Opmerking van de Nederlandse vertaler: Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op 3 oktober 2017. Het artikel bevat het commentaar op de dagtekst van die datum.
Extra opmerking: Een zuster wees mij er zojuist op dat de wat oudere onderstaande dagtekst nog wel terug te vinden was in de archieven van jw.org. Ik heb daarop direct de door mij uit het Engels vertaalde dagtekst vervangen door de originele Nederlandstalige dagtekst. Ik wil bij dezen deze zuster bedanken voor haar oplettendheid en voor het feit dat zij de moeite heeft genomen om mij hierop te wijzen.
Mvg, Paul Hettinga
Dagtekst dinsdag 3 oktober 2017
Saul sprak er met zijn zoon Jonathan en met al zijn dienaren over, David ter dood te brengen. — 1 Sam. 19:1.
Omdat Saul vastbesloten was David te vermoorden, had Jonathan te maken met een loyaliteitsconflict. Hij had een verbond gesloten met David, maar was ook onderworpen aan zijn vader. Jonathan wist dat David Gods steun had, niet Saul. Daarom plaatste hij loyaliteit aan David boven loyaliteit aan zijn vader. Hij waarschuwde David dat hij zich moest verbergen en deed een goed woordje voor hem bij Saul (1 Sam. 19:1-6). Als we niet voorzichtig zijn, kan loyaliteit aan een land, school of sportteam uiteindelijk onze loyaliteit aan God verstikken. Henry, bijvoorbeeld, schaakt graag. Hij zat in het schaakteam van zijn school, dat gewoonlijk het kampioenschap won. Maar hij geeft toe: ‘Geleidelijk begon loyaliteit aan mijn school belangrijker voor me te worden dan mijn loyaliteit aan God. Schaakwedstrijden in het weekend verdrongen mijn dienst voor Jehovah. Daarom besloot ik uit het schaakteam te stappen’ (Matth. 6:33). w16.02 3:10, 12
Jehovah’s Getuigen zullen binnenkort worden geconfronteerd met het meest extreme loyaliteitsconflict dat u zich maar zou kunnen voorstellen. Het zal iets zijn dat vele malen verder gaat dan voor de keuze te worden gesteld om te moeten kiezen tussen deelname aan het schoolschaakteam of deelname aan de openbare bediening op de zaterdagochtend. Op een bepaald moment in de niet al te verre toekomst zal iedereen een keuze moeten gaan maken tussen hun loyaliteit aan Jezus Christus of hun loyaliteit aan de aftakelende Wachttoren-organisatie.
De Joodse christenen uit de eerste eeuw kregen te maken met een soortgelijke beproeving. Dat is ook de reden geweest waarom de apostel Paulus zijn brief aan de Hebreeën richtte — namelijk om hen voor te bereiden zodat zij de toen aankomende beproeving met succes konden doorstaan. In zijn brief beklemtoonde de apostel de positie die Jezus in Gods regeling inneemt — waarbij Jezus werd aangesteld over het huis van Jehovah. Paulus verklaarde in zijn brief tot in detail hoe Christus de realiteit is geworden die de Wet voorheen enkel voorafschaduwde. Christus is zelfs de hogepriester geworden, ook al was hij niet van Levitische afkomst. De Joden zouden wellicht kunnen hebben beredeneerd hoe dat dan überhaupt mogelijk kon zijn? – Dit kwam omdat, zoals er in Hebreeën hoofdstuk 4-7 tot in detail wordt uitgelegd, Christus een priester werd volgens de wijze van Melchizedek. En de koning/priester Melchizedek was een tijdgenoot van Abraham — zelfs al voordat Jehovah een verbond met Abraham had gesloten waarbij Abraham de stamvader van het messiaanse zaad zou gaan worden, wat vervolgens weer betekent dat priester zijn volgens de wijze van Melchizedek niet afhankelijk is van iemands afkomst — maar juist van Gods roeping. Op deze manier is Christus dus wettelijk gekwalificeerd om zowel koning als hogepriester te zijn, wat overigens niet legaal was onder het Mozaïsche systeem.
Het punt dat Paulus probeerde over te brengen aan de Hebreeuwse christenen, van wie velen dof waren geworden in hun gehoor en hun geestelijke begrip, is dat het Joodse systeem Gods beoogde doel had vervuld en op het punt stond om volledig te worden afgeschaft. De reden waarom Paulus zich genoodzaakt voelde om dit bij de Hebreeën in te prenten, is omdat velen van hen nog gebonden waren aan de Joodse tradities, zoals de viering van de sabbat en verschillende andere feesten. Ongetwijfeld maakten enkele Joodse christenen, verspreid over het Romeinse gebied, hun pelgrimstochten naar Jeruzalem nog steeds in overeenstemming met de Wet.
Zelfs de apostel Paulus bracht, op aanraden van de apostelen, bij een bepaalde gelegenheid offers in de tempel om het hardnekkige gerucht de kop in te drukken dat hij een soort afvallige leer van Mozes zou prediken. We zouden daarom dus ook niet zomaar moeten veronderstellen dat de Joden uit de eerste eeuw, die christenen werden, zichzelf zomaar van het ene op het andere moment afscheidden van het Judaïsme. Het was voor deze Joden uit de eerste eeuw dan ook absoluut een hele zware opgave. We weten dat dit ook echt daadwerkelijk het geval was, aangezien we ook weten dat de apostel Paulus destijds een bittere strijd moest voeren tegen de fanatieke Judaïsten die eropuit waren om ervoor te zorgen dat alle niet-Joodse gelovigen zichzelf volgens hen alsnog moesten laten besnijden.
Maar volgens Jezus vormde Jeruzalem het centrale punt voor een dreigende verwoesting die anders zou zijn dan alles wat ooit eerder heeft plaatsgevonden of ooit weer zal plaatsvinden. Dus toen Paulus rond 60 G.T. zijn brief aan de Hebreeën schreef, bereidde hij hen voor om zichzelf af te scheiden van de heilige stad en de tempel; namelijk van datgene wat de Joden destijds beschouwden als de zichtbare organisatie van Jehovah, waaraan, zoals Paulus ook terecht opmerkte, de heilige geschriften van God waren toevertrouwd. Daarom gaf Paulus in het slothoofdstuk van zijn brief aan de Hebreeën de volgende vermaning: “Daarom heeft ook Jezus buiten de stadspoort geleden om met zijn eigen bloed het volk te heiligen. Laten we dus naar hem toe gaan buiten het kamp en de schande dragen die hij heeft gedragen. We hebben hier toch geen blijvende stad en zien juist verlangend uit naar de toekomstige stad.” (Hebreeën 13:12-14)
Ook de Jehovah’s Getuigen zullen net als de toenmalige Joden met een soortgelijke geloofsbeproeving worden geconfronteerd. Dat komt omdat we het einde naderen van een systeem oftewel een tijdperk. En nee… natuurlijk hebben we het hier dan niet over het Joodse geloofsstelsel, maar over het christelijke stelsel — het hele samenstel van dingen, ook wel bekend als het christelijke tijdperk. Tot nu toe heeft de Bijbel altijd gediend als onze gids en leermeester. En de afgelopen decennia heeft er een christelijke gemeente bestaan welke is gemodelleerd naar de oorspronkelijke christelijke gemeente uit de eerste eeuw. Een christelijke gemeente die wordt gehoed door plaatselijke ouderlingen en een centraal besturend lichaam die allen zijn toegewijd aan de prediking en het onderwijzen van gehoorzaamheid aan het gebod van Christus.
Maar net zoals het geval was bij het oude Joodse geloofssysteem, zo is ook de christelijke regeling slechts van tijdelijke aard. Het betreft namelijk een middel om een bepaald doel te bereiken. En net zoals het geval was bij het oude Joodse geloofssysteem, zo zal ook het huidige christelijke geloofssysteem op een bepaald moment achterhaald raken waarna dit systeem tijdens de grote verdrukking op gewelddadige wijze zal gaan verdwijnen. Voorafgaand aan die verschrikkelijke verwoesting zullen christenen worden gedwongen om te vluchten uit het moderne ‘Jeruzalem’. Dit is de manier hoe Jezus Christus het zelf verwoordde: “Wanneer jullie daarom het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt, waarover de profeet Daniël sprak, in een heilige plaats zien staan (lezer, gebruik inzicht), dan moeten degenen die in Judea zijn naar de bergen vluchten. Wie op het dak is, moet niet naar beneden gaan om spullen uit zijn huis te halen, en wie op het veld is, moet niet teruggaan om zijn bovenkleed op te halen. Wee de vrouwen die in die tijd zwanger zijn of een kind aan de borst hebben! Blijf bidden dat jullie niet in de winter of op de sabbat hoeven te vluchten. Want er zal dan een grote verdrukking zijn zoals er vanaf het begin van de wereld tot nu toe niet is voorgekomen en ook nooit meer zal voorkomen. Als die tijd niet zou worden verkort, zou niemand worden gered. Maar ter wille van de uitverkorenen zal die tijd worden verkort.” (Mattheüs 24:15-22)
In het geval van de Joden die destijds in Jeruzalem en Judea woonden, was het voor hen noodzakelijk om het gebied ook echt daadwerkelijk fysiek te verlaten. Dat had voor hen dan ook een probleem kunnen vormen indien ze op de sabbat zouden moeten vluchten, aangezien de Joodse wet het reizen tijdens de sabbat verbiedt. Indien ze dit toch deden konden ze worden gearresteerd en konden ze zelfs worden gestenigd. Echter zouden we niet moeten veronderstellen dat de moderne vervulling van deze profetie zal inhouden dat we weg zouden moeten vluchten van een bepaalde fysieke locatie. Jezus zei tenslotte dat de verdrukking over de gehele bewoonde aarde komt. Waar dacht u dan heen te gaan vluchten?
We weten dat de christenen uit de eerste eeuw moesten worden gedwongen om gevolg te geven aan de berisping van Christus door zichzelf buiten ‘het kamp’ te moeten verplaatsen — dat wil zeggen, door publiekelijk bekend te maken dat ze afstand zouden nemen van de oude Joodse religie en de bijbehorende manier van leven. Zo zal ook in de nabije toekomst de verschijning van het walgelijke ding in een heilige plaats gaan resulteren in een soortgelijke loyaliteitsbeproeving voor de Jehovah’s Getuigen— waarbij het hedendaagse “kamp” het equivalent betekent van de organisatie.
Toen Jezus zijn volgelingen de goede raad gaf om de profetie van Daniël te raadplegen met betrekking tot de komst van het walgelijke ding, zo zullen de Jehovah’s Getuigen waarschijnlijk aannemen dat Jezus ons wees op het 11de hoofdstuk van Daniël, waar de koningen van het noorden en het zuiden naar verluidt het walgelijke ding zullen oprichten dat het heiligdom en de vesting zal ontheiligen en dat zal resulteren in de verwijdering van het vaste kenmerk.
Het Wachttorengenootschap schrijft de ontheiliging van Gods heiligdom door de koning van het noorden echter toe aan Hitler en de nazi’s. Hoewel het 8ste hoofdstuk van Daniël dezelfde gebeurtenis beschrijft, beweert het Wachttorengenootschap op tegenstrijdige wijze dat het Britse Rijk deze profetie zou hebben vervuld tijdens de Tweede Wereldoorlog. En uiteraard zien we hier dus ook heel duidelijk dat geen van deze beide interpretaties van het Wachttorengenootschap overeenkomt met de profetie van Jezus ten aanzien van het walgelijke ding dat verwoesting zal veroorzaken tijdens de verdrukking, waarvan het Wachttorengenootschap beweert dat dit verband houdt met de vernietiging van Babylon de Grote. (Zie ook het Engelstalige artikel: “Jehovah’s Getuigen en de heilige plaats”.
Het moge dan ook duidelijk zijn dat net zoals veel van de Hebreeërs destijds waren afgestompt met betrekking tot hun onderscheidingsvermogen, dat ditzelfde ook absoluut geldt voor de hedendaagse Jehovah’s Getuigen.
De harde waarheid in deze kwestie is dat de tijd van het einde op dit moment nog steeds niet is begonnen. Het einde van het christelijke tijdperk betreft namelijk datgene wat in de profetie wordt voorgesteld als de verwijdering van het ‘vaste kenmerk’. Het betekent niets minder dan het einde van de periode van prediking evenals het einde van de periode van onderwijzen. Inderdaad, zelfs aan de periode van hemelse roeping zal dan abrupt een einde komen. De aardse organisatie zal op dat moment haar doel hebben gediend. Ook de Bijbel zal vanaf dat moment zijn doel hebben gediend. Daarom wordt het ook wel de tijd van het einde genoemd. Daarom verklaarde de engel ook het volgende aan Daniël: “Ik zal je vertellen wat er aan het einde van de veroordeling zal gebeuren, want het is bestemd voor de vastgestelde tijd van het einde.” (Daniël 8:19)
Het einde van het christelijke tijdperk is dan ook een hele goede zaak. Het markeert namelijk het begin van de regering van Jezus Christus. En nee…we hebben het hier dan ook niet over een soort nep (1914) Koninkrijksregering die het Wachttorengenootschap propageert, maar we hebben het hier dan over de daadwerkelijke authentieke Koninkrijksregering! Daarom zal de Bijbel zelf vanaf dat moment ook achterhaald worden, omdat de dan regerende Christus vanaf dat moment namelijk de Wonderbare Raadgever zal worden. Vanaf dat moment zullen er ook nieuwe dingen worden geopenbaard —met inbegrip van de openbaring van de dan verzegelde zonen van God.
Jesaja spreekt over de ineenstorting van de Wachttoren en over het nieuwe licht dat zal komen. Hij zegt hierover het volgende: “Op elke hoge berg en op elke hoge heuvel zullen beken en stromen zijn, op de dag van de grote slachting, wanneer de torens vallen. Het licht van de vollemaan zal als het licht van de zon worden. En het licht van de zon zal zeven keer zo sterk worden, als het licht van zeven dagen, op de dag dat Jehovah de breuk van zijn volk verbindt en de ernstige wond geneest die door hem is toegebracht.” (Jesaja 30:25-26)
Leave A Comment