Opmerking van de Nederlandse vertaler: Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd op 10 april 2017.


VRAAG VAN EEN LEZER:

Wat betekent het “vaste kenmerk” waarover wordt gesproken in het 8ste , 11de en 12de hoofdstuk van Daniël?


Het “vaste kenmerk” is wat het Wachttorengenootschap heeft uitgelegd dat het is.

De meeste Bijbelvertalingen gebruiken ofwel de uitdrukking “dagelijks offer” of “voortdurend brandoffer”. De meest letterlijke weergave is „voortdurend offer” — zinspelend op de offers die in verband worden gebracht met de fysieke tabernakel en tempel waar de Levitische priesters heilige dienst verrichtten.

Volgens de Wet die op de berg Sinaï aan Mozes werd gegeven, moesten de priesters die in de tabernakel dienst deden elke dag twee mannetjeslammeren offeren aan Jehovah — één lam in de ochtend en één lam in de avond, tijdens de avondschemering, samen met een stuk brood — een zogeheten „graanoffer”, evenals een alcoholisch drankoffer, dat over het altaar werd uitgegoten. Dit moest dagelijks worden gedaan voor onbepaalde tijd.

Zoals de apostel Paulus in zijn brief aan de Hebreeën tot in detail uitlegde, waren alle dingen die verband hielden met de formele aanbidding rond de draagbare tabernakel en later de tempel, inclusief de dieren-, graan-, en drankoffers, een voorafschaduwing van de dingen die zouden gaan komen. Een werkelijkheid die toebehoort aan Christus, die niet alleen heeft gediend als het offerlam van God, maar ook fungeert als de hogepriester die heilige dienst verricht over een geestelijke tempel.

Jezus martelpaalIn het besluit van de brief aan de Hebreeën verwees Paulus ook nog naar de as van het dagelijkse offer dat buiten het kamp werd weggegooid. Paulus zei daar het volgende: Daarom heeft ook Jezus buiten de stadspoort geleden om met zijn eigen bloed het volk te heiligen. Laten we dus naar hem toe gaan buiten het kamp en de schande dragen die hij heeft gedragen. We hebben hier toch geen blijvende stad en zien juist verlangend uit naar de toekomstige stad. Laten we via hem altijd een slachtoffer van lof aan God brengen, namelijk de vrucht van onze lippen die zijn naam in het openbaar bekendmaken. (Hebreeën 13:12-15)

Het dagelijkse offer dat door de priesters wordt gebracht, komt dus overeen met de prediking door christenen — die „zijn naam in het openbaar bekendmaken”. Aangezien Christus zelf zowel het slachtoffer is als de dienstdoende hogepriester, wordt het slachtoffer van lof dus aan God gebracht, aangezien zijn naam Jehovah is. Daarom moet het wegnemen van het „vaste kenmerk” waarnaar in de profetie wordt verwezen en dat bestemd is om te worden vervuld in de tijd van het einde, verband houden met het wereldwijde verkondigingswerk van Jehovah’s Getuigen, die ontegenzeggelijk Jehovah’s naam in het openbaar bekendmaken.

Tot voorkort was het nog zo dat er op elk willekeurig moment van de dag, er ergens in de wereld wel een aantal Jehovah’s Getuigen waren die volop bezig waren met het verkondigen van het goede nieuws en de naam van God in honderden talen en dialecten. Het betreft het „vaste kenmerk” evenals de reden waarom Jehovah’s Getuigen überhaupt bestaan.

WANNEER WORDT HET VASTE KENMERK VERWIJDERD?

Zoals men zou verwachten blijkt dat hoewel het Wachttorengenootschap een scherp inzicht heeft ten aanzien van de betekenis van het “vaste kenmerk” in relatie tot het werk van Christus, dat dit echter niet opgaat voor wat betreft het inzicht omtrent de betekenis van de verwijdering of het stoppen van het voortdurende offer. Dit is bijvoorbeeld wat het Wachttorengenootschap ooit schreef ter uitleg van het 12de hoofdstuk van Daniëls profetie:

Dit voortdurende offer werd in juni 1918 weggenomen. Wat was dan „het walgelijke ding” — het tweede kenmerk waarnaar uitgezien moest worden? Dat was de Volkenbond, die aan het einde van de Eerste Wereldoorlog door de overwinnende mogendheden werd gepropageerd. Deze Bond was walgelijk omdat de leiders van de christenheid hem neerzetten op de plaats van Gods koninkrijk, door hem voor te stellen als ’s mensen enige hoop op vrede. Het voorstel tot oprichting van de Bond werd in januari 1919 gedaan. Als wij 1290 dagen (drie jaar en zeven maanden) vanaf die tijd tellen, komen wij uit in september 1922. – (w93 1/11 blz. 7-12 – Daniëls profetische dagen en ons geloof)

Ze doen dus alsof er drie verschillende gelegenheden waren waarbij het vaste kenmerk werd verwijderd. Dit is hoe hun laatste verklaring luidde over het verwijderen van het vaste kenmerk in het 11de hoofdstuk van Daniël:

Hitler had zo veel succes dat hij er op uit trok om oorlog te voeren, zoals de engel nauwkeurig had voorzegd… Vanaf de jaren dertig heeft de grote schare in verbondenheid met het gezalfde overblijfsel Jehovah aanbeden; daarom wordt er gezegd dat zij ’in Gods tempel’ dienen. Het aardse voorhof van de tempel werd ontwijd door de meedogenloze vervolging van het gezalfde overblijfsel en hun metgezellen in landen waar de koning van het noorden de scepter zwaaide. De vervolging was zo hevig dat het bestendige kenmerk — het openbare slachtoffer van lof voor Jehovah’s naam — werd verwijderd.  (w93 1/11 blz. 13-18Een koning ontwijdt Jehovah’s heiligdom)

En dit is wat het Wachttorengenootschap onderwijst met betrekking tot het verwijderen van het vaste kenmerk in relatie tot de interpretatie van het achtste hoofdstuk van Daniël:

Welnu, wat ondervonden getrouwe bijbelonderzoekers — Jehovah’s Getuigen — tijdens de Tweede Wereldoorlog? Intense vervolging! Dit kwam neer op een „overtreding”, een poging Gods „heiligdom”-klasse te verwoesten en Jehovah aldus het „bestendige kenmerk” van dagelijkse openbare aanbidding te ontnemen. Het begon in nazi-fascistische landen. Maar het duurde niet lang of in het gehele uitgebreide rijk van de ’kleine horen die machtig werd in kracht’, werd ’waarheid ter aarde geworpen’. Het „heerleger” van Koninkrijksbekendmakers en hun prediking van de Koninkrijkswaarheid werd in bijna alle gebieden van het Britse Gemenebest verboden. Toen deze natiën hun strijdkrachten onder de wapens riepen, weigerden ze Jehovah’s Getuigen als bedienaren van het evangelie vrijstelling te verlenen; zij toonden geen respect voor hun theocratische aanstelling als bedienaren van God. In de Verenigde Staten werden Jehovah’s getrouwe dienstknechten talloze malen door het gepeupel gemolesteerd en aan andere onwaardige behandelingen blootgesteld. (w82 15/12 blz. 12-17 – Het Koninkrijk en „een heilige plaats”)

Volgens de interpretatie van het Wachttorengenootschap werd het vaste kenmerk dus in het jaar 1918 verwijderd. Daarna weer opnieuw door de nazi’s in de jaren dertig. En als klap op de vuurpijl heeft het Britse rijk het vaste kenmerk ook nog tijdens de Tweede Wereldoorlog in hun gehele rijk verwijderd. Maar om het ongemakkelijke feit weg te nemen dat noch de vervolging van de Bijbelonderzoekers in 1918, noch de nazi-holocaust en noch het tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Britten opgelegde verbod op de Wachttoren-organisatie erin is geslaagd om het predikingswerk volledig stil te leggen, wordt het Wachttorengenootschap dus gedwongen om te verklaren dat de pogingen van de vijand volledig waren mislukt; vandaar dat dezelfde publicatie die hierboven werd geciteerd ook nog de volgende uitbundige verklaring doet:

De kwaadaardige pogingen van de vijand om de „heilige plaats” te verwoesten en te vernietigen, hadden volledig gefaald. De overgebleven „heiligen” op aarde, te zamen met hun metgezellen van de „grote schare”, waren zegevierend te voorschijn gekomen. Het koninkrijk van „het Opperwezen”, Jehovah, en van zijn Christus, had gezegevierd! (w82 15/12 blz. 12-17 – Het Koninkrijk en „een heilige plaats”)

Het moge dan ook duidelijk zijn dat er slechts één gelegenheid zal zijn waarbij het vaste kenmerk door een politieke macht wordt verwijderd. Wanneer we weten dat dit ook echt zo is, dan zijn de meedogenloos uitziende koning en de koning van het noorden dus ook beiden dezelfde entiteit. Bovendien is er daarnaast ook geen enkele reden om aan te nemen dat de veldtocht om het vaste kenmerk te verwijderen niet succesvol zou zijn. Behalve dat, valt het verwijderen van het vaste kenmerk ook nog eens samen met het verschijnen van het walgelijke ding op een heilige plaats, waarvan zelfs het Wachttorengenootschap nu schoorvoetend toegeeft dat dit nog steeds niet heeft plaatsgevonden. Dit moment ligt namelijk nog steeds in de toekomst, onmiddellijk vóór of tijdens de verdrukking.

lettHoewel het Wachttorengenootschap heeft erkend dat het walgelijke ding niet op een heilige plaats heeft gestaan, blijven de zieners van Bethel desondanks nog steeds de illusie verkondigen dat de verwoesting van de heilige plaats en de verwijdering van het vaste kenmerk dat in het achtste hoofdstuk van Daniël was voorzegd, zou hebben plaatsgevonden tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Het is dan ook overduidelijk dat Bethel de zaken niet helemaal in het juiste perspectief heeft staan.

Omdat alle Bijbelse profetieën in harmonie met elkaar zijn, blijkt het boek Joël bijvoorbeeld zeer nuttig om enig licht te werpen op de vraag wanneer het vaste kenmerk dan zal worden verwijderd. Het eerste hoofdstuk van Joël beschrijft namelijk een wereldwijde verwoesting die tot stand zal komen door een symbolische plaag van zwermende sprinkhanen, kakkerlakken en rupsen. We lezen daar het volgende:

Doe zakken aan en rouw, priesters. Jammer, dienaren van het altaar. Kom binnen en breng de nacht door in zakken, dienaren van mijn God, want graanoffer en drankoffer zijn het huis van jullie God ontzegd. Kondig een vasten af, roep een plechtige vergadering bijeen. Verzamel de oudsten met alle bewoners van het land bij het huis van Jehovah, je God, en roep tot Jehovah om hulp. Wee, want de dag komt! De dag van Jehovah is dichtbij en zal komen als een verwoesting van de Almachtige! (Joël 1:13-15)

Volgens Joël worden graanoffers en drankoffers dus ontzegd aan het huis van God; vandaar ook dat het vaste kenmerk wordt stopgezet als gevolg van de rampspoed die onmiddellijk vooraf zal gaan aan de grote dag van Jehovah.

En net zoals de profetie van Daniël aangeeft dat de heilige plaats wordt hersteld, voorzegt Joël een zelfde soort besluit, door te verklaren: De dorsvloeren zullen vol zuiver graan zijn en de persen zullen overlopen van nieuwe wijn en olie. Ik zal jullie de jaren vergoeden waarin de oogst is opgegeten door de zwermsprinkhaan, de ongevleugelde sprinkhaan, de vraatzuchtige sprinkhaan en de verslindende sprinkhaan, mijn grote leger dat ik op jullie af heb gestuurd. Jullie zullen volop te eten hebben en jullie zullen de naam loven van Jehovah, je God, die wonderbare dingen voor jullie heeft gedaan. Mijn volk zal nooit weer te schande worden gemaakt. (Joël 2:24-26)

Het zal een verbijsterende vernedering zijn voor Jehovah’s Getuigen en vooral voor hun leiders, de „dienaren van het altaar”, zodra het vaste kenmerk plotseling zal worden weggenomen. Per slot van rekening heeft het Besturende Lichaam er altijd over opgeschept dat God het niet zal toestaan dat er een wapen tegen hen zal worden gesmeed dat succes zal hebben. Echter zal dit niet gelden ten aanzien van Jehovah’s eigen grote leger, want Jehovah’s eigen leger zal zeer zeker succesvol blijken te zijn.

Het is dan ook interessant om in de profetie van Joël te lezen dat hij verwijst naar Jehovah God die een compensatie of vergoeding zal geven voor de jaren waarin de verslindende sprinkhaan vernietiging aanrichtte. Om hoeveel jaren gaat het hier dan? Daniël 12:11 zegt: En vanaf de tijd dat het vaste kenmerk verwijderd is en het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt is opgericht, zullen er 1290 dagen zijn.

Het achtste hoofdstuk vertelt het echter op deze manier: Hoelang zal het visioen duren over het vaste kenmerk en de overtreding die verwoesting veroorzaakt en over het vertrappen van de heilige plaats en het leger?’ Hij zei tegen me: ‘Het zal 2300 avonden en ochtenden duren, en daarna zal de heilige plaats beslist in de juiste toestand worden hersteld. (Daniël 8:13-14)  

Zoals in het begin van dit artikel werd vermeld, vond het dagelijkse offer in de tempel twee keer per dag plaats — ‘s avonds en’ s ochtends. De 2.300 avonden en ochtenden zonder het constante of vaste offer beslaan dus 1.150 dagen, dichter bij de 1.290 dagen in het 12de hoofdstuk. Wat verklaart dan het verschil van 140 dagen? Dat kan op dit moment helaas nog niet precies worden vastgesteld; het is echter wel interessant dat 140 dagen neerkomen op vijf maanden volgens de maancyclus, de Hebreeuwse kalender van 28 dagen (5 x 28 = 140), wat misschien, niet geheel toevallig, ook de tijdsperiode is die wordt toegewezen aan de sprinkhanen van Abaddon, nadat ze zijn vrijgelaten uit de afgrond om de mannen te steken die het zegel van God niet op hun voorhoofd zullen hebben. (Openbaring 9)

Dat geeft dus aan dat de stekende sprinkhanen van Openbaring pas worden losgelaten na de uiteindelijke verzegeling. (De sprinkhanen van Openbaring dienen overigens niet te worden verward met de sprinkhanen van Joël.) De heilige plaats wordt dus in de juiste toestand hersteld zodra de laatsten van de geroepenen zijn gekozen, oftewel verzegeld. En dat ligt dan weer in harmonie met de verwijdering van het vaste kenmerk. Hoezo dan? Het einde van de periode van prediking en het maken van discipelen betekent automatisch dat de oogstfase begint. En tijdens deze oogst worden alle zonen van het Koninkrijk bijeenverzameld in de voorraadschuur; wat dus verdere prediking en verder onderwijs uitsluit. Het laatste getuigeniswerk zal namelijk geen boodschap van redding zijn, maar een boodschap die verklaart dat Satans wereld aan zijn einde is gekomen en dat het gedoemd zal zijn tot de eeuwige vernietiging.