De Hebreeuwse Geschriften hebben niet veel te zeggen over Satan, maar Jezus daarentegen wel. Het was passend dat het beloofde „zaad” van de vrouw licht zou gaan werpen op de mysterieuze, sprekende slang van Eden. De vijandschap waarover Jehovah in de hof van Eden sprak, barstte pas echt los op het wereldtoneel vanaf het moment waarop Jezus werd gedoopt. Onmiddellijk nadat hij door God was gezalfd, leidde de heilige geest Jezus richting de wildernis zodat Jezus door Satan kon worden verzocht.

Toen Jezus vervolgens weer naar Galilea terugkeerde, woonde hij in een synagoge een bijeenkomst bij en hij onderwees daar zijn naaste-Joden. Vervolgens werd hij daar geconfronteerd met een door demonen bezeten man die het volgende tegen Jezus zei: Wat hebben we met jou te maken, Jezus de Nazarener? Ben je gekomen om ons te vernietigen? Ik weet precies wie je bent: de Heilige van God! (Markus 1:24)

In de wildernis deed de duivel net alsof hij niet wist wie Jezus precies was en hij probeerde hem tot tweemaal toe te verleiden om te bewijzen dat hij de zoon was, door een beroep te doen op zijn ego, zeggende: “Als je een zoon van God bent…” Echter probeerden de demonen blijkbaar een andere tactiek toe te passen door Jezus te confronteren met een uiting van agressie en intimidatie. De vijandschap kwam toen volledig tot uiting, midden in de toenmalige Joodse Koninkrijkszaal!

Nadat het apostolische tijdperk tot een einde kwam bekoelde deze vijandschap om de doodeenvoudige reden dat er vanaf dat moment geen zonen van het Koninkrijk meer waren — of in ieder geval maar heel weinig. In de loop van ongeveer 1500 jaar verstevigde Satan zijn greep op het ‘christendom’. Iedereen die het desondanks toch waagde om de kerk te durven trotseren, werd zonder pardon vervolgd of zelfs vermoord. Zelfs de Bijbel was in die periode nauwelijks tot niet beschikbaar voor de mensen omdat de bijbel werd bewaard in een uitstervende taal.

Echter bewoog Gods geest vanaf een bepaald moment enkele individuen en geschoolde mannen binnen de intellectuele klasse die vervolgens de bijbel begonnen te vertalen in

William Tyndale

de gangbare talen van de Europeanen. Tegen het einde van de 14de eeuw werd de eerste volledige Engelse vertaling van de Bijbel door John Wycliffe geproduceerd. Meer dan een eeuw later produceerde William Tyndale ook een Engelse vertaling van de Heilige Schrift waarin de persoonlijke naam van God werd weergegeven als “Iehouah”. Tegen het jaar 1530, toen de vertaling van Tyndale voltooid was, kwam de drukpers beschikbaar en na verloop van tijd begon men ook op massale schaal bijbels te produceren.

Uiteindelijk gaf de koning van Engeland ook zijn toestemming voor een vertaling en de naam van God verscheen in deze uitgave zonder enige twijfel als gevolg van goddelijke vooruitziendheid in maar liefst vier passages als “Jehovah” – een weergave die in de Engelse taal toepasselijker is dan Jahweh. Hoewel bleek dat de naam Jehovah in latere herzieningen van de geautoriseerde King James Versie helemaal werd verwijderd, was het alsnog te laat. De geest was toen al uit de fles, zoals het gezegde luidt. De waarheid had al wortel geschoten. Tegenwoordig roepen miljoenen mensen de naam van Jehovah aan, net zoals Jezus dit deed.

Door middel van de voortdurende wereldwijde predikingscampagne van Jehovah’s Getuigen is de naam van God inmiddels al in honderden verschillende talen vertaald, waardoor gelovige mensen in staat werden gesteld om de naam van God aan te kunnen roepen in hun eigen taal.

Daarnaast heeft het wereldwijde verkondigingswerk van Jehovah’s Getuigen een tweeledig doel gediend. In de eerste plaats heeft het Wachttorengenootschap gediend als een verzamelplaats voor degenen die tot het Koninkrijk zijn geroepen, en ten tweede heeft het de bijbelse hoop gevestigd om het einde van deze wereld te kunnen overleven.

Maar buiten het medeweten om van degenen die tot dusver als slaven van Christus hebben gediend, is het Gods bedoeling geweest om een bedrieglijke invloed uit te laten gaan die afkomstig is van dezelfde bron. De apostel Paulus noemde het een werk van Satan, vergezeld van allerlei krachtige werken en onrechtvaardig bedrog. Denk bijvoorbeeld aan de 1914-doctrine!

Het toneel is nu gereedgemaakt voor de grote finale – voor het begin van de wereldomvattende tijd van ellende. Een tijd van nood voor de gehele mensheid welke nog nooit eerder heeft plaatsgevonden en welke daarna ook nooit meer zal plaatsvinden.

“Mag Jehovah je antwoorden in moeilijke tijd. Mag de naam van Jakobs God je beschermen. Mag hij je hulp sturen uit de heilige plaats en je steunen vanuit Sion.” (Psalm 20:1-2)

Wat is de naam van de God van Jakob? Jehovah’s Getuigen kennen het antwoord op deze vraag als geen ander. Satans sluwe plan om Gods naam uit de Bijbel weg te wissen en Jehovah God te laten vervangen door Jezus, heeft wellicht de overgrote meerderheid van de mensen die beweren christenen te zijn, misleid, echter is de duivel er tegelijkertijd absoluut niet in geslaagd om Gods naam te verwijderen uit de harten en van de tongen van een aantal getrouwe gelovigen.

Jehovah heeft Zichzelf In deze moderne tijd expres op de achtergrond gehouden. Die situatie zal absoluut zeker gaan veranderen zodra de dag van benauwdheid over deze wereld komt – ook wel bekend als de dag van Jehovah. Denk dan ook eens terug aan de wedstrijd die Elia destijds organiseerde toen de profeten van Baäl hun god aanriepen en vuur probeerden te toveren om zo hun brandoffer te verteren. Er kwam geen antwoord. Vervolgens riep Elia de naam van Jehovah aan en een vuurbal viel uit de hemel net als een soort nucleaire explosie.

Dan was er ook nog Mozes, die herhaaldelijk de naam van Jehovah aanriep om de 10 plagen te veroorzaken en om de wateren van de Rode Zee te splitsen. Het is dan ook heel interessant om op te merken dat er in het boek Openbaring wordt gezinspeeld op Mozes en Elia als zijnde de twee getuigen. (Een onderdeel van de bedrieglijke invloed waaronder Jehovah’s Getuigen momenteel opereren, betreft het onzinnige idee dat deze twee getuigen al in het jaar 1918 op het aardse toneel zouden zijn verschenen.)

Momenteel leiden we nog steeds een relatief zorgeloos leven. Echter zien we ook dat steeds meer mensen zich erg ongemakkelijk beginnen te voelen ten aanzien van een naderende oorlog en zelfs het opkomende tij van een burgeroorlog, voedseltekorten en de onzekerheid met betrekking tot essentiële zaken die de natiën binnen de ontwikkelde beschaving tot voorkort nog beschouwden als vanzelfsprekend; namelijk de energie om onze huizen te verwarmen en om onze machines en industrieën van stroom te voorzien. Achter alle chaos, alsof deze uit een dikke sluier van mist tevoorschijn komt, bevindt zich het beest der tirannie dat alles op zijn pad dreigt te vernietigen dat essentieel wordt geacht voor het voortbestaan van de beschaving. Zodra de nood en de ellende de wereld volledig heeft omhuld, zullen de heiligen de naam van Jehovah aanroepen. En Hij zal dan gehoor geven aan hun hulpgeroep.

Wij zullen juichen over je overwinningen, wij zullen onze vaandels heffen in de naam van onze God. Mag Jehovah je alles geven waar je om vraagt. Nu weet ik zeker dat Jehovah zijn gezalfde redt. Hij antwoordt hem vanuit zijn heilige hemel met grote reddingsdaden door zijn rechterhand. (Psalm 20:5-6)

In tegenstelling tot het vurige geloof van de Jehovah’s Getuigen, zal het Wachttorengenootschap niet degene blijken te zijn die Jehovah’s menigte naar het paradijs zal gaan leiden. De parousia-misleiding van het Wachttorengenootschap zal volkomen worden verbrijzeld, precies zoals dit in de bijbelse profetie wordt afgebeeld als zijnde een hoog opgetrokken, witgekalkte muur die zal worden omvergeworpen als door een hevige stortregen of stormwind.

Wanneer het moment zal aanbreken waarop het Wachttorengenootschap in ongenade is gevallen en in diskrediet zal zijn gebracht en de kudde verstrooid zal zijn geraakt, zal vanaf dat moment enkel en alleen Jehovah degene zijn die wordt verheven. Er moet dus eerst een grote vernedering gaan plaatsvinden voor degenen die er op dit moment nog trots over opscheppen dat ze de zuivere aanbidding op dit moment al zouden hebben hersteld.

God zal pas redding gaan verschaffen zodra het moment aanbreekt waarop het lijkt alsof alles verloren is. Daarom besluit Davids Psalm ook door middel van de volgende woorden: Sommigen vertrouwen op strijdwagens, anderen op paarden, maar wij op de naam van Jehovah, onze God. Zij zijn bezweken en gevallen, maar wij zijn opgestaan en hersteld. O Jehovah, red de koning! Hij zal ons antwoorden op de dag dat we om hulp roepen. (Psalm 20:7-9)