Korte mededeling van de Nederlandse vertaler:

Beste lezers,

De laatste week van december 2021 kreeg ik veel emails van bezorgde vaste bezoekers van deze website met de vraag waarom er geen nieuwe artikelen op de Nederlandse e-Watchman website verschenen. De lezers die al wat langer op deze website meelezen, herinneren zich wellicht nog dat ik begin 2021 ben verhuisd naar een andere woning. De afgelopen 2 weken was er een broeder zo vriendelijk om mij een handje te helpen met wat laatste renovatiewerkzaamheden aan mijn woning. Hierdoor was ik helaas niet in staat om fatsoenlijk gebruik te maken van mijn computer om te werken aan de vertalingen van de meest recente artikelen van Robert King. Mocht het in de toekomst nogmaals voorkomen dat ik een week of langer niet in staat zal zijn om nieuwe artikelen te plaatsen dan zal ik dit voortaan tijdig even mededelen op de site.

Het komende kalenderjaar 2022 belooft weer een zeer turbulent en bewogen jaar te worden. Dit geldt voor zowel de Wachttoren-organisatie alsook ten aanzien van de huidige gespannen situatie in de wereld. Zolang de situatie het toelaat en zolang Jehovah zal toestaan dat ik dit werk mag doen, zal ik doorgaan met het verspreiden van de kennis door middel van deze website.

We weten dat de Bijbel ons leert dat er binnenkort een periode zal aanbreken waarin velen elkaar zullen verraden en haten en waarin velen in hun geloof zullen gaan struikelen. Mocht de informatie op deze website eraan bijdragen dat een aantal van onze broeders en zusters staande zullen blijven tijdens het uur van de beproeving, waarbij ze hun geloof in Jehovah en Christus niet zullen verliezen, dan zou dat natuurlijk heel vreugdevol zijn. Ik hoop ook dat u als lezer, in dit nieuwe kalenderjaar vele gelegenheden zult krijgen waarbij ook u de informatie van deze website kunt verspreiden en met anderen kunt delen door hen te helpen om staande te blijven tijdens de moeilijke dagen die nog voor ons liggen.

Met vriendelijke groeten,

Paul Hettinga


Dit artikel betreft het vervolg op de eerdere recensie van het Wachttorenartikel deel 1. Het artikel gaat dieper in op de 2021 oktober studie-uitgave van de Wachttoren.

8) Jezus bad: ‘Vader, verheerlijk uw naam.’ Toen Jehovah daar zelf met een luide stem uit de hemel op reageerde, beloofde hij zijn naam te verheerlijken (Joh. 12:28). Tijdens zijn hele bediening verheerlijkte Jezus de naam van zijn Vader (Joh. 17:26). Je mag dus logischerwijs verwachten dat ware christenen Gods naam vol trots gebruiken en aan anderen bekendmaken.

Dit is een heel belangrijk punt. God verheerlijkt Zijn eigen naam. Jezus tracht ook hetzelfde te doen. Het is inderdaad redelijk om te veronderstellen dat elke vorm van christelijke bediening ook het gebruik van Gods naam inhoudt, maar uiteindelijk is het Jehovah zelf die Zijn eigen naam verheerlijkt. Daarom staat er ook op veel plaatsen in de profetie geschreven: “En zij zullen moeten weten dat ik Jehovah ben.” Dat geldt dus ook voor degenen die reeds veronderstellen te weten wie Jehovah is.

9) Kort na de oprichting van de christelijke gemeente ‘richtte God voor het eerst zijn aandacht op de heidenen om uit hen een volk voor zijn naam te vormen’ (Hand. 15:14). Die christenen waren er trots op Gods naam te gebruiken en aan anderen bekend te maken. Ze gebruikten hem in hun dienst en in hun geschriften. Ze bewezen echt een volk voor Gods naam te zijn (Hand. 2:14, 21).

Er is maar heel weinig bewijs voorhanden dat de vroege christenen de naam JHWH ook daadwerkelijk gebruikten. Dat komt omdat latere kopiisten alle sporen ervan in het Nieuwe Testament moeten hebben verwijderd, vergelijkbaar met hoe ook moderne vertalers de naam JHWH uit de hele Bijbel hebben weggelaten. Echter is het redelijk om aan te nemen dat de oorspronkelijke christenen Gods persoonlijke naam gebruikten, gebaseerd op het feit dat de apostelen de profetie in Amos citeerden en deze toepasten op niet-joodse discipelen van Christus.

Vóór het christelijke tijdperk werd JHWH exclusief geassocieerd met de Israëlitische natie en in het bijzonder met de stad Jeruzalem, wat de plaats was waar Jehovah God zijn naam liet wonen.

10) Zijn Jehovah’s Getuigen een volk voor Gods naam? Wat zeggen de feiten? Veel kerkleiders hebben alles gedaan wat in hun macht ligt om te verdoezelen dat God een naam heeft. Ze hebben die naam uit hun Bijbelvertalingen gehaald en staan zelfs niet toe dat die tijdens diensten wordt gebruikt.* Het mag duidelijk zijn dat alleen Jehovah’s Getuigen de naam Jehovah het respect geven dat hij verdient. Geen enkele groepering geeft overal zo veel bekendheid aan Gods naam. Als Getuigen van Jehovah doen we echt ons uiterste best om onze naam eer aan te doen (Jes. 43:10-12). We hebben meer dan 240 miljoen exemplaren van de Nieuwewereldvertaling geproduceerd, waarin Jehovah’s naam is gebruikt op plekken waar andere vertalingen hem weglaten. En we produceren Bijbelse publicaties met Jehovah’s naam in meer dan 1000 talen.

Wat het Wachttoren Bijbel- en Traktaatgenootschap heeft gedaan op het gebied van het uitgeven en verspreiden van Bijbels en Bijbelse lectuur is zeer indrukwekkend te noemen. Jezus voorzei dat het goede nieuws over de gehele wereld zal worden gepredikt. Er is daarom ook alle reden om aan te nemen dat het Wachttorengenootschap een hele belangrijke rol heeft gespeeld bij het volbrengen van dat werk.

Daarnaast is het ook zo dat geen enkele andere religieuze groepering Gods naam in zoveel talen bekend heeft gemaakt als de Jehovah’s Getuigen hebben gedaan. Het nadeel dat kleeft aan het exclusief geassocieerd worden met de goddelijke naam, is dat er een zware last van verantwoordelijkheid mee gepaard gaat. De Joden uit de oudheid kwamen er op een keiharde manier achter wat de gevolgen zijn wanneer Gods heilige naam wordt ontheiligd. Omdat ze de bewaarders van de tempel waren, gingen ze er blindelings van uit dat Jehovah hen nooit zou straffen voor het gebrek aan respect dat ze Hem betoonden. Wat zaten ze er toch ontzettend naast!

Jehovah’s Getuigen, en dan met name de leiders van de Jehovah’s Getuigen, bevinden zich in een vergelijkbare situatie. Geen enkele andere religie heeft de naam van God in die mate ontheiligd zoals het Wachttorengenootschap heeft gedaan. Het doet dan ook niet ter zake wat voor draai het Wachttorengenootschap eraan geeft. Het staat vast dat er op grote schaal bekendheid is gegeven aan het feit dat het Wachttorengenootschap een enorm pedofielenprobleem heeft. Wellicht zou Jehovah het Wachttorengenootschap niet vernietigen indien ze de duizenden slachtoffers van kindermisbruik tegemoet waren gekomen om tussen hen de zaken recht te zetten. Jehovah is namelijk barmhartig en Hij staat altijd klaar om te vergeven. Jezus verklaarde dat elke godslastering tegen hemzelf en tegen God kan worden vergeven.

Echter weten we allemaal dat het leiderschap van Jehovah’s Getuigen veel te arrogant is om ooit publiekelijk hun verontschuldigingen aan te bieden en Jehovah God openlijk te smeken voor vergeving van hun zonden. Tot op heden heeft het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen nog in geen enkel opzicht hun schuld of fouten toegegeven. Dat voorspelt voor hen dan ook niet veel goeds, aangezien Jehovah het niet zal toestaan dat zijn naam wordt ontheiligd.

De bovenstaande paragraaf citeerde het verslag in Handelingen waar de apostelen de profetie in Amos toepasten die verwijst naar God die een volk voor Zijn naam heeft. Het onderzoeken van de profetie in het negende hoofdstuk van Amos is uiterst leerzaam. Het onthult dat de vervulling ervan in de eerste eeuw slechts een kleinere vervulling was. De profetie is namelijk in werkelijkheid van toepassing op het moment wanneer het Koninkrijk van Christus aan de macht komt.

God verwijst naar de hut van David die ingestort is. De hut of ook wel het huis van David, betreft een verwijzing naar de dynastie van Judese koningen die regeerden totdat Babylon Jeruzalem verwoestte. Op dat moment stortte de hut van David in. Echter ging Davids koninklijke geslachtslijn door, ondanks het feit dat er sindsdien geen enkele afstammeling van David ooit meer op een troon in Israël heeft plaatsgenomen .

Beide ouders van Jezus waren afstammelingen van David. Dat was dan ook de reden waarom de engel die destijds in een droom aan Jozef verscheen, Jozef aansprak als de zoon van David. Toen ook Gabriël aan Maria verscheen, sprak hij over het koninkrijk van David en zei hij tot de gezegende maagd: Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste worden genoemd. Jehovah God zal hem de troon van zijn vader David geven. Hij zal voor eeuwig als Koning over het huis van Jakob regeren en aan zijn Koninkrijk zal geen eind komen. (Lukas 1:32-33)

Zoals Gabriël al aangaf, erfde Jezus vanwege zijn koninklijke afkomst het wettelijke recht op de gevallen troon van David. De Joden waren ongetwijfeld op de hoogte van de messiaanse profetieën en daarom verwachtten zijn discipelen dus ook dat Jezus in de één of andere hoedanigheid koning zou gaan worden. Maar, zoals we weten verklaarde Jezus aan Pilatus dat zijn koninkrijk geen deel van deze wereld is.

Omdat Jezus was wedergeboren en was verwekt als een geestenzoon van God, werd zijn erfrecht op de aardse troon van David overgebracht naar de hemel nadat hij uit de dood was opgestaan en naar de hemel was teruggekeerd. Toen de eerste discipelen werden gezalfd, werd over hen gezegd dat ze werden overgebracht naar het koninkrijk waarover Christus als Koning regeerde. (Zie Kolossenzen 1:13) Jezus werd Koning over het geestelijke Israël van God. Dat is dan ook de reden waarom Openbaring het Lam afbeeldt dat op de berg Sion staat, waarbij Sion de plaats is waar de troon van David en de tempel van Salomo zich bevonden.

Jeruzalem was niet alleen maar de locatie van de oorspronkelijke troon van David. De herbouwde stad was namelijk ook de geboorteplaats van het christendom. Tot het moment waarop het Romeinse leger de stad en de tempel verwoestte, was Jeruzalem ook nog het onofficiële hoofdkwartier van wat het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen tegenwoordig het besturende lichaam noemt, waarmee de apostelen en andere oudere mannen worden bedoeld.

In de uiteindelijke vervulling van de profetie van Amos zal het de gemeente van Christus, het geestelijke koninkrijk zijn, dat is voorbestemd om in te storten. Het centrale kenmerk van de veelomvattende profetie van Jezus over het besluit van het samenstel, is gericht op de verwoesting van de stad Jeruzalem en de heilige plaats waarover Jezus zei dat ze gedurende een tijd van grote verdrukking door de natiën zouden worden vertrapt.

Het “Jeruzalem” dat bestemd is om door de natiën te worden vertrapt, kan dus ook alleen maar de gemeente zijn waarover Jezus als Koning regeert. Het is dus ook deze gemeente die de ingestorte hut van David voorstelt. Dat kunnen we dan ook met zekerheid vaststellen, gezien het feit dat Jehovah spreekt in de tegenwoordige tijd (wat nog steeds in onze toekomst ligt) wanneer Hij verwijst naar de wederopbouw van de oude hut van David, die in de tijd dat Amos deze woorden van God optekende, nog niet eens was ingestort, terwijl er in de profetie staat geschreven dat dit al zou hebben plaatsgevonden “in de dagen van vroeger”.

 “Op die dag zal ik de ingestorte hut van David oprichten, ik zal de bressen dichtmaken en de puinhopen herbouwen. Ik zal hem herstellen als in de dagen van vroeger.” (Amos 9:11)

Profetieën, zoals die van Zacharia, die werden geschreven nadat Jeruzalem door Babylon was verwoest, verbinden de wederopbouw van zijn ruïnes met de Tweede Komst van Jezus Christus. In het negende hoofdstuk van Amos geven de voorafgaande verzen aan dat de ineenstorting van het huis van David een ziftwerk tot stand brengt, vergelijkbaar met wat Jezus zei over de oogst van de tarwe uit het onkruid, waarbij Jezus had aangegeven dat het zou resulteren in de verwijdering van alle aanwezige struikelblokken en alle aanwezige personen die wetteloosheid beoefenen. “Ik geef het bevel en schud het huis van Israël onder alle volken zoals je een zeef schudt: geen steentje valt op de grond. Ze zullen sterven door het zwaard, alle zondaars van mijn volk, degenen die zeggen: ‘Het onheil zal niet dichterbij komen of ons bereiken.” (Amos 9:9-10)

Voor alle duidelijkheid: het huis van Israël dat voorbestemd is om als een zeef te worden geschud, betreft het “Israël” waarover Christus als Koning regeert. En de leiders van de Jehovah’s Getuigen gaan er ook absoluut van uit dat geen ramp hen zal treffen. De hut van David zal weer worden opgericht wanneer de zonen van God zullen worden geopenbaard en zo helder zullen gaan schijnen als de zon in het Koninkrijk van Jehovah.

Wordt vervolgd…