Stelt u zich eens voor dat u voor een routinecontrole naar een arts gaat voor het afnemen van een aantal onderzoeken waarbij er ook nog wat laboratoriumwerk wordt verricht. De arts bekijkt aandachtig al uw onderzoeksresultaten en vertelt u dat u een aantal ernstige gezondheidsproblemen heeft, zoals een hoog cholesterolgehalte en ook dat uw bloedsuikerspiegel abnormaal is. U bent blij dat u van tevoren op de hoogte bent gesteld van deze potentieel schadelijke problemen, zodat u er tijdig wat aan kunt doen voordat er daadwerkelijk een onomkeerbare gezondheidscrisis ontstaat.
God is net als die arts. Hij onderzoekt ons. We vragen hem zelfs om ons na te kijken en om ons te laten weten of we specifieke problemen hebben waarvan we ons wellicht niet bewust zijn. Zaken die problemen zouden kunnen veroorzaken of ons zelfs zouden kunnen diskwalificeren om in aanmerking te komen voor het ontvangen van eeuwig leven.
“Spreek recht over mij, Jehovah, want ik heb in oprechtheid gewandeld. Op Jehovah heb ik vertrouwd zonder te wankelen. Onderzoek mij, Jehovah, en stel me op de proef. Zuiver mijn hart en mijn diepste gedachten.” (Psalm 26:1-2)
David wist uit persoonlijke ervaring dat het koesteren van wellustige verlangens kon leiden tot rampspoed. Zijn diepste gedachten en de verlangens van zijn hart moesten worden gezuiverd. Sterker nog: feitelijk slaagde hij niet voor zijn integriteitsonderzoek. Maar Jehovah vergaf hem omdat hij oprecht berouw toonde. Natuurlijk beschermde Jehovah hem niet tegen de bittere gevolgen van zijn zonde. Salomo daarentegen, met wie Jehovah bij twee gelegenheden sprak en die daarnaast ook nog het voorrecht kreeg om een gedeelte van de bijbel te mogen schrijven, weigerde uiteindelijk om naar God te luisteren en werd zelfs een afvallige.
Het is opmerkelijk dat de zonden van David deel uitmaken van het bijbelse verslag. Hetzelfde geldt ook voor de apostel Paulus toen hij nog bekend stond als Saulus. Paulus beschouwde zichzelf als een zondaar van de ergste soort omdat hij destijds heel ijverig was in het vervolgen van christenen, waarbij hij hen zelfs ter dood liet brengen. Zelfs in zijn ongelovige toestand openbaarde Jezus zich aan Saulus.
Saulus/Paulus was feitelijk ook de enige mens die Jezus nog heeft gezien nadat hij was opgestegen naar de hemel. Zowel David als Paulus hadden bloedschuld in de ogen van God. Toch toonde God genade jegens hen omdat zij gehoor gaven aan de hemelse berisping.
De les die we hieruit kunnen leren is dat we op Gods liefde en vergeving kunnen vertrouwen als we oprecht berouw tonen, zoals David verder nog verklaarde: “Want ik houd uw loyale liefde altijd voor ogen en ik wandel in uw waarheid.“ (Psalmen 26:3)
Deze les is vooral relevant voor het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen evenals hun „helpers”. Het is evident dat het leiderschap van Jehovah’s Getuigen een verschrikkelijke zonde tegen God heeft begaan door te beweren dat Jehovah degene zou zijn geweest die de dodelijke vaccins als een voorziening heeft gegeven aan zijn eigen volk. Het is niet bekend hoeveel Jehovah’s Getuigen hierdoor om het leven zijn gekomen of ernstig gewond zijn geraakt. Het betreft namelijk een voortdurende ramp waarvan alle consequenties nog niet bekend zijn. Indien er ook maar één van Gods schapen verloren gaat als gevolg van het opvolgen van de instructies van de herders, dan zal er daarmee ook automatisch sprake zijn van bloedschuld in de ogen van God. Jammer, maar helaas voor hen gaat het inmiddels om heel wat meer dan slechts één enkel persoon. Het Besturende Lichaam heeft zichzelf schuldig gemaakt aan bloedschuld en zij zullen zich op een gegeven moment dan ook berouwvol tot God moeten richten om Hem vervolgens te gaan smeken om vergeving.
Als instituut heeft het Besturende Lichaam zichzelf nog nooit verontschuldigd en hebben ze nog nooit hun excuses aangeboden voor iets. Ze hebben nog nooit verantwoordelijkheid genomen voor het kwaad dat ze hebben aangericht. Het is daarom dus ook niet waarschijnlijk dat ze dat ooit nog zullen gaan doen. Als individuen zouden ze zichzelf echter wél kunnen bekeren door berouw te tonen. En net zoals bij David en Saulus zouden ze ook daarmee Jehovah’s vergeving kunnen ontvangen en zouden ze vervolgens zelfs de hemelse beloning kunnen ontvangen. Echter dienen ze daarvoor wel éérst berouw te tonen.
Aangezien de Wachttoren-organisatie overbodig zal worden en steeds meer onder de controle zal komen te staan van Satans ‘mens der wetteloosheid’, zullen degenen die God willen behagen uiteindelijk uit deze organisatie moeten stappen en zullen ze daarmee de organisatie moeten overleveren aan de Duivel. David impliceerde precies dit punt toen hij het volgende zei: “Ik ga niet om met bedriegers, huichelaars ga ik uit de weg. Ik haat het gezelschap van boosdoeners, met slechte mensen wil ik niet omgaan.” (Psalm 26:4-5)
Zoals het er nu naar uitziet, heeft het Wachttorengenootschap een grote misleiding gepromoot welke in stand werd gehouden door bedrieglijke mannen – bewerend dat Christus al zou zijn gekomen, dat de laatste dagen al in het jaar 1914 zouden zijn begonnen, en dat de zuivere aanbidding op dit moment al zou zijn hersteld, evenals nog vele soortgelijke leugens. Wat zal er dan echter gaan gebeuren zodra het duidelijk wordt dat 1914 één grote hoax oftewel onzinverhaal was? Ik verwacht dat het Wachttorengenootschap hun hakken op dat moment nog verder in het zand zal gaan zetten en dat ze daarmee een regelrechte antichrist wordt, waarbij ze zelfs zullen gaan claimen dat Christus zich in de binnenkamers van Warwick bevindt.
Er bevindt zich een getrouwe slaaf evenals een slechte slaaf binnen het huisgezin die zij aan zij werken terwijl ze aan het genieten zijn van hun veronderstelde waardevolle organisatorische eenheid. Zodra de Meester van het huis als een dief in de nacht zal arriveren, zal er een scheiding worden aangebracht waarbij degenen die door Jezus als getrouw zullen worden beoordeeld hun aanbidding zullen mogen voortzetten in een nieuwe organisatie, namelijk het Koninkrijk van God. De mens der wetteloosheid en zijn kliek zitten momenteel nog steeds in de geestelijke tempel van God, terwijl zij zichzelf voor de buitenwereld hebben vermomd als apostelen van Christus. De manifestatie van Christus zal erin resulteren dat deze mens der wetteloosheid teniet zal worden gedaan zodat vanaf dat moment de zuivere aanbidding pas echt zal worden hersteld. David vervolgt: “Ik was mijn handen in onschuld en ga rond uw altaar, Jehovah, om luid dank te zeggen en te vertellen over al uw wonderen. Jehovah, ik houd van het huis waar u woont, de plaats waar uw glorie verblijft.” (Psalmen 26:6-8)
Jehovah’s heerlijkheid moet nog steeds worden geopenbaard. Jehovah’s heerlijkheid zal worden geopenbaard in Christus, zodra hij zal arriveren in de heerlijkheid van zijn Vader. Net zoals Saulus de verheerlijkte Heer met zijn eigen ogen zag, zo zullen ook de uitverkorenen Jezus gaan zien. Sterker nog: Jezus zal dan feitelijk naast hen komen en hen bedienen. De uitverkorenen zullen vanaf dan zo helder als de zon gaan schijnen binnen de gemeente van Christus. De goddelozen zullen dan net zoals onkruid zijn verwijderd dat samengebundeld zal zijn en zal worden opgestapeld voor de deur van de brandende oven, waar ze zullen huilen en knarsetanden in de wetenschap dat hun ondergang hen te wachten zal staan.
“Maar ik zal in oprechtheid wandelen. Bevrijd mij en toon mij gunst. Mijn voet staat op effen grond, in de grote gemeente zegen ik Jehovah.” (Psalmen 26:11-12)
Leave A Comment