Het 12de hoofdstuk van Jesaja bestaat uit slechts 6 verzen. In principe gaat het hier om een psalm waarin God wordt geprezen voor de redding die Hij verschaft. In deze context komt de verlossing ook pas nadat God “Jakob” onderwerpt aan zijn brandende woede. Het openingsvers luidt: Op die dag zul je beslist zeggen: ‘Dank u wel, Jehovah, want u was kwaad op me maar uw woede is geleidelijk bedaard, en u hebt me getroost.

Nogmaals, in deze context komt de woede van God tot uitdrukking via de Machtige God die zal opstaan en namens Jehovah zal gaan regeren, terwijl hij takken afhakt en bomen kapt met vreselijk geweld. Het is interessant om hier op te merken dat Jezus een soortgelijke illustratie gebruikte toen hij zichzelf vergeleek met een wijnstok en zijn discipelen met ranken. Jezus zei verder: Wie niet in eendracht met mij blijft, is als een rank die wordt weggegooid en verdort. Die ranken worden verzameld, in het vuur gegooid en verbrand. (Johannes 15: 6)

Het tiende hoofdstuk van Jesaja gaat dieper in op het proces omtrent het verwijderen van verdord hout ten aanzien van degenen die ontrouw blijken te zijn jegens hun eigenaar: Kijk! De ware Heer, Jehovah van de legermachten, kapt takken af met vreselijk geweld. De hoogste bomen worden omgehakt, de statigste worden neergehaald. (Jesaja 10:33)

Daarnaast bestaat er nog een belangrijk detail. Over de twijg van de stronk van I̱saï zegt Jesaja 11: 4: Hij zal de aarde treffen met de stok van zijn mond, wie slecht is zal hij met de adem van zijn lippen ter dood brengen. In Openbaring wordt de verheerlijkte Jezus op dezelfde manier afgebeeld met een lang zwaard dat uit zijn mond steekt. De symbolische gemeente van Pergamum wordt specifiek gewaarschuwd om tot berouw te komen, anders zal Christus oorlog tegen hen voeren met het lange zwaard van zijn mond. Met andere woorden: anders zouden ze dus ter dood worden gebracht. Het is dus evident dat “de aarde” die getroffen zal worden door de stok van zijn mond, datgene is wat ook wel bekend staat als “de aardse organisatie”.

Hoogstwaarschijnlijk zou niemand eraan twijfelen dat de volledige vernietiging van de gemeente van Christus een angstaanjagende, ondubbelzinnige uiting van goddelijke toorn zal zijn. Degenen die over zullen blijven na de vurige zuivering, ook wel bekend als ‘het overblijfsel’, zullen redding ontvangen in de vorm van hun verzegeling waarop zij zullen worden verzameld in het Koninkrijk van God. Daarom wordt in het laatste vers van Jesaja 12 het overblijfsel beschreven als “inwoners van Sion”. Dat ligt ook volledig in harmonie met het 14de hoofdstuk van Openbaring, dat openbaart dat de 144.000 heiligen die van de aarde zijn gekocht, samen met Christus (het Lam) op de berg Sion zullen staan.

Behalve het voorgaande zullen deze 144.000 allemaal spelen op harpen en het geluid zal klinken als zware donder. Het zal een nieuw lied zijn. Een lied dat alleen de 144.000 zullen kunnen beheersen.

Ook hoofdstuk 12 van Jesaja beschrijft iets soortgelijks: Zing lofzangen voor Jehovah, want hij heeft indrukwekkende dingen gedaan. Laat dat overal op aarde bekendgemaakt worden. Jubel en juich, inwoner van Sion, want de Heilige van Israël is groot in jullie midden.

Er is daarnaast nog een andere parallel. Het veertiende hoofdstuk van Openbaring onthult dat nadat de 144.000 in Sion verzameld zullen zijn (waarvan sommigen door middel van de eerste opstanding en het overblijfsel door middel van de verzegeling), een engel die in het midden van de hemel vliegt, eeuwig goed nieuws verkondigt aan de wereld. De aankondiging luidt: “Heb ontzag voor God en geef hem eer, want het uur van oordeel door hem is gekomen. Aanbid daarom hem die de hemel, de aarde, de zee en de waterbronnen heeft gemaakt.” (Openbaring 14:7)

Het feit dat het overblijfsel zich op dat moment fysiek op de aarde bevindt, ook al behoren zij tot de 144.000 die met Christus op de berg Sion zullen staan, blijkt duidelijk uit wat er in Openbaring 14:13 staat: En ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: ‘Schrijf op: gelukkig zijn vanaf nu de doden die in eendracht met de Heer sterven. Ja, zegt de geest, laat ze rusten van hun harde werk, want de dingen die ze hebben gedaan, gaan met hen mee. Zoals de apostel Paulus aangaf, begint de eerste opstanding tijdens de parousia (Tweede Komst van Christus), aangezien de levenden die het zullen overleven niet zullen slapen in de dood maar direct zullen transformeren in een oogwenk. Daarnaast bevestigen zowel Paulus als Openbaring dat het overblijfsel uit 7.000 personen zal bestaan.

We zouden niet moeten veronderstellen dat het eeuwige goede nieuws dat door de engel wordt verkondigd een weerspiegeling vormt van de boodschap van het Wachttorengenootschap. Hoe kunnen we dit zeker weten? Omdat onmiddellijk daarop een andere engel de waarschuwing verkondigt: “Als iemand het wilde beest en zijn beeld aanbidt en een merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand krijgt, zal hij ook drinken van de wijn van Gods woede, die onverdund in de beker van Zijn woede is ingeschonken…. ” (vers 9,10)

Het merkteken 666 van het beest betreft het oordeel dat zal plaatsvinden nadat de grote verdrukking zal worden verkort waarna het beest op wonderbaarlijke wijze weer tot leven zal komen en leven zal geven aan het beeld. Alles wat het Wachttorengenootschap tot op de dag van vandaag leert over deze zaken blijkt simpelweg niet te kloppen. Het feit dat Jehovah’s Getuigen door de zogenaamde getrouwe slaaf zo grondig zijn misleid door te geloven dat het Koninkrijk al sinds 1914 aan de macht is, evenals het feit dat er aan deze doctrine nog vele andere leugens verbonden zijn, vormt zonder enige twijfel genoeg reden voor Jehovah om woedend te zijn.

Het eeuwige goede nieuws dat de engel nog zal moeten verkondigen zal de ware boodschap zijn waarmee zal worden bevestigd dat het Koninkrijk daadwerkelijk aan de macht is gekomen. Vanaf dat moment zullen de verzegelde zonen van het Koninkrijk – de broeders van Christus – zo helder schijnen als de zon, wat wordt weerspiegeld door de woorden in Jesaja 12: 2: “God is mijn redding. Ik ben vol vertrouwen en heb geen angst, want Jah Jehovah is mijn sterkte en mijn macht, en hij is mijn redding geworden.”