Dagtekst woensdag 19 mei

Blijf ernaar uitkijken! Want het zal beslist uitkomen. — Hab. 2:3.

Het is heel normaal dat we verlangen naar de goede dingen die Jehovah heeft beloofd. Maar als het erop lijkt dat de vervulling van onze verwachtingen op zich laat wachten, kan dat een domper zijn op je enthousiasme. Je zou zelfs de moed kunnen verliezen (Spr. 13:12). Zoiets gebeurde aan het begin van de 20ste eeuw. Veel gezalfde christenen hadden toen de verwachting dat ze in 1914 hun hemelse beloning zouden krijgen. Hoe gingen ze met de teleurstelling om toen dat niet gebeurde? Ze gaven de moed niet op, want ze waren gefocust op het doen van Gods wil en niet op hun beloning. Ze waren vastbesloten de wedstrijd met volharding te lopen. Ongetwijfeld kijk je uit naar de tijd dat  Jehovah zijn naam zuivert, zijn soevereiniteit rechtvaardigt en al zijn beloften vervult. Je kunt er  zeker van zijn dat die dingen op Jehovah’s tijd gaan gebeuren. Blijf tot die tijd druk bezig in je dienst voor God en laat nooit toe dat uitgestelde verwachtingen je ontmoedigen of afremmen. w19.08 4-5  ˚9-10

Hoe zou het toch in vredesnaam zijn gekomen dat er in 1914 mensen waren die de intense verwachting hadden dat ze in datzelfde jaar in de hemel zouden worden opgenomen? Dat klinkt ook echt ontzettend raar in de oren. Maar wacht eens eventjes! Corrigeer me alstublieft als ik ernaast zit, maar was het niet juist het Wachttorengenootschap zelf die destijds driftig op de tamtam aan het slaan was omtrent het jaar 1914? Waren zij dan niet diegene die het jaar 1914 overal luid aan het verkondigen waren als HET JAAR waarin christenen het einde van de wereld konden verwachten? Inderdaad ja! Het staat allemaal zwart-op-wit vastgelegd. Feitelijk slaat het Wachttorengenootschap zichzelf op dit moment nog steeds in volle trots op hun eigen borst vanwege hun veronderstelde profetische bekwaamheid met betrekking tot het kunnen ontcijferen van de ondoorgrondelijke zeven-tijdenleer, waarbij ze stuntelen met de chronologie door te goochelen met dagen als jaren etc. Dit rekenkundige gestuntel van het Wachttorengenootschap heeft als doel gehad om iets te voorspellen wat niemand volgens de Schrift mogelijkerwijs zou kunnen voorspellen, namelijk de dag en het uur waarop Christus in zijn Koninkrijk aan de macht zal komen. De Bijbel is hier in Mattheüs 24:36 namelijk heel duidelijk en helder over: Van die dag en dat uur weet niemand iets af, ook de engelen in de hemel en de Zoon niet, maar alleen de Vader.” Ook in Handelingen 1:7 lezen we: Het komt jullie niet toe de tijden of tijdperken te kennen die de Vader onder zijn eigen gezag heeft geplaatst.

Ondanks de bovenstaande waarschuwingen uit de Bijbel, deed het Wachttorengenootschap dit in het begin van de jaren zeventig zelfs nog een keer, en koesterde de verwachting in de harten van goedgelovige Jehovah’s Getuigen dat, omdat 1975 het 6000ste jaar was sinds de schepping van Adam, dat we daardoor het begin van het nieuwe millennium konden verwachten, wat volgens het Genootschap natuurlijk het einde van deze wereld zou gaan betekenen. Jehovah’s Getuigen waren toen allemaal bijzonder opgewonden vanwege hun verwachtingen in de aanloop naar het jaar 1975. Sommigen van hen hadden zelfs hun baan al opgezegd. Ook hadden sommigen van hen hun huizen en bedrijven verkocht en waren hals over kop begonnen aan de volletijddienst als pioniers, in de verwachting dat al hun dagelijkse beslommeringen en de zorgen des levens binnenkort weldra voorbij zouden zijn. Toen 1975 aanbrak en weer voorbij ging, raakten in de daaropvolgende jaren tienduizenden Jehovah’s Getuigen gedesillusioneerd en verlieten daarop de Organisatie.

Maar het is trouwens niet zo dat God zelf het uur des oordeels had uitgesteld. Het Wachttorengenootschap zat er simpelweg zelf naast… alweer. Echter moeten we daarnaast ook constateren dat het Wachttorengenootschap blijkbaar vindt dat ze het zelf nooit bij het verkeerde eind zouden kunnen hebben, wat weer feilloos wordt bevestigd aan de hand van de bovenstaande dagtekst van het Wachttorengenootschap. De fout ligt zoals gewoonlijk dus weer bij degenen die geloof stelden in de voorspellingen van het Wachttorengenootschap.

Wat het Wachttorengenootschap hier dus impliciet zegt, wanneer je tussen de regels door leest, is dat de ware gelovigen zullen volharden ondanks de talloze verschillende struikelblokken die door het Wachttorengenootschap op de weg zijn uitgestrooid! En wat het Wachttorengenootschap hier dus impliceert, klopt ook helemaal.

Het probleem zit hem erin dat het Besturende Lichaam onmogelijk kan toegeven dat het Wachttorengenootschap ooit weleens ongelijk zou kunnen hebben gehad. Wat zou dat toch een vreselijke gedachte zijn. Oh ja inderdaad.., hier en daar zijn gaandeweg enkele kleine aanpassingen doorgevoerd, wat natuurlijk allemaal onderdeel is van het proces. Hoewel individuen achter het grote gordijn wellicht nederig zouden kunnen zijn, mag de Organisatie zelf absoluut niet overkomen als iets dat minder is dan de stralende stad bovenop de berg die immer een onfeilbaar baken van waarheid en licht uitstraalt.

Gezien vanuit Jehovah’s standpunt is dit regelrechte afgoderij. Is de organisatie dan de bron van alle waarheid? Het Wachttorengenootschap heeft zichzelf namelijk verheven tot een alwetend mythisch orakel. Het zou ook onmogelijk iets verkeerds kunnen doen. Niemand mag enig geloof hechten aan de uitspraken van tegenstanders en lasteraars! Seksueel kindermisbruik? Dat zijn natuurlijk allemaal vuile “leugens van afvalligen!” Echter verraden de bewaarders van de afgod zichzelf door het feit dat het in leven houden van het glanzende imago van het Wachttorengenootschap constant onderhoud nodig heeft wat erin resulteert dat er behoorlijk wat onrechtvaardige handelingen voor moeten worden verricht. Dat is dan ook de aard van afgoden. Ze hebben onderhoud nodig. Het maakt dan ook verder niet uit of het hier gaat om een levenloos standbeeld, een persoon of zoals in dit geval, een organisatie.

Houd in gedachten dat een afgod alles betreft dat heerlijkheid van Jehovah wegneemt, die exclusief aan Hem toekomt. Probeer bijvoorbeeld maar eens aan een katholiek uit te leggen dat hun aanbidding van Maria als de Moeder van God, of hun verering van de heiligen en het kruisbeeld, vormen zijn van afgoderij. De vrome katholiek zal weigeren om dat te aanvaarden. Ze zullen dan aan u uitleggen dat al deze dingen slechts hulpmiddelen zijn die ze bij hun aanbidding gebruiken.

Hetzelfde geldt ook voor Jehovah’s Getuigen. Alles draait namelijk om de Organisatie. In het middelpunt staat de op handen gedragen “getrouwe slaaf”. Er gaat, (toen men überhaupt nog in de Koninkrijkszaal bij elkaar kwam), haast geen vergadering voorbij zonder dat er vanaf het podium een broeder tijdens het uitspreken van het gebed een verheerlijkend eerbetoon uitspreekt richting de getrouwe en beleidvolle slaaf, omdat hij te rechter tijd in zo’n overvloedige en heerlijke geestelijke maaltijd zou hebben voorzien. De Slaaf bezit inzichten die geen enkel ander mens op deze aarde bezit. Hij begrijpt de diepe en verborgen mysteriën uit de Bijbelse profetieën. Hij spreekt met absolute autoriteit. Hij heeft ook nooit ongelijk, zelfs niet wanneer hij ongelijk heeft. En ook al zou het zo zijn dat hij het onverhoopt toch een keer bij het verkeerde eind heeft, dan is het uw eigen schuld wanneer u uw geloof in hem / hen verliest.

Net zoals bij de vrome katholiek het geval is, zo zouden ook Jehovah’s Getuigen, ondanks het overspoelen van de organisatie met hun eerbiedige verheerlijking, zelfs niet eens serieus in overweging willen nemen dat hun enige echte zuivere aanbidding weleens doordrenkt zou kunnen zijn met afgoderij.

De voortdurende aan zichzelf opgelegde lockdown van het Wachttorengenootschap vormt hiervan ook het bewijs. Alle Jehovah’s Getuigen weten maar al te goed dat Christus zijn volgelingen het uiterst belangrijke gebod gaf ‘om te gaan, en om discipelen te maken’. Jehovah’s Getuigen verdienen ook terecht lof omdat ze hebben gedaan wat de Heer hen heeft geboden. Interessant genoeg spoorde de apostel Paulus christenen aan om bereid te zijn om het goede nieuws uit te dragen als sandalen onder hun voeten. De reden voor die vergelijking zit hem ook in het feit dat om te gehoorzamen aan het gebod van Christus om ‘te gaan’, dat er dan normaliter naar het werkwoord ‘lopen’ wordt gerefereerd. Bijvoorbeeld: op straat lopen of richting een huis lopen om het gesprek aan te gaan met de zogenaamde huisbewoner.

Echter blijkt nu dat de alwetende Slaaf het aan Jehovah’s dienstknechten heeft verboden om ‘te gaan’. De Slaaf heeft de Getuigen daarentegen geboden om ‘te blijven’. Ga niet! Blijf thuis! Ga niet de straat op! Ga niet op bezoek bij de woning van personen met wie u eerder contact heeft gehad. Waag het niet om een huisbijbelstudie te leiden in de privéwoning van uw bijbelstudent!

En wat dan betreft het vergaderen in de Koninkrijkszaal? – compleet uitgesloten. Het is veel te gevaarlijk en veel te dwaas en roekeloos om zomaar in de zaal bij elkaar te komen.

En zo zien we dus dat de aanbidding van Jehovah, die al tientallen jaren zonder ophouden werd beoefend, van het ene op het andere moment door de Slaaf zelf, omver werd geworpen. Hoe ontzettend verraderlijk is het toch om te moeten constateren dat er een opstand tegen de autoriteit van Christus heeft plaatsgevonden onder het mom van het zogenaamde redden van levens.

Jehovah kent mensen beter dan zij zichzelf kennen. Ook weet Jehovah wat er in de toekomst zal gaan gebeuren. Dat is ook de reden waarom bijna drieduizend jaar geleden, lang voordat het christendom zelfs maar bestond en lang voordat er ook maar iemand werd gezalfd, Jehovah tot Zijn volk sprak die zich op een tijdstip ver in de toekomst zou gaan bevinden. Een tijd waarop de Zoon des mensen zou komen om de macht over te nemen. Sprekend tot de slaaf legt Jehovah God het zeer nadrukkelijk uit. Jehovah verklaart: Wat er vroeger is gebeurd had ik je al lang geleden aangekondigd. Het kwam uit mijn eigen mond, ik maakte het bekend. Plotseling kwam ik in actie en het gebeurde. Omdat ik wist hoe koppig je bent— je nek is een ijzeren pees en je voorhoofd is van koper — had ik het je al lang geleden aangekondigd. Voordat het gebeurde, liet ik het je horen, zodat je niet kon zeggen: “Mijn afgod heeft dit gedaan, mijn gesneden beeld en mijn metalen beeld hebben dit bevolen.” Je hebt het allemaal gehoord en gezien. Ga je het niet bekendmaken? Vanaf nu kondig ik je nieuwe dingen aan, goedbewaarde geheimen die je onbekend waren. Ze worden nu pas geschapen — en niet lang geleden —dingen die je tot nu toe nog nooit hebt gehoord, zodat je niet kunt zeggen: “Kijk, ik wist het allang.” Nee, je hebt het niet gehoord, je wist er niet van, in het verleden waren je oren niet geopend. Want ik weet dat je heel onbetrouwbaar bent en dat je vanaf je geboorte een overtreder wordt genoemd. Maar ter wille van mijn naam zal ik mijn woede beheersen, ter wille van mijn eer zal ik me inhouden tegenover jou en ik zal je niet uit de weg ruimen. Luister! Ik heb je gelouterd, maar niet als zilver. Ik heb je getest in de smeltoven van ellende. Ter wille van mij, ter wille van mezelf zal ik in actie komen,  want ik kan me toch niet laten ontwijden? Ik geef mijn eer aan niemand anders. (Jesaja 48: 3-11)

Hoewel de waarheid omtrent de zichtbare aanwezigheid van Christus al heel lang geleden werd vastgesteld aan de hand van de Transfiguratie en hoewel elke bekwame Bijbelstudent deze waarheid ook zou moeten kunnen onderscheiden, kan de verheven Slaaf dit echter niet. God heeft dit namelijk met opzet voor hem verborgen. Waarom? Omdat de Wachttoren-organisatie een afgod is. Als het Besturende Lichaam namelijk daadwerkelijk de waarheid over de Tweede Komst van Jezus Christus had geweten en dit ook had onderwezen, dan zouden ze in dat geval zonder enige twijfel hebben beweerd: “Mijn afgod heeft dit gedaan.”