Opmerking van de Nederlandse vertalers: Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op 25 september 2013.


VRAAG VAN EEN LEZER: Hallo, ik zit met een vraag aangezien de Jehovah’s Getuigen hebben besloten dat de val van Babylon de Grote zich nog in de toekomst zal afspelen (wat ook zo is). Net nadat ze valt, zegt vers 4 van Openbaring 18: “Ga uit haar weg, MIJN VOLK, als jullie geen deel willen hebben aan haar zonden en als jullie geen deel van haar plagen willen ontvangen. Klinkt dat u niet in de oren alsof er in die tijd heel veel mensen uit Babylon zullen komen? Deze groep betreft Jehovah’s volk; zij die gestruikeld zijn, de pas geïnteresseerden, enz. DIT IS NADAT BABYLON IS GEVALLEN!

Wachttoren voorpagina Babylon gevallenANTWOORD: Ten eerste leert het Wachttorengenootschap niet dat de val van Babylon de Grote een toekomstige gebeurtenis betreft. Jehovah’s Getuigen zijn ertoe gebracht te geloven dat Babylon al in het jaar 1918 viel. Het maakt deel uit van de uitgebreide 1914-hoax die het Wachttorengenootschap heeft gepleegd tegen de Jehovah’s Getuigen. Hier volgt een vrij uitgebreid uittreksel uit het tijdschrift De Wachttoren van 1 mei 1989 dat de basis vormt voor de mythe dat Babylon zou zijn gevallen:

In de eerste jaren van onze twintigste eeuw, vóór 1919, moesten de Bijbelonderzoekers, zoals Jehovah’s Getuigen toen bekendstonden, bevrijd worden uit een vorm van geestelijke gevangenschap aan de denkbeelden en gebruiken van de valse religie. Hoewel zij valse leerstellingen zoals de Drieëenheid en de onsterfelijke ziel hadden verworpen, waren zij nog steeds met Babylonische praktijken bezoedeld. Velen hadden door middel van karakterontwikkeling een houding van zelfrechtvaardigheid ontwikkeld. Sommigen verheerlijkten schepselen door zich over te geven aan een persoonlijkheidscultus rondom de figuur van Charles T. Russell, de eerste president van het Wachttorengenootschap. Zonder dat zij er enige bijbelse basis voor hadden, vierden zij verjaardagen en Kerstmis. Het kruis nam nog steeds een belangrijke plaats in hun gedachtenwereld in. Sommigen droegen zelfs een kruis-en-kroonspeldje, terwijl anderen eropuit waren net zo’n respectabel aanzien te verkrijgen als de christenheid. Toen begon er in 1917, kort na de dood van Russell, een belangrijke verandering plaats te vinden.

In dat jaar publiceerde het Wachttorengenootschap een commentaar op het boek Openbaring met als titel The Finished Mystery. Dit boek stelde de geestelijken van de christenheid aan de kaak en ontmaskerde ook hun betrokkenheid bij de Grote Oorlog die toen in Europa woedde. Enkele protestantse geestelijken, een factie van vertegenwoordigers van Babylon de Grote in Canada, vestigde de aandacht van hun politieke maatjes in de Canadese regering op deze aanhalingen in het boek en betichtten de Bijbelonderzoekers van opruiing. Op 12 februari 1918 werd de Watch Tower Society in Canada verboden.

De geestelijken in de Verenigde Staten waren er snel bij het voorbeeld van hun Canadese broeders te volgen. Binnen enkele dagen werden in Los Angeles (Californië) publikaties van het Wachttorengenootschap in beslag genomen. Vervolgens werden er in mei 1918 bevelen uitgevaardigd tot inhechtenisneming

Rutherford in 1919, Cedar Point, Ohio

van J. F. Rutherford, de nieuwe president van het Wachttorengenootschap, en zeven andere met het Genootschap verbonden personen. Verbazingwekkend snel werden deze christelijke mannen in juni voor een rechtbank gesleept en veroordeeld. Zeven werden tot twintig jaar opsluiting in een strafgevangenis veroordeeld, en één tot tien jaar. Wat was de reactie van de geestelijken? Martin Marty zegt in zijn boek Modern American Religion: The Irony of It All: „De geestelijken keerden zich tegen de Russellisten [later bekend als Jehovah’s Getuigen] en waren dolblij te vernemen dat de beschuldigde leiders van Jehovah’s Getuigen tot twintig jaar gevangenisstraf veroordeeld zouden worden.” De vertegenwoordigers van Babylon de Grote lachten. Zij vergaten het spreekwoord: „Wie het laatst lacht, lacht het best.”

Aldus werd in 1918 voor enkele leden van Jehovah’s volk de symbolische gevangenschap aan Babylon ook een letterlijke gevangenschap. Een golf van tegen de Bijbelonderzoekers ingestelde vervolging overspoelde de Verenigde Staten, Canada en andere landen. Nationalistische geestelijken organiseerden het gepeupel om hen uit steden en dorpen te verjagen. Bijbelonderzoekers werden met teer overgoten en dan met veren overdekt, alsook met stokken afgeranseld. Een schandelijk bericht van tegen deze kleine minderheid van oprechte christenen begane ongerechtigheid werd opgebouwd.*

Toen kwam er in 1919 een onverwachte keer in de gebeurtenissen. De Grote Oorlog was in november 1918 geëindigd. Er werd beroep aangetekend tegen de vonnissen van de functionarissen van het Wachttorengenootschap, aangezien ze op een rechterlijke dwaling berustten. Tot grote ergernis van hun religieuze vijanden werden Rutherford en zijn medewerkers uit de gevangenis ontslagen. Marty zegt hierover: „De orthodoxe kerklidmaten waren hier niet blij mee.” Ten slotte werden alle beschuldigden volledig gerehabiliteerd. De bevooroordeelde katholieke rechter Martin T. Manton, die later door paus Pius XI tot „ridder in de orde van St.-Gregorius de Grote” werd benoemd, had de acht Getuigen borgtocht geweigerd, met het gevolg dat zij negen maanden lang ten onrechte gevangen hadden gezeten. Zijn ware gedaante trad later, in 1939, aan het licht, toen hij in de gevangenis terechtkwam omdat hij steekpenningen had aangenomen!

Toen Rutherford en zijn medewerkers in 1919 uit de gevangenis waren ontslagen, keerden zij terug naar het hoofdbureau van het Wachttorengenootschap in Brooklyn. Zij begonnen zich toen te reorganiseren voor de grootste Koninkrijkspredikingsveldtocht die de wereld ooit heeft gekend. De Bijbelonderzoekers hadden de ketens van mensenvrees verbroken en zagen nu duidelijk waar zij met betrekking tot alle valse religie stonden. Babylon de Grote was hun meedogenloze vijand en zou als gevallen aan de kaak gesteld moeten worden. De ware aanbidding zou onder de natiën hersteld moeten worden.

Thans, zeventig jaar later, kunnen wij zien dat de invloed van Babylon de Grote in vele delen van de aarde getaand is. Religie schijnt weliswaar nog steeds te floreren in de Verenigde Staten, waar een meer emotioneel deel van de bevolking door tv-evangelisten en religieuze psychologen geëxploiteerd wordt. Toch zijn zelfs sommigen van deze materialistische kwakzalvers onlangs ontmaskerd en te schande gemaakt. Religie schijnt in de Republiek Korea te floreren, waar de kerken der christenheid sterk betrokken zijn geraakt bij de politiek. Klaarblijkelijk functioneert Babylon de Grote, ofschoon ze „gevallen” is, nog steeds.

In het kielzog van de wereldoorlogen heeft de orthodoxe religie in landen als Duitsland, Denemarken, Zweden en Engeland haar massale aanhang echter verloren. Zelfs katholieke landen als Italië, Spanje en Frankrijk bemerken dat mensen traditionele katholieke gebruiken zoals de biecht en het bijwonen van de

mis hebben laten varen. Het aantal van degenen die voor priester studeren, is scherp gedaald. En alleen al het feit dat de huidige paus het noodzakelijk vindt om meer dan welke andere paus in de geschiedenis maar ook de wereld rond te reizen, is een symptoom van een kerk die in een crisis verkeert.

Bovendien hebben de meeste socialistische landen sinds 1917 een minder belangrijke plaats aan de religie toegekend en een eind gemaakt aan de politieke invloed die ze voorheen bezat. Op wereldomvattende schaal is de traditionele religie nog steeds de oorzaak van zoveel haat en bloedvergieting dat vele nadenkende mensen alle religie, hetzij westerse of oosterse religie, de rug hebben toegekeerd. Ja, de symbolische wateren waarop Babylon de Grote zit, namelijk de volken waarover ze de scepter zwaait, drogen op. Babylon de Grote wordt geoordeeld en haar terechtstelling is nabij.

Om de valse religie te ontmaskeren, hielden zij ook openbare optochten met borden waarop stond: „Religie is een valstrik en afpersing” en: „Dient God en Christus, de Koning.” De valse religie floreerde en functioneerde nog steeds, net zoals eertijds in het oude Babylon, maar met betrekking tot Jehovah’s Getuigen was Babylon de Grote in 1919 gevallen. Zij waren vrij van Babylonische beteugeling!

Volgens het Wachttorengenootschap is Babylon de Grote het wereldrijk van valse religie. Dat betekent alle religies, niet alleen de sekten en denominaties van de christenheid. Toch houdt het genootschap in hun uitleg hierboven alleen rekening met de beweerde, afnemende invloed van de christenheid en het feit dat de islam snel bekeerlingen en invloed aan het winnen is, wordt genegeerd. Het artikel is inderdaad enkele decennia geleden geschreven, maar zou het genootschap niet de opkomst van de islam moeten erkennen aangezien het deel uitmaakt van het „wereldrijk van valse religie”?

Volgens het Wachttorengenootschap kan valse religie zogenaamd Gods volk niet langer meer ‘beteugelen’ om hun predikingswerk uit te voeren. Maar is dat ook echt waar? Neem nou bijvoorbeeld eens het feit dat de Russisch-orthodoxe kerk haar politieke invloed heeft gebruikt om de organisatie van de Jehovah’s Getuigen in Moskou compleet te verbieden. (Orthodoxe relikwieën blokkeren bijeenkomst van Jehovah’s Getuigen) Maar hoe is dat dan mogelijk indien Babylon al zou zijn gevallen en indien Babylon niet langer meer de macht zou bezitten om Gods volk ‘te beteugelen’? En hoe zit het daarnaast dan met de vele islamitische landen die het werk van de Jehovah’s Getuigen met succes hebben verboden?

Afgezien daarvan zien we ook dat het Wachttorengenootschap, hoewel Babylon de Grote al in 1918 zogenaamd “zou zijn gevallen”, nog steeds de vele kerkgangers smeekt om “uit haar weg te gaan” door hun namen te laten schrappen uit de kerkregisters en door zich te laten dopen als één van Jehovah’s Getuigen. Maar zoals de vraagsteller zelf ook al terecht opmerkte, is het gebod om “uit haar weg te gaan” gericht aan “mijn volk” – Gods volk. Daarnaast weten we ook dat toen Babylon letterlijk viel in de handen van koning Cyrus, dat Gods gehele volk toen bevrijd werd, als een collectief en dus niet druppelsgewijs per individu verspreid over een periode van vele tientallen jaren.

En niet alleen dat: hoe kan het daarnaast zo zijn dat de gewone kerkganger door God wordt beschouwd als onderdeel van zijn eigen volk? En als ze al door God als zijn volk worden erkend terwijl ze nog in gevangenschap zijn, waarom zouden ze zich dan überhaupt moeten laten dopen en publiekelijk hun nieuwe associatie met het Wachttorengenootschap bekend moeten maken om zo gehoor te geven aan het gebod om “uit haar weg te gaan”? Het moge dan ook duidelijk zijn dat het verhaal van het Wachttorengenootschap niet bestand blijkt te zijn tegen degelijk kritisch onderzoek.

Daarnaast is er ook nog een ander aspect van de profetie dat het Wachttorengenootschap heeft verminkt tot loutere betekenisloosheid. Dit aspect heeft te maken met het beest dat uit de afgrond opstijgt. Het beest uit de afgrond betreft een integraal onderdeel van de profetie over Babylon de Grote. Feitelijk richtte de openbarende engel zich meer op het beest dan op de hoer die op het beest zit. Dat is dan ook veelzeggend. Om dit punt nog verder te illustreren volgt hier een fragment uit het 17de hoofdstuk van Openbaring: “Toen ik haar zag, was ik erg verbaasd. Daarop zei de engel tegen me: ‘Waarom ben je verbaasd? Ik zal je het mysterie vertellen van de vrouw en van het wilde beest waar ze op zit, met zijn zeven koppen en tien hoorns. Het wilde beest dat je hebt gezien, was, maar is niet, en staat toch op het punt uit de afgrond op te stijgen, en het gaat de vernietiging tegemoet. En de bewoners van de aarde — degenen van wie de namen vanaf de grondlegging van de wereld niet in de boekrol van het leven zijn opgeschreven — zullen zich verbazen als ze zien hoe het wilde beest was, maar niet is en toch aanwezig zal zijn. Hier komt het aan op verstand en wijsheid. De zeven koppen betekenen zeven bergen, waar de vrouw op zit. Er zijn zeven koningen: vijf zijn gevallen, één is er en de andere is nog niet gekomen. Maar als hij komt, moet hij een korte tijd blijven. En het wilde beest dat was maar niet is, is ook een achtste koning, maar het komt voort uit de zeven en het gaat de vernietiging tegemoet.” (Openbaring 17:7-11)

Merk hier alstublieft op dat de opkomst van het beest uit de afgrond de inleiding betreft van het oordeel dat over de wereld komt. De namen van degenen die zich ‘zullen verbazen’, zullen niet in de boekrol des levens staan opgetekend. Met andere woorden, ze zullen het merkteken van het beest ontvangen in ruil voor hun leven, oftewel ze zullen worden veroordeeld tot de tweede dood. Het 13de hoofdstuk van Openbaring beeldt op dezelfde manier een zevenkoppig beest af dat herstelt van een dodelijke klap tegen één van zijn koppen waarna deze vervolgens weer zal herstellen. Daarna zal de wereld het beest “met bewondering” gaan volgen. (Openbaring 13:3,4). Dus de doodsklap zal de oorzaak zijn van het feit dat het beest in de afgrond gaat.

Het Wachttorengenootschap beweert daarentegen dat er twee afzonderlijke beesten zijn die de afgrond ingaan. Het Wachttorengenootschap maakt de belachelijke bewering dat de Anglo-Amerikaanse kop van het beest een dodelijke wond zou hebben opgelopen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Dit ondanks het feit dat de geallieerden volgens de geschiedenisboeken als overwinnaars uit de oorlog waren gekomen! Het Wachttorengenootschap leert ook dat de machteloze Volkenbond de 8ste koning was en dat het tijdens de Tweede Wereldoorlog de afgrond inging en daarna weer uit de afgrond opsteeg in de vorm van de Verenigde Naties. Het valt dan ook nauwelijks te bevatten dat de Jehovah’s Getuigen massaal zijn misleid door te geloven dat de mensen van de wereld al vanaf het jaar 1922 het 666 merkteken van het beest begonnen te ontvangen! Uiteraard kan het Wachttorengenootschap door geen enkele gewone sterveling worden gedwongen om rekenschap af te leggen voor alle nonsens die ze hebben gepresenteerd als zijnde Gods heilige waarheid.

Om daarnaast ook nog de absolute gebrekkigheid te onderstrepen ten aanzien van het onderwijs van het Wachttorengenootschap voor wat betreft hun 1914-doctrine en aanverwante zaken, schreef ik in het jaar 2011 een artikel genaamd “30 Vragen voor Jehovah’s Getuigen”. Sindsdien heeft geen enkele Jehovah’s Getuige ter wereld aangeboden om ook maar één van deze 30 vragen te beantwoorden. Even voor de duidelijkheid: wanneer een gedoopte Getuige überhaupt tegen iemand in de gemeente over zulke zaken zou spreken waarbij deze persoon de leer van het Wachttorengenootschap ernstig in twijfel zou trekken, dan zou hij of zij daardoor zwaar in de problemen komen met de ouderlingen. De ouderlingen treden in wezen op als de handhavers van het bedrog dat voortkomt uit het Wachttorengenootschap en zij zijn dan ook niet in staat om de leringen van het Genootschap te kunnen verdedigen door middel van logisch redeneren.

Hoe je het ook wendt of keert, veel van het materiaal op deze website is bedoeld om de fouten van het Wachttorengenootschap bloot te leggen om vervolgens te wijzen op Gods toekomstige oordelen. De komende ineenstorting van het huidige samenstel zal het wereldtoneel gereedmaken voor het beest dat uit de afgrond zal opstijgen. Onder die omstandigheden zullen de Jehovah’s Getuigen zichzelf op onbekend terrein begeven en zullen ze het gebod van God “ga uit haar weg, mijn volk” dan pas eindelijk gaan begrijpen.