we nu al weten dat er slaven ongehoorzaam zullen worden bevonden met betrekking tot het uitvoeren van de wil van hun Meester, zal hun eigen oordeel worden gebaseerd op de vraag of ze simpelweg onwetend waren, óf dat ze opzettelijk de goddelijke autoriteit van de Meester hebben genegeerd. Ter onderbouwing verklaarde Jezus ook nog het volgende: Maar stel dat die slaaf bij zichzelf zegt: “Mijn meester komt voorlopig niet”, en hij begint de andere bedienden te slaan, gaat eten en drinken en wordt dronken. Dan komt de meester van die slaaf op een dag waarop hij hem niet verwacht en op een uur dat hij niet weet, en hij zal hem heel zwaar straffen en hem hetzelfde lot laten ondergaan als degenen die ontrouw zijn. Dan zal de slaaf die de wil van zijn meester heeft begrepen, maar geen voorbereidingen heeft getroffen of niet heeft gedaan wat de meester vroeg, veel slagen krijgen. Maar degene die de wil niet heeft begrepen en dingen heeft gedaan die slagen verdienen, zal weinig slagen krijgen. Als er veel aan iemand wordt gegeven, zal er veel van hem worden geëist, en als er veel aan iemand wordt toevertrouwd, zal er meer dan gebruikelijk van hem worden geëist. (Lukas 12:45-48)

Veel slagen krijgen heeft niet tot gevolg dat de dwalende slaaf zijn leven betert en zichzelf verootmoedigt. In de kortere versie van deze illustratie over de getrouwe en de slechte slaven, gaf Jezus in het 24ste hoofdstuk van Mattheüs aan: en hij zal hem heel zwaar straffen en hem hetzelfde lot laten ondergaan als de huichelaars. Daar zal hij jammeren en knarsetanden. (Mattheüs 24:51)

Jezus veroordeelde de Farizeeën als zijnde huichelaars en hij noemde hen tevens ‘addergebroed’. Dus de slaaf die was aangesteld om zijn medeslaven hun voedsel te geven op de juiste tijd, maar die tegelijkertijd ook gewillig omgang heeft met de dronkaards van deze wereld, zal dus ook hetzelfde oordeel te wachten staan als de huichelachtige nakomelingen van adders. Jammeren en knarsetanden houdt daarnaast in dat ze zich op dat moment zonder enige twijfel zullen beseffen dat ze onder een goddelijke veroordeling zijn gekomen en dat ze zich tevens heel goed bewust zullen zijn van het duistere lot dat hen te wachten zal staan.

En wat betreft de onwetende slaaf die slechts enkele corrigerende stokslagen zal ontvangen, richt de profetie van Zacharia zich tot hem. Het is geen geheim dat het Besturende Lichaam over zichzelf beweert dat ze Jehovah’s aardse mondstuk zijn. Het Wachttorengenootschap definieert zichzelf als het enige aardse kanaal waardoor de waarheid stroomt. Ze beschouwen zichzelf als profeten, in die zin dat enkel en alleen zij in staat zouden zijn om de bijbelse profetieën te kunnen ontcijferen en ook dat alleen zij in staat zouden zijn om Jehovah’s oordelen uit te kunnen vaardigen.

Zoals alle Jehovah’s Getuigen evenals miljoenen andere mensen weten, heeft het Wachttorengenootschap zijn hele reputatie gevestigd op het jaar 1914 als zijnde het onbetwistbare jaar waarin Christus als Koning zou zijn begonnen met regeren toen in dat jaar volgens het Wachttorengenootschap zijn parousia (Tweede Komst) zou zijn begonnen. Vrijwel elke profetie is op de een of andere manier door het genootschap verbonden aan 1914. Wat de toekomst betreft, hoeven we volgens het Wachttorengenootschap dan ook alleen nog maar te wachten op het moment waarop de verdrukking begint en het moment waarop de wereldwijde valse religie wordt vernietigd, en vanaf dat moment is het een kwestie van hand in hand het paradijs binnenwandelen.

De ontnuchterende realiteit wijst echter iets heel anders uit: Christus keerde helemaal niet terug in het jaar 1914. Ook bestaat er niet zoiets als een “onzichtbare openbaring” of “onzichtbare tegenwoordigheid” van Christus. De gevreesde ruiters van de Apocalyps zijn nog helemaal niet begonnen aan hun dodelijke veldtocht, enz. enz. de profetische fouten en inconsistenties van het Wachttorengenootschap blijven zich maar opstapelen. In de Schrift wordt het volgende verklaard over de “profeten”. In Zacharia 13:4-6 lezen we: Op die dag zal elke profeet zich schamen voor zijn visioen als hij profeteert. Ze zullen niet het haren ambtsgewaad dragen om te bedriegen. Hij zal zeggen: “Ik ben geen profeet. Ik ben een landbouwer, want een man heeft me gekocht toen ik jong was.” En als iemand hem vraagt: “Wat voor wonden heb je daar tussen je schouders?”, zal hij antwoorden: “Die wonden heb ik opgelopen in het huis van mijn vrienden.”’

“Op die dag” betreft een verwijzing naar de dag van Jehovah, ook wel bekend als de dag des Heren en “de dag van Christus Jezus”. De onverwachte diefachtige komst van Jezus zal alles in een stroomversnelling laten raken. De witgekalkte 1914-muur van het Wachttorengenootschap zal dan op gewelddadige wijze instorten. De voorzegde wonden tussen zijn schouders verwijzen kennelijk naar de figuurlijke stokslagen op zijn rug die zullen zijn uitgedeeld door de Meester van het huis, Christus. Het zal op dat moment duidelijk zijn dat er een goddelijke bestraffing zal zijn toegediend. “Het huis van mijn vrienden” betreft het huis waarover de slaaf op een eerder moment nog was aangesteld, waarbij hij de taak had gekregen om de bedienden op de juiste tijd te voorzien van (geestelijk) voedsel. Dit huis staat ook wel bekend als Bethel, het huis van God. Verwijzen Jehovah’s Getuigen dan niet naar deze broederschap als “de vrienden“? Nadat hij zichzelf op onverstandige wijze heeft verheven tot een god, zal de slechte slaaf op dat moment de ultieme prijs moeten gaan betalen voor al zijn godslasteringen. De onwetende en dwalende slaaf die zich heeft laten meeslepen door de schertsvertoning van de bewust ongehoorzame slaaf, zal zichzelf op dat moment diep gaan schamen en hij zal dan gaan beweren dat hij “slechts” een nederige dienaar is, een bescheiden landbouwer, een nederige verkondiger, maar zeker geen profeet.

Aan de andere kant is het ook zo dat wanneer we kijken naar Jehovah’s oordeel tegen het oude Jeruzalem, wat ongetwijfeld een patroon vormt voor wat er nog komen gaat, dan zullen ze op dat moment ook moeten weten dat er een profeet bij hen was. (Ezechiël 33:33)