Iemand stuurde me onlangs een pdf van uw nieuwe boek – “Mijn geliefde religie en het Besturende Lichaam”. Ik maak van de gelegenheid gebruik om op een deel ervan te reageren wat betrekking heeft op de bestemde tijden van de natiën. Aangezien u in wezen voortborduurt op de lang gekoesterde uitlegging van de Wachttoren-organisatie over de zogenaamde tijden der heidenen, betreft het in feite ook een reactie op het Wachttorengenootschap evenals Jehovah’s Getuigen in algemene zin.
Ik heb door de jaren heen ook al aardig wat over het onderwerp geschreven, waarvan ik het vermoeden heb dat u daar ook tot op zekere hoogte mee bekend bent, aangezien een deel van uw presentatie een weerlegging lijkt te zijn van een kenmerkend deel van mijn eigen werk wat niet behoort tot de categorie van algemene bezwaren waar Jehovah’s Getuigen mee zouden komen wat te maken heeft met het voor de hand liggende feit dat Jezus sprak over een toekomstige verwoesting en verteding van Jeruzalem door de natiën en niet over wat er plaatsvond toen Babylon Jeruzalem verwoestte.
Op pagina 51 bij de tussenkop “Het begin van de vertreding” gaat u tot het uiterste om de uitdrukking “Jeruzalem zal worden vertreden” te ontleden waarbij u beweert dat Jezus het hier had over een voortdurende vertreding die zogenaamd eeuwen eerder al was begonnen. Een ‘perifraïstische toekomst’, werkelijk?
De opmerking van Jezus over de verwoesting van Jeruzalem was een antwoord op de specifieke vraag van de apostelen, die werd ingegeven door wat Jezus een paar dagen eerder zei over het omverwerpen van de tempel waarbij er geen enkele steen op de andere steen zal blijven staan. De verklaring van Jezus verbaasde de apostelen duidelijk. Ze verkeerden ook in de waanvoorstelling dat Jeruzalem iets permanents zou zijn. Ze dachten namelijk dat Jezus op een troon zou gaan zitten in de letterlijke stad. Echter geloofden ze Jezus en daarom ondervroegen ze hem persoonlijk verder door hem te vragen: “Vertel ons, wanneer zullen deze dingen zijn?”
Redelijkerwijs zou het vertreden van Jeruzalem een vervolg zijn op haar verwoesting. Het staat vast dat de apostelen op dat moment zeker niet gedacht konden hebben dat Jeruzalem op dat moment al verwoest en verlaten was. De apostelen vroegen immers niet: wanneer zijn deze dingen gebeurd? Integendeel, de heilige stad floreerde zelfs in die bewuste periode. Sinds de wederopbouw was de tempel opnieuw het centrum geworden van de aanbidding van Jehovah. In de tijd van Christus maakten Joden en proselieten jaarlijks pelgrimstochten naar de heilige stad vanuit alle natiën in de wijde omtrek.
Hoewel de Joden zich bevonden onder de bezetting van de Romeinse overheersers, kregen ze toch een aanzienlijke mate van autonomie toebedeeld en hadden ze volledige vrijheid om hun geliefde religie uit te oefenen. Zolang de Joden maar hun belastingen betaalden en niet rebelleerden, lieten de Romeinen ze met rust. Het feit dat de Romeinen de Joden toestonden om in overeenstemming met hun eigen gebruiken aanbidding te verrichten, moest dit het voor christenen gemakkelijk maken om te kunnen herkennen wanneer het walgelijke ding op de heilige plaats zou komen te staan.
De vraag rest dus: In welke zin werd Jeruzalem door de natiën onder de voet gelopen toen Jezus zijn ‘grote profetie’ uitsprak? Het moge duidelijk zijn dat Jeruzalem op dat moment op geen enkele wijze werd vertreden. Wat betekent het überhaupt om vertreden te worden? De woordenboekdefinitie stelt dat het betekent: om krachtig, ruw, verpletterend onder de voet vertrapt te worden.
Het is in dit geval ook niet nodig om oude manuscripten te raadplegen om de waarheid te kunnen onderscheiden. Moderne Bijbels volstaan hier prima. Als we refereren naar het gebruik van het woord “vertreden” in de Nieuwe Wereldvertaling, lijkt dit te wijzen op een weergave van volledige en totale overheersing. Dit voldoet nauwelijks aan een adequate beschrijving van de toestand waarin de Joodse staat zich op dat moment bevond ten tijde van Christus. Enkel het feit dat de Joden toen geen koning hadden uit Davids geslachtslijn, betekent nog niet dat ze onder de voeten van de natiën werden verpletterd.
Met betrekking tot de bestemde tijden voor de natiën om Jeruzalem te vertreden, geloven Jehovah’s Getuigen dat de zeven tijden van Daniël gelijk staan aan de bestemde tijden. Zorgvuldige bijbelonderzoekers zullen echter opmerken dat het vierde hoofdstuk van Daniël niet de uitdrukking “bestemde tijden” gebruikt maar wel “de zeven tijden”. Er bestaat hier geen enkele basis om een verbinding te leggen tussen deze 2 termen.
De Wachttoren-organisatie citeert routinematig het 21ste hoofdstuk van Ezechiël in relatie tot de komst van degene die het wettige recht heeft om op de troon plaats te nemen die door Zedekia werd achtergelaten. Wanneer kwam diegene? Kreeg Jezus pas in 1914 het wettige recht om op de troon plaats te nemen? Nee, Jezus verwierf het wettige recht op de troon van David al toen hij werd gedoopt. Zowel Maria als de adoptievader van Jezus kwamen voort uit Davids geslachtslijn. – Bij de geboorte werd dus aan deze kwalificatie voldaan. Toen Jezus vervolgens werd gezalfd door Gods heilige geest, werd hij de wettige erfgenaam van de troon. Op dat moment werd dus ook de 2de Psalm vervuld: “Hij zei tegen mij: ‘Jij bent mijn zoon, vandaag ben ik je vader geworden. Vraag het mij en ik geef je volken als erfdeel en de einden van de aarde als bezit.”
Jehovah verifieerde zijn benoeming van Jezus als koning toen Jezus op een ezel Jeruzalem binnenreed en werd geprezen als de koning van Israël. Dit was in vervulling van Zacharia 9: 9, waar staat: “Juich in triomf, dochter Jeruzalem. Kijk! Je koning komt naar je toe. Hij is rechtvaardig en brengt redding, hij is nederig en rijdt op een ezel, op een veulen, het jong van een ezelin.” Dit vormde een hele belangrijke gebeurtenis. Hoewel de Joodse leiders Jezus niet erkenden als de aangestelde koning, deed Jehovah dat wel. Daarom zei Jezus ook dat als het volk hem niet als koning zou begroeten, de stenen het zouden uitroepen.
Zelfs Pilatus, die door de Joden onder druk werd gezet om Jezus ter dood te veroordelen, beval een bord op de executiepaal te plaatsen met de tekst: “Dit is Jezus, de koning van de Joden.”
De redenering van het Wachttorengenootschap is dus onjuist. Jezus werd in 33 G.T. al koning. Dit was eveneens het moment dat Gods Koninkrijk tot stand kwam – Gods Koninkrijk betreft de gemeente van de eerstgeborene. Zegt de Schrift immers niet dat God personen in het Koninkrijk van zijn geliefde Zoon heeft overgebracht?
Hetgeen u zegt over Jeruzalem dat Gods Koninkrijk vertegenwoordigt, is correct. U maakt echter de fout door te veronderstellen dat het Koninkrijk in alle gevallen Gods regering vertegenwoordigt. Zoals reeds eerder vermeld, is voorafgaand aan zijn Tweede Komst de gemeente van Christus het Koninkrijk waarover Jezus als koning regeert. Tijdens de afsluitende oogst worden de engelen uitgezonden om alle mensen die wetteloosheid bedrijven uit zijn Koninkrijk te verwijderen evenals alle dingen die struikelblokken vormen. Het moge duidelijk zijn dat er binnen deze toekomstige wereldregering geen plaats zal zijn voor wetteloze personen of struikelblokken. Daarentegen bevinden zich vóór het einde van het samenstel wel ongelovige en slechte personen binnen de gemeente van Christus. Dit is niet veranderd sinds 1914 of tijdens enig moment daarna.
Het punt waarop u en het Wachttorengenootschap mank gaan en wat u beiden niet is gelukt om te onderscheiden, is dat de christelijke gemeente onafscheidelijk verbonden is met de oude stad Jeruzalem.
Christus gaf zijn discipelen specifiek de opdracht om in Jeruzalem te blijven totdat de beloofde geest over hen zou worden uitgestort. De discipelen gehoorzaamden de bevelen van hun Heer en tijdens Pentecost – 50 dagen nadat Jezus het nieuwe verbond had ingewijd – waren in het hart van Jeruzalem, in een bovenkamer, 120 discipelen aanwezig toen de heilige geest een miraculeuze demonstratie gaf van het feit dat de gemeente van de eerstgeborene vanaf dat moment een feit was geworden. Vervolgens spraken de apostelen dag en nacht in de tempel over Jezus. Zelfs jaren later bevonden de apostelen evenals de oudere mannen zich nog steeds binnen in hun hoofdkwartier in Jeruzalem, zelfs nadat een golf van vervolging erin resulteerde dat de anderen werden verdreven.
Een andere tekortkoming in de leer van het Wachttorengenootschap is het denkbeeld dat God het Judaïsme onmiddellijk had verworpen. Hoewel het klopt dat de nieuwe natie in 33 G.T. ontstond, werd het oude systeem van aanbidding slechts geleidelijk uitgefaseerd. De Joden die Jezus accepteerden, stopten niet onmiddellijk met het beoefenen van hun geliefde religie. Dat is ook de reden waarom de apostelen nog regelmatig in de tempel onderwezen. Paulus gaf onderricht in de synagogen in het hele Mediterrane gebied. Hij legde uit dat hij voor de Joden een Jood werd om zich op hen te kunnen beroepen. Dit wil zeggen dat hij de Joodse gebruiken praktiseerde. En verbazingwekkend genoeg bleek dat hoewel de apostel uit de natiën, zoals Paulus naar zichzelf verwees, op woeste wijze vocht tegen de judaïsten die niet-Joodse christenen probeerden te dwingen om Joodse tradities na te volgen, Paulus toch op bevel van de andere apostelen naar de tempel in Jeruzalem ging om offers te brengen om zo de geruchten de kop in te drukken dat hij een afvallige leer van Mozes zou verkondigen. In tegenstelling tot de leer van het Wachttoren-genootschap, beschouwden de apostelen de Joodse vorm van aanbidding niet als iets afvalligs.
De christenen wisten echter wel dat Jeruzalem op een gegeven moment zou worden verwoest en dat de tempel waarin ze onderrichtten, zou worden afgebroken. Daarom schreef Paulus ook zijn brief aan de Hebreeën, waarna bleek dat dit slechts een aantal jaren plaatsvond voordat het walgelijke ding stond waar het niet hoorde. Het was de intentie van de apostel Paulus om de Joodse christenen te helpen beseffen dat de oude vorm van aanbidding in Jeruzalem haar doel had gediend en dat deze verouderd was geraakt. Sterker nog, Paulus contrasteerde de stad Jeruzalem tegenover de komende hemelse stad en sloot af door middel van de volgende woorden: “Laten we dus naar hem toe gaan buiten het kamp en de schande dragen die hij heeft gedragen. We hebben hier toch geen blijvende stad en zien juist verlangend uit naar de toekomstige stad.” (Hebreeën 13: 13-14)
Minder dan een decennium nadat Paulus de brief aan de Hebreeën schreef, werd de stad Jeruzalem vertreden door Romeinse indringers en werd daarna volledig woest en verlaten.
Dit was echter de geschiedenis, maar hoe zit het dan met de parallel gedurende de tijd van het einde?
Het Wachttorengenootschap heeft lange tijd beweerd dat het symbolische Jeruzalem dat tijdens de grote verdrukking zal worden verwoest, de heidense christenheid is. Hun redenering omtrent deze stelling was dat de Joodse tempel onheilig was geworden en zo de kerken symboliseren. Echter hebben we in de bovenstaande tekst gezien dat de apostelen de tempel niet als iets onheiligs beschouwden en dat Jeruzalem de stad was van hun oorsprong en daarnaast ook nog eens hun uitvalsbasis bleef tot aan het moment dat het walgelijke ding zich openbaarde.
Het feit dat de christenen in Jeruzalem en in heel Judea door Christus waren geïnstrueerd om de stad te ontvluchten en deze niet opnieuw binnen te gaan wanneer ze het walgelijke ding op de heilige plaats zouden zien staan, betekent dat christenen die in de eindtijd leven op parallelle wijze ook over zullen moeten gaan tot het ondernemen van een levensreddende aktie, namelijk hun geliefde religie en plaats van aanbidding verlaten. Wanneer dit waar blijkt te zijn, waarom acht het leiderschap van Jehovah’s Getuigen het dan ook uitgesloten dat het “Jeruzalem” waarover Jezus zei dat het tijdens de verdrukking zou worden verwoest, de gemeente van Christus vertegenwoordigt?
In uw bespreking over profetische tijdsperioden gedurende het besluit legt u de volgende verklaring af:
“I have carefully studied the discussions of these time periods, and all of them seem to fit very well into the history of JW. However, we must always make the reservation that only half of the data—the time periods—occur in the Bible, and in finding the other half—the fulfillments—there is the possibility that we err.”
Vertaald naar het Nederlands:
“Ik heb de discussies over deze tijdsperioden zorgvuldig bestudeerd en ze lijken allemaal heel goed binnen de geschiedenis van Jehovah’s Getuigen te passen. We moeten echter wel altijd het voorbehoud maken dat slechts de helft van de gegevens – de tijdsperioden – in de Bijbel voorkomen, en om de andere helft te kunnen vinden – de vervullingen – bestaat er de mogelijkheid dat we ons hierin vergissen.”
U erkent tenminste dat er een mogelijkheid bestaat waarbij fouten worden gemaakt. Dat is een begin. In datzelfde gedeelte verwijst u echter naar de twee getuigen en de 42 maanden en beweert u dat u na een grondig onderzoek concludeert dat de interpretatie van het Wachttoren-genootschap correct is. Kunt u, aangezien u dit gelooft, uitleggen hoe het mogelijk kan zijn dat de twee symbolische getuigen zijn gedood? Welke aardverschuivende boodschap zouden zij hebben verkondigd waardoor de natiën zo vreselijk gekweld zouden zijn?
Om hier dieper op in te gaan: Aangezien Mozes en Elia in de Transfiguratie verschenen waarbij zij een intiem gesprek voerden met de verheerlijkte Christus, moeten deze twee profetische figuren die 42 maanden lang als getuigen dienen vanzelfsprekend verband houden met de parousia en in het bijzonder met de uitverkorenen die Christus zullen zien op dezelfde wijze als Petrus die een ooggetuige was van de Transfiguratie welke diende als een voorteken van de parousia. Aangezien de Bible Students geloofden dat de parousia al in 1874 begon, konden zij onmogelijk getuigen dat de parousia in 1914 was begonnen. En, niet geheel onbelangrijk, beweerde geen enkele Bijbelonderzoeker ooit Christus te hebben gezien. Hoe zou het zelfs maar mogelijk kunnen zijn om iets te zien wat onzichtbaar is?
Trouwens, waar bevinden de twee getuigen zich nu op dit moment? Volgens Openbaring gaat hun dood door middel van het beest aan het einde van hun speciale 42 maanden durende toewijzing onmiddellijk vooraf aan de gebeurtenis waarbij het Koninkrijk diegenen zal vernietigen die de aarde verderven.
Ik realiseer me maar al te goed dat het concept van een zichtbare aanwezigheid van Christus voor Jehovah’s Getuigen een vreemder idee is dan wanneer iemand zou beweren bezoek te hebben ontvangen van marsmannetjes, wat door hen beschouwd zou worden als iets wat geloofwaardiger is. Dit toont de kracht aan van indoctrinatie. Ik heb hier gesteld dat de parousia niet alleen nog niet is begonnen, maar ook dat deze niet onzichtbaar zal zijn en daarnaast ook dat de uitverkorenen Christus zullen zien zoals hij werkelijk is. Deze materie heb ik in talloze essays gepresenteerd evenals in het hoofdstuk “de Parousia” in het boek “Jehovah zelf is koning geworden”. Geen enkele Jehovah’s Getuige kan of zal ooit kunnen weerleggen wat ik hierin beweer. Het kan enkel worden genegeerd.
Interessant is dat in het elfde hoofdstuk van Openbaring ook wordt gesproken over het feit dat de heilige stad 42 maanden lang door de natiën wordt vertrapt – gedurende de periode dat de twee getuigen de wereld ter verantwoording roepen. Het blijft me verbazen dat mensen zoals u, die de Schrift nauwkeurig onderzoeken er maar niet in slagen om een parallel zien. U graaft zich diep in de veronderstelde linguïstische verbinding tussen de bestemde tijd dat de natiën Jeruzalem vertreden en de zeven tijden van Daniël en toch slaagt u er niet in de overduidelijk voor de hand liggende relatie te onderscheiden tussen de vastgestelde tijden wanneer Jeruzalem zou worden vertreden waarover Jezus sprak en de bestemde tijd van 42 maanden waarin de natiën de heilige stad en haar tempel vertrappen tijdens de veldtocht van de twee getuigen.
Om nog maar te zwijgen over de flagrante contradictie die het Wachttorengenootschap voorstaat, met hun argument dat de bestemde tijd voor de natiën om het Koninkrijk te vertrappen eindigde in 1914 en waarbij de natiën toch zogenaamd tijdens de Eerste Wereldoorlog weer opnieuw de symbolische heilige stad vertrapten. Ik schaam me gewoon voor hen.
U verwijst eveneens naar de profetie van Daniël omdat de lezer wordt aangemoedigd om onderscheidingsvermogen te hebben op basis van wat daarin staat geschreven. Het klopt dat er in Daniël specifieke verwijzingen staan naar het walgelijke ding, maar is dit nou het boek waar we moeten zoeken naar antwoorden over wat er precies vertreden wordt? Op eenzelfde wijze slaagt u er ook niet in om de relatie te onderscheiden tussen het vertreden van de heilige stad waar Jezus over sprak en de heilige stad die door de natiën wordt vertrapt gedurende de 42 maanden. Het lijkt erop dat u zich schijnbaar ook niet bewust bent van wat er in het achtste hoofdstuk van Daniël wordt gezegd over het vertrappen van de heilige plaats. Daniël 8:13 zegt in het bijzonder: “Hoelang zal het visioen duren over het vaste kenmerk en de overtreding die verwoesting veroorzaakt en over het vertrappen van de heilige plaats en het leger?”
Aangezien u het eens bent met de Wachttoren-organisatie, omarmt u kennelijk ook het belachelijke idee dat de heilige plaats tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Anglo-Amerikaanse duo in een woeste en verlaten plek werd veranderd en dat de heilige plaats door middel van enkele aanpassingen in het formele handvest van de Wachttoren-organisatie weer in de juiste staat zou zijn gebracht. Nogmaals, afgezien van de absurde gedachte dat God dergelijke onbenulligheden zou voorzeggen, spreekt dit ook nog eens de leerstellingen van het Wachttorengenootschap volledig tegen ten aanzien van de bestemde tijden der natiën om Gods heilige plaats te vertrappen, wat volgens hen in 1914 geëindigd zou zijn.
Het feit blijft overeind dat het Wachttorengenootschap een grote puinhoop heeft gemaakt van Gods profetische woord. Werkelijk niets met betrekking tot de Tweede Komst van Christus werd in 1914 vervuld, tenzij we natuurlijk rekening houden met het feit dat Paulus had voorzegd dat Satan een bedrieglijke invloed zou uitoefenen met als doel om een valse parousia (Tweede Komst) van Christus te promoten door het te laten lijken alsof de aanwezigheid van Christus reeds is begonnen en dat de dag van Jehovah al is aangebroken.
De bestemde tijden voor de natiën om Jeruzalem te vertrappen zijn nog niet vervuld. De vastgestelde tijd betreft 1260 dagen, met verschillende andere vergelijkbare periodes. Deze vastgestelde tijden beginnen op het moment wanneer Christus komt als een dief in de nacht en Satan wordt neergeworpen en wanneer hij zal beginnen om oorlog te voeren tegen de heiligen.
Gedurende deze chaotische tijd zal datgene dat momenteel dienst doet als Gods aardse organisatie worden vertrapt totdat de vastgestelde tijden voor de natiën zijn vervuld. En wanneer die vastgestelde tijden tot een einde zijn gekomen, zullen de natiën tevens niet meer bestaan.
Net zoals het oude Joodse geloofssysteem, zal ook uw geliefde religie verpletterd worden. Vanuit die verwoesting zullen de engelen de goedgekeurde zonen in het Koninkrijk oogsten en daarna zullen zij schijnen als de zon en zullen ze Satans wereld een laatste getuigenis geven. De Wachttoren-organisatie zal in dat werk geen enkele rol blijken te hebben. De organisatie zal op dat moment zijn doel hebben gediend en zal eveneens achterhaald zijn.
Onmiddellijk nadat Jezus was opgewekt, wat eveneens een voorbode was van zijn zichtbare aanwezigheid, begon hij zich op de ene na de andere plaats aan zijn discipelen te openbaren. Tijdens een bepaalde gelegenheid berispte hij hen streng omdat ze onverstandig en traag van geloof waren ten aanzien van alles wat de profeten hadden gesproken. Ik ben er zeker van dat Jehovah’s Getuigen, en vooral degenen die geroepen zijn, een soortgelijke berisping zullen ontvangen vanwege hun volslagen dwaasheid en hun weigering om de profeten te geloven wanneer Christus zich onder hen zal manifesteren.